Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Verordening voorzieningen raadsleden 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen raadsleden 2007
CiteertitelVerordening voorzieningen raadsleden 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpGemeenteblad 2006-197

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

16 pag. - Dit is de tekst van dit besluit zoals deze geldt met ingang van 25 december 2009, de datum van inwerkingtreding van wijziging 3

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikelen 95 en 97
  2. Rechtspositiebesluit raad- en commissieleden
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200701-01-2019Onbekend

14-12-2006

Gemeenteblad 2006-197

06GR3103, raadsstuk 2006-3103

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen raadsleden 2007

De Raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van het presidium van de gemeenteraad van

7 december 2006, 06GR3103, raadsstuk 2006-3103;

gelet op de artikelen 95 en 97 van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

Besluit:

vast te stellen de volgende Verordening voorzieningen raadsleden 2007.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    raadslid: het raadslid, niet zijnde wethouder;

  • b.

    vergoeding: de vergoeding die de raadsleden voor hun werkzaamheden ontvangen bedoeld in artikel 95 van de Gemeentewet;

  • c.

    onkostenvergoeding: de tegemoetkoming in de kosten die de raadsleden ontvangen bedoeld in artikel 95 van de Gemeentewet;

  • d.

    Rechtspositiebesluit: Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1.

    Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2.

    Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1.

    Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2.

    De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

  • 3.

    Als er van gemeentewege vorderingen openstaan op een raadslid, dan kunnen de betalingen van vergoedingen, zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3 van deze verordening verrekend worden met de openstaande vorderingen.

Artikel 5 Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2.

    Reiskosten van reizen buiten de gemeente, ten behoeve van de gemeente gemaakt, worden vergoed op de voet van het Reisbesluit binnenland en de Reisregeling binnenland, dan wel in het geval van reizen naar het buitenland op de voet van de Reisregeling buitenland.

  • 3.

    De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfkosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 4.

    De raad kent de vergoeding van kosten als bedoeld in dit artikel toe, op basis van een declaratie.

  • 5.

    De raad kan regels stellen ten aanzien van de wijze van declareren en de vereisten waaraan een declaratie dient te voldoen.

Artikel 6 Buitenlandse excursie of reis

  • 1.

    De raad kan een commissie of leden van de raad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De raad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3.

    De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

  • 4.

    De raad kan omtrent het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijke belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag bij de raad in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten, tot ten hoogste het budget bedoeld in het derde lid, komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

  • 3.

    De raad stelt jaarlijks een budget per raadslid vast voor de deelname aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden.

  • 4.

    De raad kan omtrent het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen.

Artikel 8 Computer en internetverbinding

  • 1.

    Aan het raadslid wordt voor de uitoefening van het raadslidmaatschap op aanvraag een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld, welke door hem geheel of nagenoeg geheel zakelijk dient te worden gebruikt.

  • 2.

    Op aanvraag vergoedt het college het raadslid de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste lid genoemde computerapparatuur.

  • 3.

    Het raadslid ondertekent voor bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 4.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 5.

    De raad stelt de hoogte van de kosten bedoeld in het derde lid vast.

Artikel 9 Kinderopvang

[vervallen]

Artikel 10 Spaarloonregeling en levensloopregeling

  • 1.

    Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

  • 2.

    Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de levensloopregeling, waarbij het Besluit Levensloopregeling (Gemeenteblad 2006-125) van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat de artikelen 7 en 9 lid 1, sub a van het Besluit Levensloopregeling niet van toepassing zijn.

Artikel 11 Fietsregeling

Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende fietsregeling.

Artikel 12 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

Op aanvraag verlaagt de raad de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 13 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1.

    In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2.

    In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 13a Ziektekostenvoorziening

  • 1.

    Aan het raadslid wordt een tegemoetkoming in de kosten van een zorgverzekering toegekend als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit van € 175,- per jaar.

  • 2.

    In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raa d is geweest, ontvangt hij de tegemoetkoming bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 3.

    De betaling van de tegemoetkoming bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 14 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de raad

  • 1.

    Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

Paragraaf 3 Secundaire voorzieningen

Artikel 15 Tijdelijke uitkering

  • 1.

    Een raadslid dat meer dan zes maanden aaneengesloten lid van de raad is geweest, ontvangt met ingang van de dag van zijn aftreden een tijdelijke uitkering van 80 procent van het op het moment van aftreden geldende bedrag van de vergoeding, voor de duur van:

    • a.

      negen maanden indien een raadslid op grond van artikel C4, tweede lid, van de Kieswet aftreedt;

    • b.

      zes maanden indien een raadslid op enig ander moment als bedoeld in artikel C4, tweede lid, van de Kieswet aftreedt.

  • 2.

    Geen recht op een tijdelijke uitkering bestaat indien een raadslid:

    • a.

      de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;

    • b.

      wederom als raadslid optreedt; of

    • c.

      door de raad, ex artikel 8 van de Kieswet, van zijn raadlidmaatschap vervallen is verklaard.

  • 3.

    De tijdelijke uitkering eindigt met ingang van de maand volgende op die waarop een raadslid:

    • a.

      de leeftijd van 65 jaar bereikt; of

    • b.

      overlijdt.

Artikel 16 Ouderdomspensioen, invaliditeit en overlijden

Het college sluit ten behoeve van de raadsleden één of meer collectieve verzekeringen af, waarbij wordt voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen en in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden.

Paragraaf 4 Tijdelijke vervanging raadsleden

Artikel 17 Raadslid aan wie tijdelijk ontslag is verleend

  • 1.

    Deze verordening, met uitzondering van de artikelen 3, eerste lid, 5, 6, 7 en 14, is van overeenkomstige toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

  • 2.

    Het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte ontvangt een onkostenvergoeding ter hoogte van de helft van het in artikel 3, eerste lid, bedoelde bedrag.

Artikel 18 Tijdelijk raadslid

Deze verordening, met uitzondering van de artikelen 7, tweede tot en met vierde lid, 10, 11, 15, 16 en 18, is van overeenkomstige toepassing op de vervanger van het raadslid dat op grond van artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 19 Tijdstip van in werking treden

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen raadsleden.

Artikel 20 Overgangsrecht

Op tijdelijke uitkeringen en pensioenuitkeringen die worden verstrekt op het moment van inwerkingtreding van onderhavige verordening, blijft de Verordening voorzieningen raadsleden van toepassing.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen raadsleden 2007.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2006.

De Griffier, De Voorzitter,

K.D. Handstede I.W. Opstelten

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 20 december 2006 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur ter inzage bij het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, ingang Rodezand 18, begane grond.

ALGEMENE TOELICHTING

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • -

    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

  • -

    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

  • -

    kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

  • -

    voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

  • -

    bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

  • -

    deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 14 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren:

  • -

    de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;

  • -

    de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

  • -

    de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikelen 3 Onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • -

    representatie;

  • -

    vakliteratuur;

  • -

    contributies, lidmaatschappen;

  • -

    telefoonkosten;

  • -

    bureaukosten, porti;

  • -

    zakelijke giften;

  • -

    bijdrage aan fractiekosten;

  • -

    ontvangsten thuis;

  • -

    excursies.

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen. De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld.

De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit raad- en commissieleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In artikelen 3 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum.

Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikel 5 Reis- en verblijfkosten

In dit artikel is voor raadsleden het recht op vergoeding van reiskosten geregeld voor zover het betreft reizen buiten de gemeentegrens ter uitvoering van een besluit van de raad. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2006: € 0,28 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2006 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Voor raads- en commissieleden kunnen verblijfkosten ook worden vergoed ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 6 Buitenlandse excursie of reis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden.

Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Ook gemeenteraden of raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden.

Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 8 Computer en internetverbinding

Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap wordt op aanvraag om niet een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar gesteld. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer en een fax. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het raadslid met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door het college vastgesteld.

De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in het rechtspositiebesluit voor raads- en commissieleden.

Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt.

De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van de gemeente. Hier is ervan uitgegaan dat de internetverbinding niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik is. De verstrekte vergoeding is dan ook belast. In 2001 is de hoogte van de bijdrage in de abonnementskosten vastgesteld op € 49,95 per maand, en ongewijzigd gebleven.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 9 Kinderopvang

Een goede kinderopvangvoorziening is belangrijk. Hierdoor wordt bevorderd dat raadsleden hun politieke werk goed kunnen combineren met het ouderschap. Vanaf 1 januari 2005 is er een wettelijke regeling (Wet kinderopvang). Aan deze wet kunnen ook raadsleden aanspraken ontlenen in de vorm van een (inkomensafhankelijke) rijksbijdrage. Het rechtspositiebesluit raad- en commissieleden maakt het mogelijk om hen ten laste van de gemeente in aanvulling op de rijksbijdrage een tegemoetkoming te verlenen in de kosten van noodzakelijke kinderopvang. Artikel 9 voorziet hierin. Daarin is geregeld dat voor raadsleden de voor het gemeentepersoneel geldende kinderopvangregeling van overeenkomstige toepassing is.

De gemeentelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang kan aan het raadslid dat heeft geopteerd voor de loonbelasting onbelast worden verstrekt. Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd zal de tegemoetkoming bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en kunnen de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikel 12 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie-Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 12 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

Artikel 13 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raads- lidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 13 van de verordening.

Artikel 14 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

In artikel 75 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding.

Artikel 15 Tijdelijke uitkering

In artikel 9 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wordt de mogelijkheid geboden dat de gemeenteraad bij verordening kan bepalen dat een lid van de raad met ingang van de dag van zijn aftreden een uitkering ten laste van de gemeente ontvangt. In het genoemde artikel zijn strikte voorwaarden genoemd waaraan de bepalingen in de verordening moeten voldoen zoals een maximumduur, een gemaximeerde hoogte en beëindiging van de uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd.

Artikel 16 Ouderdomspensioen, invaliditeit en overlijden

In artikel 10 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is de mogelijkheid opgenomen dat de raad bij verordening kan bepalen dat het college ten behoeve van de raad een of meer collectieve verzekeringen afsluit waarbij wordt voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen en in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden.

Artikel 17 Raadslid aan wie tijdelijk ontslag is verleend

 

Artikel 18 Tijdelijk raadslid

Het gaat steeds om een tijdelijke ontslag en een tijdelijke vervanging die beide eindigen van rechtswege na een periode van 16 weken. Het is niet mogelijk om korter dan 16 weken tijdelijk ontslag te nemen en te worden vervangen. Het is wel mogelijk langer dan 16 weken ontslag te nemen, maar dan steeds voor een nieuwe periode van 16 weken. Binnen één raadsperiode kan echter per lid niet meer dan drie maal gebruik worden gemaakt van het recht. Twee op elkaar aansluitende perioden van 16 weken tellen ook als twee perioden, zodat in de resterende zittingsduur nog maar één vervanging mogelijk is. Dat het niet vaker mogelijk is, heeft, zoals in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven, als reden dat dan eerder de vraag aan de orde is of er voldoende continuïteit aanwezig is voor de vervulling van - voor de gemeenten - het raadslidmaatschap. Het is toch het betrokken lid dat in eerste instantie is gekozen in de raad. De mogelijkheid moet dan ook in eerste instantie worden gezien als een tegemoetkoming aan het betrokken lid om bij zwangerschap en bevalling dan wel langdurige ziekte niet gehinderd te worden door de druk om onder deze omstandigheden toch bij het besluitvormingsproces aanwezig te moeten zijn.

Het gaat om een recht en niet om een verplichting. Met name voor raadsleden die bij zwangerschap en bevalling hiervan gebruik willen maken, is het, anders dan in het arbeidsproces, een vrijwillige keuze om van deze mogelijkheid gebruik te maken.

Procedure

De vervangingsmogelijkheid is neergelegd in een aantal wijzigingen van de Kieswet. Naast de procedurele bepalingen in de artikelen X10. X11 enX12 is nog een aantal wijzigingen aangebracht dat er toe leidt dat er een verschil wordt gemaakt tussen een definitieve ontslagname en een tijdelijke ontslagname.

Een raadslid dat wegens zwangerschap en bevalling tijdelijk ontslag wil nemen legt een overeenkomstig verzoek neer bij de voorzitter van de raad. Het verzoek bevat een datum die (ligt tussen ten hoogste zes en ten minste vier weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling. Ter onderbouwing daarvan wordt aan het verzoek een verklaring van een arts of verloskundige toegevoegd waaruit deze datum blijkt. De voorzitter van de raad verleent vervolgens het tijdelijk ontslag, tenzij het een verzoek betreft voor een periode geleden binnen een periode van zestien weken voor het einde van de zittingsduur van de raad.

Een raadslid dat wegens ziekte verhinderd is het raadslidmaatschap uit te oefenen, kan de voorzitter van de raad verzoeken hem tijdelijk ontslag te verlenen als uit de verklaring van een arts aannemelijk is dat hij de uitoefening van het lidmaatschap niet binnen acht weken zal kunnen hervatten. In dat geval gaat het tijdelijk ontslag in op de dag na de bekendmaking van de beslissing op het verzoek. Ook in dit geval geldt dat het verzoek niet wordt ingewilligd als het tijdstip waarop het verzoek wordt gedaan ligt binnen een periode van zestien weken voor het einde van de zittingsduur van de raad.

Het lidmaatschap van het lid aan wie tijdelijk ontslag is verleend, herleeft van rechtswege met ingang van de dag waarop zestien weken zijn verstreken sinds de dag van ingang van het tijdelijk ontslag.

Het is, als de gezondheidstoestand van het te vervangen raadslid dat noodzakelijk maakt, mogelijk aansluitend nogmaals een periode van 16 weken vervangen te worden. Er kan ten hoogste drie maal per zittingsperiode tijdelijk ontslag worden verleend.

Verkorte procedure

De voorzitter van de raad beslist op een verzoek tot tijdelijk ontslag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de veertiende dag na indiening van het verzoek. De beslissing op het verzoek tot tijdelijk ontslag onderwerp Vervanging raadsleden datum 3 november 2006 02/04 geschiedt in overeenstemming met de verklaring van de arts of verloskundige en bevat de dag van ingang van het ontslag. De voorzitter van de raad informeert onverwijld de voorzitter van het centraal stembureau over zijn beslissing een raadslid tijdelijk ontslag te verlenen.

Vervolgens benoemt de voorzitter van het centraal stembureau een vervanger voor de plaats die is opengevallen als gevolg van een tijdelijk ontslag. De hoofdstukken V en W van de Kieswet over het begin van het lidmaatschap en de opvolging zijn van toepassing, met dien verstande dat in afwijking van artikel V 2, eerste lid, de benoeming uiterlijk op de tiende dag na de dagtekening van de kennisgeving van benoeming wordt aangenomen.

Degene die als vervanger is benoemd, houdt op lid te zijn met ingang van de dag waarop zestien weken zijn verstreken sinds de dag van ingang van het tijdelijk ontslag. Een vervanger heeft de mogelijkheid tussentijds ontslag te nemen. In het geval dat de vervanger van het raadslid aan wie tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, voortijdig ontslag neemt, dan wel zelf wordt benoemd tot raadslid in een anderszins opengevallen plaats, benoemt de voorzitter van het centraal stembureau een nieuwe tijdelijke vervanger voor de resterende periode van het tijdelijk ontslag.

Artikel X 6 van de Kieswet dat bepaalt dat een raadslid in functie blijft totdat de geloofsbrieven van de opvolger zijn goedgekeurd, is niet van toepassing op een vervanger. Immers de vervanger is van rechtswege ontslag verleend met ingang van de dag volgende op die van de vervangingsperiode. Het raadslid dat vervangend werd, is met ingang van die dag van rechtswege weer in functie. Omdat het oorspronkelijke lidmaatschap weer herleeft, zijn voor diens terugkeer de benoemingsvoorwaarden die bij andere vacaturevervullingen wel van toepassing zijn niet aan de orde.

Rechtspositionele aspecten

Het tijdelijk ontslag wordt niet gelijkgesteld met aftreden. Het raadslid dat vervangen wordt, behoudt de raadsvergoeding en de helft van de onkostenvergoeding. Dat de onkostenvergoeding ten dele wordt voortgezet, heeft als reden dat aangegane verplichtingen zoals abonnementen blijven doorlopen. De vervanger ontvangt de volledige raadsvergoeding en de volledige onkostenvergoeding zoals die voor de betreffende gemeenteraad geldt.

Na afloop van de vervangingsperiode bestaat echter geen recht op een eventuele ontslaguitkering. Evenmin kan de vervanger aanspraak maken op een eventuele door de raad getroffen voorziening voor de opbouw van een ouderdomspensioen of een geldelijke voorziening bij invaliditeit en overlijden. Dat betekent dat de artikelen 9 en 10 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden niet van toepassing zijn op de vervanger. De overige artikelen (2 tot en met 8 en 11 tot en met 13) zijn wel van toepassing.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bereidt een wijziging voor het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden dat het bovenstaande regelt. Deze wijziging zal met terugwerkende kracht tot en met 11 oktober 2006 in werking treden. Het is nog niet bekend wanneer deze wijziging in het Staatsblad verschijnt. Dat neemt, gegeven de zekerheid van de terugwerkende kracht, echter niet weg dat het voorgaande al toegepast kan worden.