Organisatie | Leidschendam-Voorburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Drank- en Horecaverordening Leidschendam-Voorburg 2004 |
Citeertitel | Drank- en Horecaverordening Leidschendam-Voorburg 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Openbare orde |
Geen
Gemeentewet, art. 147, 149 en 174
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2004 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 25-11-2003 De Leidschendammer / De Voorburgse Courant 18-12-2003 | 2003/13056 |
gelezen het voorstel van het college d.d. ;
gelet op het bepaalde in artikel 4 en 23 van de Drank- en Horecaweten artikel 147,149,174van de Gemeentewet;
dat het in het kader van het alcoholmatigingsbeleid wenselijk is om in bepaalde inrichtingen het verstrekken van alcoholhoudende drank te beperken;
dat uit het oogpunt van ordelijk economisch verkeer, ongewenste mededinging voorkomen dient te worden;
gehoord de bevoegde inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid;
vast te stellen de navolgende Drank- en Horecaverordening Leidschendam-Voorburg 2004.
Paragraaf 1 Begripsbepalingen – Algemene bepalingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uigeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte;
1° de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, met uitzondering van bestuurders van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4 van de Wet;
2° de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend in een of meer inrichtingen;
3° de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van zodanig bedrijf in een inrichting;
Paragraaf 4 Vergunningvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen voorts een vergunning voor het horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid door middel van voorschrift uitsluitend laten gelden voor het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens de binnen de doelstelling van de betreffende instelling vallende activiteiten met een uitloop van maximaal één uur voor de aanvang tot één uur na afloop van die activiteiten.
Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Drank- en Horecaverordening 2000 blijven na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht, indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening een aanvraag om een verlof of ontheffing op grond van de Drank- en Horecaverordening 2000 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een verlof of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid, dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 9, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 9, tweede lid.
Op Leidschendamse inrichtingen die vallen onder artikel 3 van deze verordening en die in het bezit zijn van een rechtsgeldige vergunning voor het horecabedrijf is de beperking genoemd in dat artikel niet eerder van toepassing dan één jaar nadat de betreffende vergunning aan die bepaling is aangepast.
Op Leidschendamse inrichtingen die vallen onder artikel 7 van deze verordening en die in het bezit zijn van een rechtsgeldige vergunning voor het horecabedrijf zijn de voorschriften genoemd in dat artikel niet eerder van toepassing dan één jaar nadat de betreffende vergunning aan die bepaling is aangepast.