Organisatie | Asten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag Asten 2012 1e wijziging en bijbehorende toelichting |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag Asten 2012 1e wijziging en bijbehorende toelichting |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Toelichting
artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | Onbekend | 18-12-2012 Peelbelang 20-12-2012 | 12.12.04 |
Hoofdstuk 2: Recht op langdurigheidstoeslag
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 60 maanden (referteperiode) aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
Artikel 3 - Hoogte van de toeslag
Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolgde artikel 11 of artikel 13 eerste lid van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande oude zou gelden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten d.d. 18 december 2012.
De raad voornoemd,
de griffier,
mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans
de burgemeester,
mr. H.G. Vos
Op 1 januari 2009 is een wetsvoorstel inwerking getreden, waarmee de langdurigheidstoeslag werd gedecentraliseerd naar gemeenten (Kamerstuk 31 441; Stb 2008, 586 en Stb 2008, 592).
De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB). Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.
In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.
In artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:
“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.”
Personen van 65 jaar of ouder blijven uitgesloten van de langdurigheidstoeslag omdat gemeenten ten aanzien van hen reeds de mogelijkheid hebben om categoriale bijzondere bijstand te verlenen. Bovendien is het sociaal minimum voor ouderen hoger dan voor personen onder de 65 jaar waarbij dezelfde rechtvaardigingsgrond als voor de langdurigheidstoeslag geldt, namelijk het langdurig zijn aangewezen op een laag inkomen zonder de mogelijkheden om dit door middel van positieverbetering op de arbeidsmarkt te vergroten.
In artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
Op grond van artikel 8 eerste lid onderdeel d WWB dient dus de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en een laag inkomen zoals die in artikel 36 eerste lid WWB worden gebruikt.
In deze verordening is gekozen voor een invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen.
In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.