Organisatie | Baarn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Baarn 2013 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Baarn 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Huisvestingswet, artikel 2
Beleidsregels Huisvestingsverordening Baarn 2013
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 03-10-2013 | nieuwe regeling | 28-11-2012 | 12RV000060 |
Huisvestingsverordening Baarn 2013
De raad van de gemeente Baarn,
Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Baarn
Gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet,
Overwegende dat het gewenst is regels te stellen om tot een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de beschikbare woonruimte in de gemeente Baarn te komen,
Vast te stellen de volgende verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad in de gemeente Baarn.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
economische binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de regio te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van
iemand die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit één van de regiogemeenten. Dit wordt in ieder geval aangenomen het geval te zijn bij personen die ten minste 18 uur per week werken bij een werkgever in de regio, hetzij in vaste dienst, hetzij met een tijdelijk contract met de vooropgezette bedoeling van de werkgever dit om te zetten in een vast dienstverband, of bij minder dan 18 uren, ten minste een netto-inkomen op bijstandsniveau heeft.
Het tijdstip waarop de economische binding ingaat, is het tijdstip waarop schriftelijk aan de hand van respectievelijk een huur – of koopcontract of arbeidsovereenkomst, kan worden aangetoond dat
het dienstverband bij het bedrijf of de instelling binnen redelijke termijn zal ingaan.
ingezetene: degene die in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Baarn of één der andere gemeenten in de regio is opgenomen, en feitelijk in de gemeente Baarn of één der andere gemeenten in de regio feitelijk het hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte.
maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dit gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van:
HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE
Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:
zelfstandige woonruimte met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.
Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden
Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving
Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving
PARAGRAAF 2.3 HUISVESTINGSVERGUNNING
Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste
Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
De aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders via een daartoe bestemd formulier en gaat vergezeld van bewijsstukken waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders afdoende blijkt dat er een economische of maatschappelijke binding bestaat dan wel dat men behoort tot een van de in artikel 13c van de wet of de in artikel 6 van het besluit genoemde beschermde groepen of dat een vruchteloze aanbiedingsprocedure volgens artikel 2.3.5 heeft plaatsgevonden.
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
2.Het in het eerste lid, sub e, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het Besluit.
Artikel 2.3.4 Woningaanbieding
Burgemeester en wethouders kunnen woningen bestemd voor specifieke doelgroepen via nader aan te geven criteria aan woningzoekenden aanbieden. Burgemeester en wethouders worden in deze gevallen geadviseerd door de partijen die met de uitvoering van de woonruimteverdeling belast zijn en vertegenwoordigers van de bedoelde doelgroepen. Hierbij kan worden gedacht aan woningen:
Bij de toewijzing van aanleunwoningen (niet zijnde onzelfstandige woonruimte) geldt dat kandidaten met een medische urgentie voor wie verhuizing wordt aanbevolen op basis van de Wmo- zoals bedoeld in artikel 2.5.2, lid 3 sub B, tweede aandachtsstreepje- voorrang krijgen op andere urgente en reguliere woningzoekenden.
Artikel 2.3.5 Vruchteloze aanbieding
In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning voor het bewonen van een woonruimte altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 3 en 4 weergegeven procedure vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.
Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:
De in dit lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.
4.Voor huurwoningen geldt dat deze minimaal 1 maal, gedurende ten minste een week, conform artikel 2.3.4 ter verhuur dienen te zijn aangeboden alvorens een huisvestingsvergunning aan een volgens de criteria niet passend huishouden verstrekt kan worden.
Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:
De huisvestingsvergunning voor huurwoningen tot de huurprijsgrens wordt slechts verleend indien het inkomen van het huishouden niet hoger is dan de jaarlijks door de Rijksoverheid – op basis van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting, dan wel de Woningwet – vast te stellen inkomensgrens.
In afwijking van lid 1 t/m 4 geldt geen inkomensgrens voor personen die woonruimte betrekken op grond van een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 1 van het Zorgindicatiebesluit voor:
persoonlijke verzorging als bedoeld in artikel 4 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, verpleging als bedoeld in artikel 5 van dat besluit of begeleiding als bedoeld in artikel 6 van dat besluit, telkens met de leveringsvoorwaarde 'volgens afspraak en direct oproepbaar', 'voortdurend in de nabijheid' of '24 uur per dag aanwezig';
Woonruimte die volgens lid 5 worden toegewezen tellen niet mee voor de bepaling van de negentig procent zoals bedoeld in lid 2.
Artikel 2.4.2 Bezettings- en leeftijdsnormen
Een slaapkamer wordt beschouwd als slaapkamer wanneer deze een oppervlakte heeft van 5m2 of meer
Artikel 2.4.3 Bepaling volgorde toewijzing van huurwoningen
De rangordebepaling is als volgt:
in de gevallen waarin meerdere woningzoekenden met een urgentieverklaring hebben gereageerd vindt volgorde bepaling plaats aan de hand van de datum van afgifte van de urgentieverklaring. In geval waarin meerdere woningzoekenden een urgentieverklaring hebben met een gelijke datum van afgifte, vindt volgordebepaling plaats aan de hand van de inschrijfduur.
Artikel 2.4.4 Bepaling volgorde toewijzing van nieuwbouw koopwoningen
Bij de toewijzing van nieuwbouw koopwoningen – waarvoor een huisvestingsvergunning nodig is - kunnen burgemeester en wethouders, vooraf, - na overleg met de eigenaar/ontwikkelaar - prioriteitsvoorwaarden stellen.
Artikel 2.5.1 Urgentieverklaring
Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken, mits er sprake is van een dusdanige noodsituatie van de woningzoekende dat - in afwijking van de reguliere wachttijd - een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem noodzakelijk is.
Artikel 2.5.2 Urgent woningzoekenden
Sociaal geïndiceerden zijn ingezetenen van de subregio die in verband met sociale problemen in combinatie met omstandigheden in de huidige in de subregio gelegen woning dringend op korte termijn een andere woning nodig hebben. Alleen onder de navolgende genoemde omstandigheden wordt een sociale indicatie verleend:
Voor gevallen van “samenleving” worden de vermelde criteria, voor zover mogelijk, analoog toegepast. In deze situatie dient in plaats van een beschikking of voorlopige voorziening een convenant beëindiging samenleving te worden opgesteld door de notaris. Dit convenant moet zijn ondertekend door de notaris en beide ex-partners.
b Financiële problemen in relatie tot het wonen in de gemeente Baarn
Door vermindering van inkomen is aanvrager niet (meer) in staat zijn huidige huur- of koopwoning in de gemeente Baarn te betalen. Aanvrager is aangewezen op schuldhulpverlening, of dreigt daarop aangewezen te raken indien er niet kan worden bezuinigd op de woonlasten. Aanvrager dient dit aan te tonen door inzicht te geven in zijn financiële situatie. Er moet een redelijke kans zijn dat door het toekennen van urgentie een goedkopere woonruimte kan worden gevonden.
c Misdrijven in relatie tot wonen in de gemeente Baarn
Door misdrijven die in relatie staan tot wonen in de gemeente Baarn, zoals bedreiging of erger door ex-partner of buurtbewoners. De aanvrager heeft van het misdrijf melding en/of aangifte gedaan bij de politie en kan dit aantonen met kopieën van de aangifte, of een verklaring van de politie.
Woningzoekenden die na een opname weer een nieuwe start willen maken en die in verband met de opname in het verleden een zelfstandige woonruimte in de gemeente Baarn hebben vrijgemaakt. De aanvrager dient zelf aan te tonen dat hij/zij opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis, gevangenis of alcohol- en drugsverslavingskliniek.
Indien na het overlijden kinderen in de zelfstandige woonruimte achterblijven en hierdoor een niet passende situatie in de zin van paragraaf 2.4 ontstaat.
Van medische indicatie is sprake indien, op advies van een door burgemeester en wethouders in te schakelen onafhankelijk medisch adviesorgaan, is vastgesteld dat in afwijking van de reguliere wachttijd een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt noodzakelijk is, waarbij een relatie dient te bestaan tussen de medische problematiek en de huidige woonsituatie en er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen.
Huurders en eigenaar-bewoners van woningen in de gemeente Baarn die in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang, gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden, kunnen in aanmerking komen voor urgentie.
Burgemeester en wethouders kunnen bij verlening van de urgentie bepalen dat de betrokken bewoners na voltooiing van de werken eenmalig een vooraf te bepalen passend aanbod krijgen tot terugkeer in het ingrijpend verbeterde of nieuwgebouwde complex. Bewoners aan wie geen passend aanbod als bedoeld in paragraaf 2.4 kan worden geboden in het ingrijpend verbeterde dan wel nieuwgebouwde complex, krijgen een urgentieverklaring.
Artikel 2.5.3 Aanvraag en opvolging van een urgentieverklaring
De urgentieverklaring op sociale en medische gronden houdt het volgende in:
de mededeling dat indien aanvrager binnen twee maanden na afloop van de geldigheidsduur van de urgentieverklaring kan aantonen dat gedurende de geldigheidsduur van de urgentieverklaring geen passende woonruimte voor hem beschikbaar is gekomen, door burgemeester en wethouders eenmalig een passend aanbod wordt gedaan.
8.De urgentieverklaring op volkshuisvestelijke gronden houdt het volgende in:
In afwijking van lid 8, sub b worden de eisen van passendheid, zoals bedoeld in paragraaf 2.4, buiten werking gesteld indien het huishouden met een volkshuisvestelijke urgentie daardoor een woning zou moeten accepteren van een ander type of met minder slaapkamers dan zijn huidige woonruimte.
9.De toewijzing of afwijzing van een verzoek om urgentie wordt binnen 8 weken schriftelijk medegedeeld.
Artikel 2.5.4 Wijziging en intrekking
Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de afgegeven urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde urgentieverklaring, waarbij tevens wordt meegedeeld dat de voordien verstrekte urgentieverklaring is vervallen. Toepassing van dit lid heeft geen invloed op de termijn waarbinnen de urgentie verloopt.
PARAGRAAF 2.6 AFWIJKENDE BEPALINGEN VOOR BIJZONDERE WOONVORMEN
Artikel 2.6.1 Standplaatsen voor een woonwagen
In afwijking van het bepaalde in paragrafen 2.1 tot en met 2.5 zijn voor de aanbieding en toewijzing van standplaatsen voor woonwagens de regels van kracht zoals weergegeven in artikel 2.6.2 tot en met 2.6.8.
Artikel 2.6.2 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op de in de gemeente Baarn gerealiseerde en nog te realiseren standplaatsen van woonwagens.
Het is verboden om zonder huisvestingsvergunning van burgemeester en wethouders met een woonwagen een standplaats in gebruik te nemen of bezet te houden.
Artikel 2.6.4 Voorwaarden voor vergunningverlening
Om voor een huisvestingsvergunning in aanmerking te kunnen komen moet de standplaatszoekende voldoen aan de criteria zoals benoemd in artikel 2.3.3, lid 1, sub a, b en c.
Artikel 2.6.6 Vervallen van inschrijving
De inschrijving als gegadigde voor een standplaats vervalt indien:
Artikel 2.6.8 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
De aanvraag van een huisvestingsvergunning voor een standplaats dient conform het in artikel 2.3.2 van deze verordening bepaalde te geschieden.
PARAGRAAF 2.7 ORGANISATIE EN BEVOEGDHEDEN
Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten een aanvulling vormen op het geheel of delen van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van hun bevoegdheden krachtens hoofdstuk 2 te mandateren of machtiging te verlenen aan een door hen aan te wijzen functionaris, en/of aan de eigenaren of groep van eigenaren van woonruimte.
Artikel 2.7.4 Uitzonderingen op het niveau van een woningcomplex
HOOFDSTUK 3 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
PARAGRAAF 3.1 ONTTREKKING VAN WOONRUIMTE
Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimten, met uitzondering van woonruimte in een woon-zorgcomplex.
Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste
Artikel 3.1.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
Een onttrekkingsvergunning wordt verleend, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad naar het oordeel van burgemeester en wethouders groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend
Indien en voor zover de compensatie als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, is de aanvrager een financiële bijdrage verschuldigd. Voor de vaststelling van de hoogte van de financiële bijdrage wordt een tarief berekend van 10% van de waarde van de woning of het gedeelte van de woning die aan de woningvoorraad wordt onttrokken. Deze waarde is gebaseerd op de meeste recente beschikking ingevolge de Wet Waardering Onroerende Zaken die voor het betreffende pand van toepassing is.
Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:
Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle gebouwen, bevattende woonruimte, uitgezonderd nieuw te bouwen koopappartementen.
Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering splitsingsvergunning
vergunningsverlening te verbinden, voor zover deze zien op het veilig stellen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad, het voorkomen van belemmeringen voor beoogde stadsvernieuwing, dan wel het beschermen van de indeling of veilig stellen van de staat van onderhoud van het pand.
3.Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslissing op een aanvraag om splitsingsvergunning
aan te houden, indien van de vergunning slechts gebruik kan worden gemaakt na ontheffing van een bestemmingsplan, als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.
4. Lid 1, 2 en 3 van dit artikel worden toegepast binnen de voorwaarden zoals gesteld in artikel 12, 13 en 14 van het besluit.
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens hoofdstuk 3 te mandateren of machtiging te verlenen aan een door hen aan te wijzen functionaris.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening. Bij hun oordeel zullen zij zich uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 4.4 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Aanvragen van huisvestingsvergunningen, onttrekkingsvergunningen, splitsingsvergunningen, urgentieverklaringen en verzoeken tot inschrijving als woningzoekende of standplaatszoekende die zijn ingediend voor het in werking treden van de verordening en waarop ten tijde van het in werking treden van deze verordening nog niet is beslist worden behandeld op grond van de in deze verordening vervatte criteria, tenzij het voordien geldende recht voor de aanvrager gunstiger is.
Bij de behandeling van bezwaar- en beroepschriften op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarop ten tijde van het inwerkingtreden van deze verordening nog niet is beslist, gericht tegen enige beschikking die is genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vindt het bepaalde in het eerste lid van dit artikel overeenkomstige toepassing.
Deze verordening wordt aangehaald als Huisvestingsverordening Baarn 2013.
Toelichting op de Huisvestingsverordening Baarn 2013
Hieronder worden – waar nodig – artikelen uit de huisvestingsverordening nader toegelicht.
Hoofdstuk 2 verdeling van woonruimte
Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving
Lid 1: Het inschrijfnummer is in de praktijk bepalend voor de rangorde. Het inschrijfnummer bevat de datum van inschrijving en een getal. Bijvoorbeeld: bij twee inschrijvingen op 15 oktober 2012 worden dan de volgende inschrijfnummers toegekend: 151012.1 en 151012.2.
Lid 2: Pas na betaling van de leges kunnen woningzoekenden reageren op geadverteerde woningen. Dit geldt ook voor urgent woningzoekenden. Na het verkrijgen van een urgentieverklaring kunnen zij verzoeken te worden ingeschreven in het register van woningzoekenden. Pas na betaling van de leges kunnen zij op woningen reageren.
Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste
Lid 3: De huisvestingsvergunning valt niet onder de werking van de Dienstenrichtlijn. Op grond van artikel 2, tweede lid, sub j, van de Dienstenrichtlijn zijn sociale diensten betreffende sociale huisvesting expliciet van de werking van de Dienstenrichtlijn uitgesloten. De huisvestingsvergunning wordt verleend in het kader van een sociale dienst omdat zij wordt verleend met het oog op de sociale huisvesting. Onder sociale huisvesting wordt verstaan: de huisvesting voor achterstandsgroepen of sociaal kansarme groepen.
Voor de duidelijkheid kiezen wij er voor aan te geven dat de lex silencio positivo niet van toepassing is. Goedkope woningen zijn schaars in de gemeente Baarn. De vraag is groter dan het aanbod. De huisvestingsvergunning is bedoeld om een eerlijke verdeling goedkope woonruimte te realiseren. Een lex silencio positivo is niet wenselijk.
Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Lid 5: Voordeel van het vermelden van de namen der vergunninghouders op of bij de huisvestingsvergunning is, dat bij de kwesties van medehuurderschap voor de burgerlijke rechter helderheid over het publiekrechtelijke aspect van de huisvestingvergunning verschaft kan worden.
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
Lid 1: Het in sub a gehanteerde criterium van meerderjarigheid is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt onderdeel van het gewoonterecht in de volkshuisvesting.
Lid 1: De in artikel 13c van de Wet genoemde beschermde groepen zijn woningzoekenden:
die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.
De in artikel 6 van het Besluit genoemde groepen zijn:
Lid 2: Op basis van artikel 9 van het besluit is er geen voorrang voor urgenten:
Artikel 2.3.4 Woningaanbieding
Lid 3: Op basis van dit lid kunnen daarvoor geschikte woningen worden toegewezen aan personen die op basis van een WMO-indicatie moeten verhuizen.
Bij woningen die bestemd zijn voor noodopvang moet worden gedacht aan woonruimte waar personen in nood die dringend woonruimte behoeven tijdelijk kunnen verblijven.
De tekst van dit artikel is gelijk aan die van artikel 28 van de wet.
Lid 1: De gestelde inkomenseis komt voort uit wetgeving die aan toegelaten instellingen (woningcorporaties) worden gesteld. Zij zijn verplicht om jaarlijks aan te tonen dat zij maximaal 10% van hun vrijgekomen huurwoningen hebben verhuurd aan huishoudens met een belastbaar inkomen hoger dan een jaarlijks vast te stellen inkomensgrens (op 1 januari 2012 was deze € 34.085). Deze inkomensgrens komt voort uit de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting. Na vaststelling van wijzigingen in de Woningwet in de Eerste Kamer zal de inkomensgrens worden vastgesteld op basis van de Woningwet.
Lid 2: Bij het invullen van de 10% ruimte om woningen toe te wijzen aan huishoudens met een inkomen boven de inkomensgrens uit lid 1, wordt voorrang gegeven aan urgent woningzoekenden.
Lid 3: De verplichting om maximaal 10% van hun vrijgekomen huurwoningen aan huishoudens met een hoger inkomen toe te wijzen geldt alleen voor toegelaten instellingen (woningcorporaties). Daarom kan bij andere verhuurders onbeperkt worden afgeweken van de inkomensgrens.
Artikel 2.4.2Bezettings- en leeftijdsnormen
Lid 4: Dit lid wordt in ieder geval toegepast om bepaalde woningen met voorrang toe te wijzen aan jongeren (18 t/m 30 jaar) en senioren (vanaf 65 jaar). Woningen in de Woonmarkt kunnen gelabeld worden voor deze doelgroepen. Er wordt naar gestreefd om het aantal woningen per doelgroep te labelen naar evenredigheid. Indien bijvoorbeeld 35% van alle ingeschreven woningzoekenden 30 jaar of jonger is worden 35% van alle vrijkomende woningen in een kalenderjaar gelabeld voor jongeren. Per kalenderjaar worden de streefpercentages per doelgroep bepaald.
Wanneer er geen enkele woningzoekende in de leeftijdscategorie met voorrang reageert, wordt de woning toegewezen aan de woningzoekende die qua leeftijd het dichtste in de buurt komt. Bijvoorbeeld: wanneer er bij woningen met voorrang voor 65-plussers geen enkele 65-plusser reageert, dan wordt de woning toegewezen aan de oudste 65-minner die heeft gereageerd.
Artikel 2.5.2 Urgent woningzoekenden
Lid 1: Naast de urgente behoefte waarvan sprake moet zijn, dient de woningzoekende aannemelijk te maken zelf niet in staat te zijn, gezien het probleem, andere woonruimte vinden. Van betrokkene wordt verwacht eerst zelf naar een oplossing van het probleem gezocht te hebben alvorens een urgentie aan te vragen. Hierbij moet bijvoorbeeld worden onderzocht of betrokkene heeft gereageerd op woningen die via het aanbodsysteem worden aangeboden en of betrokkene zich heeft georiënteerd op de huur- of koopwoningenmarkt op de particuliere markt.
Artikel 2.5.2 Urgent woningzoekenden
Van medische urgentie is sprake wanneer het fysiek onmogelijk wordt in de huidige woning te blijven wonen. Er kan ook sprake zijn van medische urgentie als gevolg van de psychische gesteldheid van een woningzoekende. Een aanvraag wordt beoordeeld door een onafhankelijk medisch deskundige.
Artikel 2.5.3 Aanvraag en opvolging van een urgentieverklaring
Lid 9: Uitgangspunt is dat de passenheidseisen zoals beschreven in paragraaf 2.4 voor iedereen gelden. In het geval van volkshuisvestelijke urgentie is dit echter niet in alle gevallen redelijk. Voorkomen moet worden dat huishoudens onevenredig benadeeld worden wanneer hun huidige woning op initiatief van de gemeenten en/of de eigenaar van de woning in het algemeen belang wordt gesloopt of ingrijpend verbeterd. Daarom is in dit lid aangegeven dat huishoudens ten minste voor een met hun huidige woonruimte vergelijkbare woonruimte in aanmerking moeten kunnen komen. Hierbij wordt rekening gehouden met type (appartement of eengezinswoning) en het aantal slaapkamers van de huidige woonruimte. Huishoudens van wie de huidige woonruimte bijvoorbeeld een eengezinswoning met drie slaapkamers is, kunnen dus reageren woonruimte met dezelfde kenmerken. Ook wanneer zij volgens de passenheidseisen uit paragraaf 2.4 hiervoor niet in aanmerking komen.
Hoofdstuk 3 Wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad
Om te voorkomen dat ongecontroleerd woonruimte met andere woonruimte wordt samengevoegd, wordt onttrokken aan de woonfunctie, wordt omgezet in onzelfstandige eenheden of wordt gesplitst is dit hoofdstuk in de verordening opgenomen.
Hoofdstuk 4 verdere bepalingen
Lid 2: de tekst van artikel 75 van de wet luidt:
Lid 3: de tekst van artikel 77 luidt:
De toezichthouder is bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.