Organisatie | Ommen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Ommen 2013 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Ommen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 31-12-2020 | nieuwe regeling | 14-06-2012 Vechtdal Centraal, 27 juni 2012 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2. Reikwijdte verordening
De Raad stelt vast dat subsidie kan worden verstrekt voor de beleidsterreinen bij de volgende programma’s van de gemeentebegroting:
01 Interactief Ommen (Burger en Bestuur)
02 Duurzaam Ommen (Natuur en Milieu)
04 Bereikbaar Ommen (bereikbaarheid en verkeer)
05 Jeugdig Ommen (onderwijs en jeugd)
06 Leefbaar Ommen (wonen en werken)
Artikel 3. Bevoegdheid college
Het college kan voor de in artikel 2 bedoelde beleidsterreinen subsidieregelingen vaststellen waarin de verdeling van de subsidie en specifieke voorschriften per beleidsterrein worden omschreven. In deze regelingen kan, indien dit voor de specifieke aard van de betreffende subsidiecategorie noodzakelijk is, worden afgeweken van het bepaalde in deze verordening
HOOFDSTUK 5. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
De subsidieontvanger doet onmiddellijk melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de verplichtingen zal worden voldaan die aan de beschikking tot subsidieverlening zijn verbonden.
HOOFDSTUK 6. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 12. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro
Subsidies tot 5.000 euro worden door het college vastgesteld binnen 6 weken, na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 15. Vaststelling subsidie
Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling, en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.
HOOFDSTUK 7. OVERIGE BEPALINGEN
Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In de modelverordening van de VNG is geen verwijzing opgenomen naar de Algemene wet bestuursrecht. Het is wenselijk en ook gebruikelijk om in gemeentelijke verordeningen naar de meest relevante wetgeving te verwijzen.
Uitgaande van het VNG-model is er een indeling naar twee soorten subsidies:
Aanvullend op het VNG-model wordt de term “(meer)jaarlijkse” subsidie gebruikt. Dit sluit beter aan op het feit dat subsidies kunnen worden aangevraagd en toegekend voor zowel één jaar als voor meerdere jaren. Bij een aanvraag voor meerdere jaren volstaat één aanvraag. Dit voorkomt een jaarlijkse herhaling van de aanvraagprocedure. Daarentegen volstaat in de situatie van meerjaarlijkse subsidies een jaarlijkse tussenrapportage.
Volgens de Awb mogen subsidies slechts worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift (in dit geval een verordening) die regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Uitzondering hierop: subsidies mogen “rechtstreeks” worden verstrekt, dus zonder een verordening als onderlegger, als de begroting de subsidieontvanger vermeldt en ook het bedrag aangeeft waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. Dit is in onze gemeente geen bestaande praktijk (meer).
Dit artikel is dus de wettelijke basis voor het kunnen verstrekken van subsidies.
Deze verordening somt de subsidiabele activiteiten niet allemaal op; maar volstaat met verwijzing naar de programmabegroting die de gemeente hanteert.
Uitgangspunt van de verordening is dat het college bevoegd is te beslissen over:
De kaderstellende rol van de Raad komt met name tot uitdrukking in het budgetrecht ter gelegenheid van de vaststelling van kadernota, begroting e.a. De kaderstelling komt uiteraard ook tot uitdrukking in de vaststelling van de Algemene subsidieverordening.
Eventueel kan het college in voorkomende gevallen een beroep doen op artikel 4:34 Awb (begrotingsvoorbehoud) of in het kader van de subsidieprocedure richting aanvragers aangeven dat de raad een krediet beschikbaar dient te stellen.
Indien het college een subsidietoezegging/-verlening doet waarbij nog geen of ontoereikende middelen beschikbaar zijn, is het aan het college om separaat (via separaat voorstel, bestuursrapportage of begroting) bij de gemeenteraad daarvoor middelen te verkrijgen.
Het subsidieplafond is een bruikbaar instrument om “open einde financiering” tegen te gaan. De wet geeft aan dat de subsidieverordening daarvoor regels moet bevatten. Overschrijding van het subsidieplafond vormt een weigeringsgrond voor de beslissing op een aanvraag om subsidie.
Dit artikel legt vast dat het college, binnen de kaders van de door de raad vastgestelde begroting, kan besluiten tot het instellen van subsidieplafonds.
Artikel 5 In te dienen gegevens
Dit artikel geeft een overzicht van de in te dienen gegevens. Het college heeft de bevoegdheid om ook andere en/of minder gegevens te verlangen, afhankelijk wat het college nodig heeft om een beslissing op de aanvraag te kunnen nemen. In dit artikel zijn enkele algemene uitgangspunten voor het verlenen van subsidie vastgelegd.
De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend. Aanvullend daarop: een aanvraag kan ook digitaal mits het college hiervoor een digitaal aanvraagformulier beschikbaar heeft gesteld.
Als er geen afzonderlijke regel is gesteld, dan geldt voor eenmalige subsidies dat de aanvraag 6 weken voor de betreffende activiteit moeten worden ingediend en voor (meer)jaarlijkse subsidies een indieningdatum van 1 juni in het voorafgaande jaar.
De vorige subsidieverordening bevatte geen afhandelingtermijnen. Er wordt nu een afhandelingstermijn van 6 weken aangehouden. In de jurisprudentie wordt een afhandelingtermijn van 13 weken als redelijk beschouwd. Bij deze termijn is mede aangesloten met het oog op de wet Dwangsom en beroep. Op grond van deze wet kan een belanghebbende een dwangsom eisen i.g.v. een overschrijding van een door een bestuursorgaan zélf opgelegde termijn. Het betreft hier een maximale termijn; de praktijk is dat beslissingen sneller (kunnen) worden genomen.
Een aanvrager krijgt tijdig, dat wil zeggen vóór aanvang van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bericht over het wel of niet toekennen van de subsidie. Uitgangspunt hierbij is dat de aanvraag op tijd, volgens de aanvraagtermijn van 6 weken, is ingediend.
Artikel 8 Weigeringgronden subsidie
In dit artikel zijn weigeringgronden opgenomen die gelden voor alle subsidies. Deze weigeringgronden zijn een aanvulling op de weigeringgronden van artikel 4:35 Awb. Dit artikel 4:35 stelt dat de subsidie in ieder geval kan worden geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
Artikel 9 Tussentijdse rapportage
Met dit artikel kan bij vooral meerjaarlijkse subsidies, waarvoor nu slechts éénmaal een aanvraag hoeft te worden ingediend, gevraagd worden om een jaarlijkse tussenrapportage in te dienen. Daarnaast kunnen van belangrijke instellingen bij de (meer)jaarlijkse subsidies extra kwartaal- of halfjaarrapportages worden gevraagd.
Als een subsidieontvanger tussentijds verwacht de gesubsidieerde activiteiten niet te zullen uitvoeren of anderszins niet aan de verplichtingen te kunnen voldoen, dan is deze ontvanger verplicht dit onverwijld te melden aan het college.
Artikel 11 Overige verplichtingen subsidieontvanger
Artikel 12 t/m 14 Verantwoording
Bij de verantwoording van de subsidies is een onderscheid gemaakt in drie categorieën:
Deze indeling is ontleend aan de modelverordening van de VNG, die op haar beurt weer aansluit bij het rijksbrede subsidiekader met de bedoeling om regels te uniformeren en te vereenvoudigen.
Bij categorie 1 wordt de aanvraag in principe direct vastgesteld. Dit betekent in de praktijk, dat er geen verantwoording achteraf hoeft plaats te vinden tenzij dit expliciet anders is geregeld (artikel 12).
Voor categorie 2 volstaat een inhoudelijk verslag achteraf, waarna de subsidie definitief wordt vastgesteld. Tenzij expliciet andere afspraken zijn gemaakt ten aanzien van in te dienen bescheiden (artikel 13).
Categorie 3 vergt de meeste verantwoording, zowel inhoudelijk als financieel inclusief accountantsverklaring
Het college kan andere en/of minder bescheiden verlangen (artikel 14)
Artikel 15 Vaststelling subsidie
De vorige subsidieverordening bevatte geen beslistermijnen voor de vaststelling van subsidies. In de jurisprudentie wordt een afhandelingtermijn van 13 weken als redelijk beschouwd. Bij deze termijn is mede aangesloten met het oog op de wet Dwangsom en beroep. Op grond van deze wet kan een belanghebbende een dwangsom kan eisen i.g.v. een overschrijding van een door een bestuursorgaan zélf opgelegde termijn. Het betreft hier een maximale termijn; de praktijk is dat beslissingen sneller (kunnen) worden genomen.
Het derde lid regelt dat subsidie gelijktijdig kan worden verleend én vastgesteld. In enkele gevallen krijgt een subsidieontvanger meer dan € 5.000. Deze ontvanger zou dan in tegenstelling tot andere ontvangers op grond van artikel 15 achteraf alsnog een aanvraag tot vaststelling moeten indienen. Om dit laatste te voorkomen, kan het college bepaalde categorieën van subsidieontvangers van deze verplichting uit artikel 15 ontslaan, zoals de categorieën genoemd onder de toelichting bij artikel 6.
Het college kan in bijzondere gevallen en binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid één of meerdere artikelen buiten toepassing verklaren of daarvan afwijken. Dit vergt een nadere motivering in het besluit. De artikelen 1(begripsomschrijving), 2 (reikwijdte), 3 (bevoegdheid college) en 8 (weigeringgronden) zijn hiervan uitgesloten.