Organisatie | IJsselstein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag WWB 2012 |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag WWB 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Verordening Langdurigheidstoeslag WWB 2012 |
Geen
Artikel 8 Wet werk en bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2012 | 01-01-2012 | 24-12-2015 | ivm afschaffing terminologie huishoudinkomenstoets | 20-12-2012 Gemeenteblad 2012-20 | 2012/25698 |
Decentralisatie langdurigheidstoeslag
Op 1 januari 2009 is een wetsvoorstel in werking getreden, waarmee de langdurigheidstoeslag is gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke situaties en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.
In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.
Met ingang van 1 januari 2012 is deze verordening in technische zin aangepast. Het begrip gehuwden is vervangen door “gezin” conform de definitie van de WWB 2012. Omdat de huishoudinkomenstoets in de loop van 2012 weer is afgeschaft, is deze verordening opnieuw (uitsluitend in technisch opzicht) gewijzigd. De term “gezin” is vervangen door “gehuwden”.
In het nieuwe artikel 36, eerste lid van de Wet werk en bijstand is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:
“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heef en geen uitzicht op inkomensverbetering.”
In het nieuwe artikel 8 van de Wet werk en bijstand wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen.
De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een langdurig laag inkomen. Hiertoe is in de formulering van het nieuwe artikel 36 rekening gehouden. De gemeente IJsselstein heeft ervoor gekozen dat werkenden tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag behoren.
Tot 2009 was de hoogte van de toeslag wettelijk geregeld. Gemeente IJsselstein heeft na die tijd de bedragen conform 2009 vastgesteld, rekening houdend met een jaarlijkse indexering.
De huidige referte periode is drie jaar. Deze periode is gekozen omdat door het Nibud is aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden na 3 jaar minimaal zijn.
Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren, mits deze niet hoger is dan wettelijk maximum van 110%. In de verordening wordt de inkomensgrens op 100% van de bijstandsnorm bepaald. Waarbij marginale overschrijdingen van deze 100%-grens genegeerd dienen te worden. Indien deze grens hoger zou zijn valt dit niet te rijmen met de wettelijke uitsluiting voor langdurigheidstoeslag van personen van 65 jaar en ouder. Het inkomen van degenen die alleen AOW evt. aangevuld met bijstand hebben is slechts iets hoger dan de bijstandsnorm voor personen van 21 tot 65 jaar.
De langdurigheidstoeslag wordt voor een jaar toegekend en moet jaarlijks worden aangevraagd. De toeslag kan met terugwerkende kracht ineens voor meerdere jaren worden aangevraagd (CRvB 22 juli 2008, LJN:BD8937). In de memorie van Toelichting op het nieuwe artikel 36 WWB staat: “het kan zijn dat per 12 maanden meerdere malen langdurigheidstoeslag wordt verstrekt indien die verstrekking ziet op een recht dat in voorgaande jaren is ontstaan maar pas later is aangevraagd. Er geldt immers geen verjaringstermijn voor het aanvragen van de langdurigheidstoeslag”.
In het eerste lid worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen is gelijk aan 100% van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder en gehuwden).
Het is niet de bedoeling dat belanghebbende een periode waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft kan middelen met een periode waarin hij vanwege een uitsluitingsgrond, bijvoorbeeld detentie, geen recht op langdurigheidstoeslag had. Dit geldt overeenkomstig voor gehuwden waarvan een partner is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag.
In het derde lid worden studenten expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. In de Nota van toelichting bij het wetsontwerp geeft het kabinet aan door de zinsnede “geen uitzicht heeft op inkomensverbetering” in artikel 36 WWB wordt gewaarborgd dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag omdat deze groep een goed arbeidsmarktperspectief heeft met inkomensverbetering. Om te voorkomen dat elke aanvraag getoetst moet worden op inkomensverbetering wordt de groep van studenten uitgesloten.
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld en is de jaarlijkse indexering opgenomen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Deze verordening treedt niet in werking voor belanghebbende op wie krachtens artikel 78w van de wet de huishoudinkomenstoets nog van toepassing blijft. Hiertoe is in artikel 7 voorzien in een overgansbepaling.
Deze bepaling doelt met name op belanghebbenden waarvoor de bepalingen van de WWB zoals die luidde met ingang van 1 juli 2012 (inwerkingstreding huishoudinkomenstoets) gunstiger uitpakten. Voor deze belanghebbenden treedt de verordening niet eerder dan 1 januari 2013 in werking.
Deze verordening treedt niet in werking voor belanghebbende op wie krachtens artikel 78w van de wet de huishoudinkomenstoets nog van toepassing blijft. Deze bepaling doelt met name op belanghebbenden waarvoor de bepalingen van de WWB zoals die luidde met ingang van 1 juli 2012 (inwerkingstreding huishoudinkomenstoets) gunstiger uitpakten. Voor deze belanghebbenden treedt de verordening niet eerder dan 1 januari 2013 in werking.