Organisatie | Dronten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Mandaatbesluit OFGV |
Citeertitel | Mandaatbesluit OFGV |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | Onbekend | 11-12-2012 Onbekend | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten,
gelet op: afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;
de Algemene wet bestuursrecht, Wet openbaarheid van bestuur, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer,
de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen, de Ontgrondingenwet, de Wet Luchtvaart, de Wet hygiëne en veiligheid bad en zwemgelegenheden, de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012, Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Dronten;
de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet voor zover het gaat om toezicht en handhaving;
de bij bovengenoemde wetten behorende Amvb’s, circulaires en regelingen;
artikel 4, vierde lid van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek; de instemming van de directeur van de Omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek, op grond van artikel 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
Vast te stellen het MandaatbesluitOmgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek 2013
Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte
Het College machtigt de directeur om in voorkomende gevallen, voor zover het de in artikel 2, eerste lid genoemde bevoegdheden betreft, medewerkers van de OFGV die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, aan te wijzen om het College in rechte te vertegenwoordigen. Artikel 4. Machtiging
Tot de handelingen als bedoeld in het eerste lid behoren in ieder geval het doorzenden van correspondentie, het versturen van ontvangstbevestigingen, het verstrekken van inlichtingen anders dan op basis van de Wet openbaarheid van bestuur, het aanvragen van informatie bij bedrijven en andere overheden anders dan uit hoofde van de uitoefening van een wettelijke taak of bevoegdheid; het versturen van uitnodigingen voor bijeenkomsten en het opschorten van beslistermijnen.
De directeur informeert het College indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat gemeente en/of het College aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur tijdig alle benodigde informatie aan het College en voert hij overleg met het College. De directeur gaat pas over tot uitoefening van de bewuste bevoegdheid, nadat overleg met het College heeft plaatsgevonden.
Uit de ondertekening van de in mandaat danwel ondermandaat genomen besluiten moet blijken dat het namens het College is genomen.
In geval van afwezigheid van de directeur, kan het mandaat c.q. de machtiging worden uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger. De vervanging is van overeenkomstige toepassing op het ondermandaat en het in artikel 4, derde lid genoemde besluit.
Dit besluit wordt een jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. Artikel 11. InwerkingtredingDit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.
BIJLAGE BEHORENDE BIJ MANDAAT OFGV 2013
De in de bijlage genoemde bevoegdheden hebben betrekking op de in de aanhef bij het mandaat/machtigingenbesluit genoemde wetten en daarbij behorende regelingen,Amvb’s encirculaires, te weten:
- de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid bestuur, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de gemeentewet, de Provinciewet, de Ontgrondingenwet, de Wet Luchtvaart, de Wet hygiëne en veiligheid bad- en zwemgelegenheden, de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012, de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Dronten;
-de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet voor zover het gaat om toezicht en handhaving; - de bij bovengenoemde wetten behorende circulaires en regelingen;
CATEGORIE B. VERGUNNINGEN/ONTHEFFINGEN
CATEGORIE C. TOEZICHT/HANDHAVING
TOELICHTING BIJ MANDAAT OFGV 2013
De Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (hierna: OFGV) is door onder meer de gemeente Dronten opgericht met als doel een robuuste uitvoeringsorganisatie te vormen ten behoeve van een adequate uitvoering van omgevingstaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Het is de bedoeling dat de OFGV in opdracht van onder meer de gemeente Dronten deze taken op een effectieve en slagvaardige manier gaat uitvoeren. De effectiviteit en slagvaardigheid wordt vergroot wanneer het College aan de directeur van de OFGV de bevoegdheid toekennen om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten. Door vaststelling van het onderhavige mandaatbesluit OFGV 2013 (hierna: mandaatbesluit) wordt aan de directeur deze bevoegdheid toegekend.
In de Algemene wet bestuursrecht is een algemene regeling opgenomen over mandaat, en wel in afdeling 10.1.1. In artikel 10.1 van deze Algemene wet bestuursrecht wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (lees in casu: het College) besluiten te nemen. Met andere woorden: degene aan wie mandaat wordt verleend (= de gemandateerde) krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend. Het door de gemandateerde genomen besluit geldt dan ook als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische gevolgen als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Mandaat heeft alleen betrekking op het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In deze wet wordt onder besluit verstaan “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. Het gaat hier om typische overheidsbeslissingen, zoals het verlenen van een vergunning/ontheffing.
Het bestuursorgaan dat mandaat heeft verleend (= de mandaatgever) blijft volledig verantwoordelijk voor het besluit dat in mandaat is genomen. Daarom is in de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid opgenomen dat de mandaatgever de gemandateerde instructies kan geven waarmee de gemandateerde bij het uitoefenen van het mandaat rekening moet houden. In de praktijk hangt een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samen met : 1. het vertrouwen dat het bestuursorgaan heeft in de gemandateerde. 2.de competentie van de gemandateerde om in te schatten wanneer een besluit – dat in principe in mandaat mag worden genomen – in verband met politieke gevoeligheid ter besluitvorming aan het College moet worden voorgelegd. Bij het schrijven van onderhavige mandaatregeling is ervan uitgegaan dat dit vertrouwen en de benodigde competentie aanwezig zijn.
In onderhavig mandaat/machtigingenbesluit wordt niet alleen over mandaat gesproken maar ook over machtiging. De begrippen mandaat en machtiging hebben gemeen dat namens het College wordt gehandeld. Bij mandaat gaat het om het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat daarbij om het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen. Dit zijn typische overheidshandelingen zoals bijvoorbeeld het nemen van een besluit op een aanvraag om een vergunning en het verlenen van een ontheffing. Het gaat hierbij om rechtshandelingen die een burger niet kan verrichten. Daarnaast is het ook mogelijk om andere handelingen te verrichten, zoals feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen (bijvoorbeeld het kopen van een boek). Dit zijn handelingen die ook burgers kunnen verrichten. Wanneer een ander namens het College deze handelingen verricht, is geen sprake van mandaat maar van machtiging.
Gehanteerde uitgangspunten bij het opstellen van onderhavig mandaatbesluit
Bij het opstellen van een mandaatregeling moet een goede balans worden gevonden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet bij voortduring afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavig mandaatbesluit is getracht deze balans te vinden door hierin een algemeen kader aan te geven waarbinnen kan worden beoordeeld of een besluit in mandaat kan worden genomen of een handeling op grond van een verleende machtiging kan worden verricht. In de bij dit mandaatbesluit behorende bijlage wordt concreet aangegeven op welk soort besluiten het mandaat, betrekking heeft en op welk soort handelingen de machtiging.
In dit artikel worden veel gebruikte begrippen uitgelegd.
Dit artikel regelt de mandaatverlening aan de directeur van de OFGV. De bevoegdheden die door de directeur in mandaat mogen worden uitgeoefend zijn vermeld in de bijlage die bij dit mandaat/machtigingenbesluit behoort.
Het verleende mandaat ziet zowel op het namens het College nemen van besluiten als op het namens het College ondertekenen van besluiten.
Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte
In dit artikel is aangegeven dat de directeur medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, kan aanwijzen om het College in rechte te vertegenwoordigen. Dit artikel is algemeen geformuleerd. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.
In dit artikel wordt de directeur door het College gemachtigd om namens hen feitelijke handelingen te verrichten. In het tweede lid worden een aantal voorbeelden genoemd.
Artikel 5.Voorwaarden mandaat en machtiging
In dit artikel worden de voorwaarden genoemd waaraan de directeur zich bij het uitoefenen van het mandaat danwel de machtiging dient te houden.
In dit artikel is geregeld dat de directeur het college op de hoogte stelt van politiekgevoelige besluitvorming. De directeur voert hierover overleg met het college. Het College kan zich bij dit overleg laten vertegenwoordigen door de portefeuillehouder (indien van toepassing.
Wanneer sprake is van politieke gevoeligheid worden de uitkomsten van dit overleg vastgelegd.
Omdat een efficiënte besluitvorming bij de OFGV te bevorderen, is het de directeur toegestaan om eenmaal ondermandaat te verlenen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen.
Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.
In dit artikel is de wijze van ondertekening van de in mandaat genomen besluiten geregeld.
Dit artikel regelt dat in geval van verhindering van de directeur zijn formele plaatsvervanger het mandaat dan wel de machtiging krijgt.
Omdat de OFGV een nieuwe organisatie is en moet groeien in haar rol, hecht het College er aan om de werking van de mandaat/machtigingenregeling na een jaar te evalueren. In het kader van deze evaluatie kan worden nagegaan of aanleiding bestaat het verleende mandaat uit te breiden.
Zowel in de aanhef van het mandaatbesluit als in de bijlage zelf is aangeven dat de bevoegdheden waarvoor mandaat is verleend, betrekking hebben op: - de Algemene wet bestuursrecht, Wet openbaarheid bestuur, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de gemeentewet, de Provinciewet, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Ontgrondingenwet, de Wet Luchtvaart, de Wet hygiene en veiligheid bad- en zwemgelegenheden, de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012, de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Dronten; - de Natuurbeschermingswet en de Flora-en faunawet voor zover het gaat om toezicht en handhaving en - de bij bovengenoemde wetten behorende circulaires en regelingen;
De bijlage is ingedeeld in een aantal categorieën: categorie A: algemeen
categorie B: vergunningverlening/ontheffingverlening
categorie C: toezicht/handhaving
Bij het opstellen van de bijlage is getracht een goede balans te vinden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet bij voortduring afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavige bijlage is getracht deze balans te vinden door te werken met categorieën van besluiten.
In de aanhef van de bijlage is voor de volledigheid aangegeven op welke wetten de in de bijlage genoemde bevoegdheden betrekking hebben.