Organisatie | Beverwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening 2006 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | APV |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2006 | 01-06-2013 | Onbekend | 16-02-2006 Onbekend | Raadsstuk 2006/493 |
De raad van de gemeente Beverwijk;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 januari 2006, nr. 2006/493 en het aanvullend voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 07 februari 2006;
gehoord de commissie Algemeen Bestuur, Veiligheid en Middelen d.d. 02 feburari 2006;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, Titel Va van de Wet op de kansspelen, het Speelautomatenbesluit, artikel 10.23, eerste lid van de Wet milieubeheer en artikel 5.2, vierde lid, van de Telecommunicatiewet;
Vast te stellen de volgende Algemene Plaatselijke Verordening 2006
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is naam- danwel persoonsgebonden.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Voorzover sprake is in deze verordening van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Hoofdstuk 2 Orde en veiligheid
Artikel 2.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel
2.4 (samenscholing en ongeregeldheden);
2.5 (hinderlijk gedrag op of aan de weg);
2.6 (hinderlijk drankgebruik);
2.7 (hinderlijk drugsgebruik);
2.8 (hinderlijk gedrag bij gebouwen);
2.9 (hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke gebouwen);
9.1.1 (voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg);
9.1.2 (aanleggen, beschadigen en veranderen van de weg);
9.1.4 (openen straatkolken en dergelijke);
Artikel 2.2 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2.4 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op de weg aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.5 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
Het is verboden in de nacht van vrijdag op zaterdag voor Pinksteren tussen 00.00 uur en 08.00 uur op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben artikelen als boter, eieren, meel, mayonaise, lijm en/of andere middelen met het kennelijke doel roerende en/of onroerende zaken te besmeuren of op andere wijze te beschadigen.
Artikel 2.7 Hinderlijk drugsgebruik
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg, strand of openbaar water, dan wel in een voor het publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.
Artikel 2.9 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.10 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.11 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden zich met een fiets, snor- of bromfiets te bevinden op een plaats waar een kermis, uitvoering, bijeenkomst, plechtigheid of ander evenement wordt gehouden.
Artikel 2.12 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Hoofdstuk 3 Evenementen en festiviteiten
Artikel 3.2 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder :
evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
activiteiten, niet zijnde free fight gala’s, kooigevechten of daarmee gelijk te stellen activiteiten, in gebouwen die in de eerste plaats gebruikt worden door cultureel-maatschappelijke instellingen, mits het gebruik past binnen de gebruiksvergunning en de activiteiten op basis van een jaarprogramma bij de burgemeester zijn aangemeld;
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3 dient een aanvraag om een vergunning ten behoeve van:
De burgemeester kan van de in onderdelen a. en b. vermelde termijnen afwijken of voor bijzondere terugkerende evenementen gelet op de benodigde voorbereidingstijd de uiterlijke datum van de aanvraag afzonderlijk bepalen.
Voor het op het evenemententerrein te verrichten activiteiten die op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening vergunningplichtig zijn, tijdens de duur van het evenement, geen afzonderlijke vergunning nodig, mits die activiteiten zijn vermeld in de evenementenvergunning als bedoel in het tweede lid.
Het is aan anderen dan de vergunninghouder verboden op het evenemententerrein activiteiten te verrichten, waarvoor krachtens enige gemeentelijke verordening vergunning is vereist en welke activiteiten zijn vermeld in de vergunning als bedoeld in het tweede lid, tenzij die anderen met de houder van de vergunning een overeenkomst hebben gesloten en zij zich jegens de vergunninghouder hebben verbonden de voorschriften en beperkingen, welke aan de vergunning zijn verbonden, in acht te nemen.
De vergunninghouder die een evenement organiseert of degene die er feitelijk de leiding bij heeft, is, indien de burgemeester een bevel geeft met het oog op het waarborgen van de in het vierde lid bedoelde belangen, verplicht daaraan gevolg te geven en, indien nodig, het evenement onmiddellijk te beëindigen, waarbij hij dan ook verplicht is ervoor te zorgen dat er geen publiek meer wordt toegelaten.
In dit artikel wordt verstaan onder buurtfeest: een voor bewoners van een buurt of één of meerdere straten in een buurt toegankelijke verrichting op het gebied van ontspanning, vertoning, vermaak, plechtigheid, tentoonstelling, festiviteit, cultuur, sport of promotie, waaraan geen vaste regelmaat is verbonden, een eenvoudige formule kent en voor die buurt, straat of straten in die buurt een intern gerichte uitstraling heeft en speciaal is georganiseerd ten behoeve van de bewoners van die buurt, staat of straten in die buurt.
Paragraaf 3 festiviteiten en inrichtingen
Artikel 3.7 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het voorschrift 1.5.1 uit de Bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 3.8 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin tegen vergoeding dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Het is de houder en de leidinggevende van een alcoholverstrekkend bedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 06.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 06.00 uur, met dien verstande dat het de houder en de leidinggevende niet is toegestaan na 02.00 uur nieuwe bezoekers toe te laten
Artikel 4.5 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 4.4 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
De burgemeester kan, als naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden of van bijzondere horecabedrijven, de krachtens artikel 4.4 gestelde tijden van sluiting van een horecabedrijf verkrappen, met dien verstande dat wat festiviteiten van een afzonderlijk horecabedrijf betreft, een maximum geldt van twaalf maal per jaar per horecabedrijf.
Onverminderd het bepaalde in artikel 9.1.1 kan het college in het belang van de openbare orde of het woon- en leefklimaat nadere regels stellen ten aanzien van terrassen bij horecabedrijven.
Hoofdstuk 5 speelautomatenhallen en speelgelegenheden
Afdeling 1 speelautomatenhallen
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middelijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
openbare weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot die wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
Artikel 5.1.3 Aanvraag van de exploitatievergunning
De houder dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 5.1.7 Aanwezigheid beheerder
Het is verboden, een speelautomatenhal voor het publiek geopend te hebben indien in het bedrijf geen leidinggevende(n) aanwezig is die als zodanig vermeld staat op de vergunning als bedoeld in artikel 5.1.2, eerste lid, voor dat bedrijf.
Artikel 5.1.8 Bepalingen over de vergunning
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid vervalt de vergunning, indien de rechtsopvolger van de houder niet binnen vier weken na de feitelijke overdracht van het horecabedrijf een aanvraag heeft ingediend voor een vergunning als bedoeld in artikel 5.1.2, eerste lid; als de aanvraag binnen deze termijn is ingediend, blijft de vergunning van kracht totdat op de aanvraag is beslist.
Artikel 5.2.2 Exploitatie van een speelgelegenheid
Het eerste lid is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden, het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, waar gelegenheid wordt gegeven te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen of waar gelegenheid wordt gegeven tot de in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen omschreven handeling;
Artikel 5.2.4 Overdraagbaarheid vergunning
De vergunning is niet overdraagbaar en gebonden aan de speelgelegenheid waarvoor zij is verleend.
Artikel 5.2.5 Eisen aan de exploitant en de beheerder
De exploitant en de beheerder van een speelgelegenheid:
Artikel 5.2.9 Gronden voor intrekking vergunning
De Burgemeester kan de vergunning voor een speelgelegenheid intrekken, indien:
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Artikel 6.2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Met het oog op de in artikel 6.11 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
Artikel 6.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Paragraaf 4: Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 6.11, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7.3 Intrekken of wijzigen van de ontheffing
Het college kan een ontheffing intrekken of wijzigen indien:
Artikel 7.7 Verbod straatverkoop bepaalde goederen op zon en feestdagen
Het college kan bepalen dat de vrijstelling genoemd in artikel 12 van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet niet geldt voor de gehele gemeente of voor een of meer delen van de gemeente.
Hoofdstuk 8 Nachtverblijf, heling en vuurwerk
Artikel 8.1.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 8.1.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 2 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 8.2.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 8.2.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 8.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Hoofdstuk 9 Beheer openbare ruimte
Artikel 9.1.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn;
Artikel 9.1.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde afdeling 2 van dit hoofdstuk van deze verordening.
Artikel 9.1.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 9.1.5 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 9.1.6 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 9.1.7 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 9.1.10 (Omgevings)vergunning voor het maken of voeren van handelsreclame
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Artikel 9.2.2 Tijdstip van melding van voorgenomen werkzaamheden
Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt in ieder geval acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het college.
Artikel 9.2.3 Melding werkzaamheden
Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.
Artikel 9.2.4 Voorschriften en beperkingen bij instemming
Ter bescherming van de belangen als genoemd in het eerste lid, kan het college in ieder geval aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en geleidingen, en een zekerheidsstelling voor de nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en beperkingen aan het instemmingsbesluit.
Artikel 9.2.5 Zakelijk karakter instemmingsbesluit
Indien de kabel wordt overgedragen aan een nieuwe aanbieder gaan de rechten en plichten die betrekking hebben op de kabel van de oude aanbieder over op de nieuwe aanbieder.
Artikel 9.2.6 Melding wijziging
De aanbieder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of het feit dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in of op openbare gronden.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Openbare ruimte: alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of paden, pleinen, plaatsen, plantsoenen, bruggen, viaducten, knooppunten of daarmee vergelijkbare plaatsen of constructies en alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede daarin begrepen alle bouwwerken die daar deel van uitmaken.
Artikel 9.3.5 Gedoogplicht naamborden
Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met straatnamen en verwijsborden aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Hoofdstuk 10 markten en overige straathandel
Artikel 10.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Paragraaf 2 Bepalingen over het aanvragen en verlenen van de vergunning
Artikel 10.1.8 Vergunning voor innemen standplaats
Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.
Artikel 10.1.9 Toewijzing standplaatsen
Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats.
Artikel 10.1.10 De vergunningaanvraag
Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
Artikel 10.1.12 Inhoud vergunning
Indien een vaste plaats kan worden toegewezen, verleent het college een vergunning waarin in ieder geval is bepaald:
Artikel 10.1.13 Inschrijving op de anciënniteitslijst
Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst ingeschreven. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld welke artikelen de vergunninghouder mag verhandelen.
Artikel 10.1.15 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst
De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:
Artikel 10.1.16 Volgorde toewijzing vasate plaatsen
Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste plaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de plaats achtereenvolgens toegewezen aan:
Artikel 10.1.17 Overschrijving vergunning
Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder vergunning voor een vaste plaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.
Paragraaf 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats
Artikel 10.1.21 Aantal keren innemen standplaats
De vergunninghouder van een vaste plaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en ten minste tienmaal per dertien weken zijn plaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10.1.22 en 10.1.23.
De vergunninghouder aan wie de vergunning is verleend geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen dient aan de voorzijde van zijn standplaats minimaal twee afvalbakken te plaatsen
Artikel 10.1.30 Intrekking vergunning en schorsing
Het college kan een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:
Artikel 10.1.31 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:
Afdeling 2 Overige straathandel
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven dan wel diensten aan te bieden.
Artikel 10.2.2 Standplaatsen buiten de markt
Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het vijfde lid, tot de dag waarop de beslissing over de Wet-milieubeheervergunningaanvraag is genomen.
Hoofdstuk 11 bescherming van het leefmilieu
Het verbod geldt niet, voor zover artikel 14.5, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
Artikel 11.1.6 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 11.1.8 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels:
Artikel 11.1.10 Crossterreinen
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Afdeling 2: Het bewaren van houtopstanden
Artikel 11.2.2 (Omgevings)vergunning voor het vellen van houtopstanden
Het eerste lid is niet van toepassing op houtopstanden in niet-openbare tuinen of niet-openbare erven tenzij het college de betreffende houtopstand, de betreffende niet-openbare tuin of niet-openbare erf heeft aangewezen als houtopstand , niet-openbare tuin of niet-openbaar erf ten aanzien waarvan het eerste lid onverkort van toepassing blijft.
Artikel 11.2.4 Weigeringsgronden
De vergunning kan in elk geval worden geweigerd op grond van:
Artikel 11.2.5 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschrift kan behoren dat het voorschrift dat eerst tot het vellen of doen vellen mag worden overgegaan indien andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk zijn geworden en/of de financiële voortgang van werken voldoende is gewaarborgd.
Artikel 11.2.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door zijn te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 11.2.7 Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 11.2.2, artikel 11.2.4 of artikel 11.2.6, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 11.2.8 Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Paragraaf 1. Begripsomschrijvingen
Artikel 12.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
grof huisafval: huishoudelijke afvalstoffen die te groot en/of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst aan te bieden, met uitzondering van (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur, bouw- en sloopafval (zoals keukenblokken, sanitair en losse planken), autobanden en – onderdelen, alle tuinafval, asbest, chemisch afval (KCA), glas, textiel, papier en karton.
zwerfafval: afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen (zoals blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes, sigarettenpeuken kauwgomresten, kranten, folders en tissues).
Paragraaf 3 Inzameling van afvalstoffen.
Artikel 12.3.4 ophaaldagen huishoudelijk afval
Het is verboden op een door het college ten behoeve van het door de inzameldienst inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan op de door het college aangewezen dagen van inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
Paragraaf 4 Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 12.4.2 Het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen op afroep overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst.
Artikel 12.4.3 Aangewezen inzamelmiddel
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen anders aan de inzameldienst over te dragen of ter inzameling aan te bieden dan:
Artikel 12.4.4 Wijze van overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval en inzamelmiddelen
Het overdragen of het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in inzamelmiddelen moet ordelijk geschieden door plaatsing daarvan, op een krachtens artikel 12.3.1, derde lid, vastgestelde inzameldag, op de daarvoor door het college van burgemeester en wethouders aangewezen clusterplaats.
Artikel 12.4.7 Verbod wijze en plaatsen huishoudelijke afvalstoffen
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijzen en plaatsen achter te laten dan bij of deze paragraaf is bepaald.
Artikel 12.4.8 Verwijdering inzamelmiddel
De houder van een inzamelmiddel moet ervoor zorgen dat dit inzamelmiddel zo spoedig mogelijk na lediging door de inzameldienst, doch uiterlijk op het eind van een krachtens artikel 12.3.1, derde lid, vastgestelde inzameldag, van de weg is verwijderd.
Artikel 12.4.10 Aangewezen plaats
Indien krachtens artikel 10.26, eerste lid onder c en artikel 10.27 van de wet een plaats binnen de gemeente is aangewezen, waar in voldoende mate gelegenheid geboden wordt huishoudelijke afvalstoffen achter te laten, stelt het college van burgemeester en wethouders de dagen, tijden en wijzen vast waarop dit kan geschieden.
Paragraaf 5 Het zich afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën van huishoudelijke afvalstoffen (gescheiden inzameling).
Artikel 12.5.1 Afzonderlijk overdragen of ter inzameling aanbieden van bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 12.5.2 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijk afval in ondergrondse containers
Het is verboden om afvalstoffen, anders dan huishoudelijk restafval (GFT), oud papier, (verpakkings)glas en textiel, in ondergrondse containers te deponeren.
Paragraaf 6 Het zich ontdoen van grof huisvuil en (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur
Artikel 12.6.1 Verbod ontdoen grof huisafval en (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt ook voor het overdragen van (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur of het aanbieden daarvan aan personen of instanties die bij of krachtens de wet voor de desbetreffende categorieën van de van huishoudens afkomstige afvalstoffen een inzamelplicht hebben gekregen.
Artikel 12.6.3 Omvang en inhoud grof huisafval
Het is verboden een stuk grof huisafval van langer of breder dan 1 meter ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst. Hele stukken, zoals bijv. matrassen of bankstellen mogen wel heel aangeboden worden. Kleinere stukken grof huisafval dienen zoveel mogelijk in één of meer bundels samengedrukt of -gebonden te worden.
Paragraaf 7 Ontdoen van bouw- en sloopafval, autowrakken en zwerfafval
Artikel 12.7.1 Ter inzameling aanbieden van bouw- en sloopafval
Het is verboden bouw- en/of sloopafval in een inzamelmiddel ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst of bouw- en/of sloopafval ter inzameling op de weg te plaatsen.
Paragraaf 9 Het zich ontdoen van andere categorieën van afvalstoffen
Artikel 12.9.1 Verontreiniging bij werkzaamheden aan de weg
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:
indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag; te reinigen of te doen reinigen.
Artikel 12.9.2 Wegwerpen van reclame- en strooibiljetten
Degene, die op de weg of het strand reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften dan wel, als vorm van reclame, gratis producten onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg, strand of een ander voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 12.9.3 Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen
Het college van burgemeester en wethouders kan van derden afkomstige andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen (zoals textiel en kleding, olie, klein- en groot elektrisch afval) aanwijzen, die aan de inzameldienst kunnen worden overgedragen of ter inzameling aangeboden dan wel kunnen worden achtergelaten.
Paragraaf 10 Bepalingen ter bescherming van het milieu
Artikel 12.10.1 Voorkomen diffuse milieuverontreiniging
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of aan degene die op grond van een vergunning bevoegd is tot inzameling, en evenmin voor door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen voor door hen aangewezen afvalstoffen.
Artikel 12.10.2 Verontreiniging van de weg en van terreinen
Het is verboden afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden.
Artikel 12.10.4 Het vervoer van afvalstoffen
Het is verboden de in artikel 12.9.4 bedoelde afvalstoffen, niet zijnde gevaarlijke stoffen in de zin van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zodanig te vervoeren dat de weg kan worden verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed. Onder het vervoeren wordt mede begrepen het parkeren van het motorrijtuig waarmede de stoffen worden vervoerd.
Artikel 12.10.5 Opslag afvalstoffen
Het college van burgemeester en wethouders kan, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is afvalstoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels.
Artikel 13.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 13.7 Parkeren van grote of uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren a. bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw; b. op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 14.3 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond ten aanzien waarvan het eerste lid toepassing heeft gevonden, verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander zonder te zijn voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen én een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.
Artikel 14.4 Overlast door honden
De eigenaar, houder of verzorger van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat het dier anderen geen overlast aandoet of burengerucht veroorzaakt.
Artikel 14.5 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het- college is aangegeven.
Het is verboden zich met een luchtbed of -kussen, een opblaasbare band of een ander voorwerp, dat als drijfmiddel kan worden gebruikt, in zee te begeven of te bevinden indien dit door een ambtenaar van politie of een lid van het door het college als zodanig erkend reddingswezen in verband met sterke tijwisselingen, stormweer of andere bijzondere omstandigheden gevaarlijk wordt geacht en dit voldoende kenbaar is gemaakt.
Artikel 15.7 Aanwijzingen door het reddingswezen
Recreanten, strandexploitanten, baders en zwemmers zijn verplicht aan de aanwijzingen in het belang van hun veiligheid, gegeven door een lid van het door het college als zodanig erkende reddingswezen, onmiddellijk gevolg te geven.
Artikel 15.9 Verhuren van voorwerpen/dieren op het strand
Het is verboden zonder vergunning van het college op het strand een voer - of vaartuig – hetzij geheel, hetzij per plaats - een strandstoel, ligstoel, tafel, bank, tent, cabine, of een ander dergelijk voorwerp dan wel een rij- of trekdier aan het publiek te huur of voor gebruik aan te bieden.
Artikel S.2 Strafbepalingen Afvalstoffen
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen van Hoofdstuk 12 (Afvalstoffen) is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3o van de Wet op de economische delicten: 12.2.1 eerste lid, 12.3.1, derde en vierde lid, 12.4.1, 12.4.3, 12.4.4, 12.4.6 tot en met 112.4.8, 2.4.10, 12.4.12, 12.5.1 tot en met 12.6.4, 12.7.1, 12.7.3 tot en met 12.10.5
Artikel S.4 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel S.5 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
De Algemene Plaatselijke Verordening 1997, de Verordening Speelautomatenhallen Beverwijk, de Verordening winkeltijden Beverwijk, de Telecommunicatieverordening gemeente Beverwijk, de Verordening straatnaamgeving en huisnummering en de Marktverordening Beverwijk 2003 worden op het in het eerste lid bedoelde tijdstip ingetrokken
Artikel S.6 Overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel S.5, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel S.5, tweede lid, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel S.5, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel S.5, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel S.5, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel S.5, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.