Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hof van Twente

Beleid verbranden gerooid en snoeihout 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHof van Twente
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleid verbranden gerooid en snoeihout 2010
CiteertitelBeleid verbranden gerooid en snoeihout 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet milieubeheer
  2. Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-201010-02-2012Onbekend

04-05-2010

Hofweekblad

geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid verbranden gerooid en snoeihout 2010

 

 

Beleid verbranden gerooid en snoeihout 2010  

Stookbeleid gemeente Hof van Twente

 

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente op: 4 mei 2010

 

Inwerking getreden op: 1 juni 2010

 

 

 

Samenvatting

Het is verboden om afval te verbranden. In bepaalde gevallen kan hiervoor een ontheffing worden aangevraagd. Hiervoor is deze notitie geschreven. Bij drie soorten aanvragen zal er een ontheffing worden verleend van het verbod en dat geldt dan alleen voor het verbranden van gerooid en snoeihout.

 

Verbranden van gerooid en snoeihout

Voor het verbranden van gerooid en snoeihout dat ontstaat bij onderhoud van het landschap buiten inrichtingen, kan een ontheffing worden aangevraagd. Het moet niet meer vanzelfsprekend zijn dat er altijd een ontheffing voor het verbranden wordt afgegeven. Daarom wordt ook gewezen op andere verwerkingsmethoden, zoals versnipperen, opslag in houtwallen of afvoer. Aan bedrijven wordt geen ontheffing verleend omdat hiervoor andere wetgeving geldt.

 

Vreugdevuren

Binnen de gemeente worden met Pasen diverse paasvuren aangestoken. Het verbranden van gerooid en snoeihout is bij deze gelegenheid een echte traditie. Voor het branden van paasvuren, kampvuren en andere traditionele vreugdevuren zal een ontheffing worden verleend met bijbehorende voorschriften.

 

Boomziekte

Om te voorkomen dat besmettelijke boomziekte zich verspreiden moet het hout zo snel mogelijk worden gerooid en verbrand. Voor deze situaties zal ook een ontheffing worden verleend.

 

Een ontheffing is twee jaar geldig en wordt gekoppeld aan een perceel. Het verbranden van gerooid en snoeihout is alleen toegestaan tussen 1 november en 1 juni het jaar erop. De brandstapel mag een omvang van maximaal 30 m3 hebben. Tot 2 m3 gerooid en snoeihout kunnen inwoners van de gemeente Hof van Twente gratis bij het afvalbrengpunt inleveren.

 

Aan een ontheffing worden voorschriften verbonden. De voorschriften zijn voor de veiligheid van de omgeving en de bescherming van het milieu. De gemeente en de politie zal op de goede naleving van de voorschriften controleren.

 

 

1. Inleiding

Deze beleidsnotitie is opgesteld om het verbranden van gerooid en snoeihout op een goede manier te laten verlopen. In deze notitie staan de wettelijke kaders waarbinnen gerooid en snoeihout verbrand mag worden. Tevens wordt aangegeven binnen welke toetsingkaders ontheffingen worden verleend en welke voorschriften van toepassing zijn.

 

In deze notitie zijn enkele wijzigingen opgenomen om de uitvoerbaarheid van het ontheffingenbeleid gerooid en snoeihout uit 2009 te verbeteren. Er zijn enkele voorschriften aangepast en tevens is de mogelijkheid opgenomen om een ontheffing te verlenen voor kampvuren.

 

2. Wettelijkesituatie

In de Wet milieubeheer (Wm) is in artikel 10.2 het verbod opgenomen om afvalstoffen buiten inrichtingen te verbranden. Gerooid en snoeihout wordt gezien als een afvalstof en mag dus niet verbrand worden. Op basis van artikel 10.63 Wm heeft het college de bevoegdheid om een ontheffing te verlenen van het verbod. Verder in deze notitie staan de toetsingskaders beschreven wanneer het college een ontheffing van het verbod zal verlenen.

 

De Algemene Plaatselijke Verordening 2010 (Apv) is in artikel 5:31 ook het verbod opgenomen om afvalstoffen buiten inrichtingen te verbranden. Een ontheffing van het stookverbod op grond van de Apv is alleen van toepassing als bij het verbranden van gerooid en snoeihout, de openbare orde in het geding komt. Dit zal alleen bij het verbranden van openbare paasvuren van toepassing zijn. In deze situaties zullen beide ontheffingen (Wm en Apv) in één besluit worden genomen, zoals dat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is voorgesteld.

 

Het verbranden van afval binnen inrichtingen (door bedrijven) is eveneens verboden, tenzij het verbranden is toegestaan als daarvoor een milieuvergunning is verleend of past binnen een Algemene Maatregel van Bestuur.

De procedure voor het verlenen van de ontheffingen en de bijbehorende wettelijke artikelen staan in bijlage 1 beschreven.

 

 

3. Beleid

 

3.1 Doelstelling

 

De doelstelling van het beleid voor het verbranden van gerooid en snoeihout in de open lucht komt neer op het terughoudend verlenen van ontheffingen. Het moet niet meer vanzelfsprekend zijn dat er altijd een ontheffing wordt verleend. Hierdoor kan er een bijdrage worden geleverd aan de vermindering van de uitstoot van het broeikasgas CO2. Ook zijn er diverse alternatieve verwerkingmethodes voor het gerooid en snoeihout.

 

De gezondheid en veiligheid van omwonenden alsmede de milieuaspecten lucht en bodem worden zoveel mogelijk beschermd bij het verbranden van gerooid en snoeihout.

 

De voorschriften die aan de ontheffing zijn gekoppeld, dienen te worden nageleefd en moeten goed handhaafbaar zijn.

 

3.2 Wanneer ontheffing verlenen

 

In de volgende situaties zal een ontheffing worden verleend om gerooid en snoeihout te verbranden.

· Gerooid en snoeihout dat buiten inrichtingen ontstaat bij het onderhoud van het landschap

· Vreugdevuren, zoals paasvuren, kampvuren en een vuur bij een houtdorp

· Boomziekten

 

Gerooid en snoeihout

Onder gerooid en snoeihout wordt verstaan; stammen, stobben, stronken, takken en bladeren. Het verbranden van gerooid en snoeihout is alleen toegestaan als het hout is ontstaan bij het onderhoud van het landschap. Hierbij wordt wel gewezen op alternatieve verwerkingsmogelijkheden. Andere verwerkingsmogelijkheden zijn het versnipperen, verklepelen, opstapelen in houtwallen of afvoeren naar een biomassacentrale, zoals in Goor. Inwoners van de gemeente Hof van Twente kunnen tot 2 m3 groenafval gratis inleveren bij het afvalbrengpunt. In bijlage 2 zijn de alternatieven voor het verbranden verder beschreven.

 

Er wordt geen ontheffing verleend indien het gerooid en snoeihout op een bedrijfsmatige manier ontstaat.

 

Vreugdevuren

Het verbranden van gerooid en snoeihout kan ook een traditionele achtergrond hebben, zoals een vreugdevuur. Hieronder wordt verstaan een vuur dat men ontsteekt om uiting te geven aan een gevoel van blijdschap, het verlangen naar zon en vruchtbaarheid zoals het geval bij paasvuren. Andere vreugdevuren zijn kampvuren en vuur bij een houtdorp.

 

Bij vreugdevuren gaat het niet om het verbranden van afval, maar om het plezier dat men daaraan beleeft. Vaak zijn er nog diverse activiteiten aanwezig rondom een vreugdevuur.

 

Boomziekten

Een aantal boomziekten is zeer besmettelijk en de beste manier om te voorkomen dat de boomziekten verder verspreiden is het zo snel mogelijk rooien en verbranden. De Plantenziektekundige Dienst kan worden ingeschakeld om aan te tonen dat er een zeer besmettelijke boomziekte aanwezig is.

 

Er wordt geen ontheffing verleend in de volgende gevallen:

· Verbranden van ander (houtachtig) materiaal zoals: riet, bouw- en sloopafval e.d.

· Verbranden van gerooid en snoeihout door bedrijven zoals: hoveniers e.d.

 

3.3 Toetsingskaders

 

De gemeente Hof van Twente hanteert een terughoudend ontheffingenbeleid voor het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen. Een aanvraag om een ontheffing wordt getoetst aan de volgende punten voordat een ontheffing wordt verleend.

· Het gerooid en snoeihout mag alleen bestaan uit stammen, stobben, stronken, takken en bladeren met een maximale doorsnede van 25 cm.

· Het gerooid en snoeihout moet afkomstig zijn bij het onderhoud van het landschap.

· Het verbranden is alleen toegestaan in het stookseizoen tussen 1 november tot 1 juni, uitgezonderd vreugdevuren en bij boomziekten

· De hoeveelheid te verbranden gerooid en snoeihout moet een omvang van minimaal 2 m3 en maximaal 30 m3 hebben, uitgezonderd vreugdevuren en bij boomziekten.

· Per stookseizoen mag er maximaal 30 m3 gerooid en snoeihout worden verbrand

· Het vreugdevuur moet een traditionele achtergrond hebben.De volgende voorwaarden worden aan de ontheffing verbonden:

· De ontheffing is twee jaar geldig.

· De ontheffing voor het verbranden van ziek hout wordt per keer afgegeven.

· De ontheffing wordt gekoppeld aan een aangegeven perceel.

· Aan de ontheffing worden voorschriften verbonden.

 

3.4 Beleidsregel

 

De beleidsregel is bij een besluit vastgestelde algemene regel waarin staat beschreven hoe het bevoegd gezag omgaat met de ontheffing van het verbod om afval te verbranden. Hierin zijn bovenstaande toetsingskaders opgenomen.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

· College: burgemeester en wethouders

· Gerooid en snoeihout: alle takken en bladeren die van bomen en struiken worden gehaald in het kader van duurzaam onderhoud en gerooide bomen, inclusief de stammen, stobben, stronken, takken en bladeren

· Vreugdevuren: paasvuren, kampvuren en vuren tijdens houtdorp

· Ontheffing: een ontheffing op grond de Wet milieubeheer samen met een ontheffing op grond van de Apv.

 

Artikel 2. Gerooid en snoeihout

1. Het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van gerooid en snoeihout met uitzondering van stamhout met een doorsnede van meer dan 25 cm;

2. Een ontheffing wordt alleen verleend voor een brandstapel van minimaal 2 m3 en maximaal 30 m3.

3. Per stookseizoen, lopend van 1 november tot 1 juni, mag er maximaal 30 m3 gerooid en snoeihout worden verbrand.

4. Aan een ontheffing voor het verbranden van gerooid en snoeihout zijn voorschriften verbonden.

 

Artikel 3. Vreugdevuren

1. Het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van gerooid en snoeihout en onbehandeld hout.

2. Een ontheffing wordt alleen verleend als de vuren een traditionele achtergrond hebben.

3. Aan een ontheffing voor het houden van vreugdevuren zijn voorschriften verbonden.

 

Artikel 4. Boomziekten

1. Het college kan ontheffing verlenen voor het verbranden van ziek hout;

2. Een ontheffing wordt alleen verleend indien er sprake is van een besmettelijke boomziekte;

3. Aan een ontheffing voor het verbranden van ziek hout zijn voorschriften verbonden.

 

Artikel 5. Andere gevallen

Het college verleent geen ontheffing in andere gevallen dan bedoeld in artikel 2, artikel 3 en artikel 4 van deze beleidsregel.

 

Artikel 6. Aanvraagprocedure

1. Een aanvraag voor een ontheffing voor het verbranden van gerooid en snoeihout dat ontstaat bij het onderhoud van het landschap en het verbranden van een vreugdevuur dient uiterlijk 10 weken voor de beoogde stookdatum schriftelijk bij het college te worden ingediend;

2. Een aanvraag voor een ontheffing voor het verbranden van ziek hout moet minimaal 4 uur voor het aansteken van het vuur telefonisch bij de gemeente gemeld worden. Bij twijfel dient de betrokkene een verklaring van de Plantenziektekundige Dienst (Wageningen) in te dienen, waarmee wordt aangetoond dat het om een besmettelijke boomziekte gaat. Omdat snelheid gewenst is bij het verbranden van ziek hout zal de schriftelijke ontheffing achteraf worden verzonden;

3. Een ontheffing wordt, met uitzondering bij ziek hout, altijd schriftelijk verleend;

 

Artikel 7. Geldigheid

1. Een ontheffing is twee jaar geldig;

2. Een ontheffing is geldig voor één perceel of aaneengesloten percelen;

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juni 2010.

 

4. Voorschriften

 

Aan de ontheffing voor het branden van gerooid en snoeihout worden de volgende voorschriften verbonden.

 

1 Melden verbranden:

1.1 De aanvrager dient minimaal 48 uur voor aanvang van het stoken dit telefonisch, schriftelijk of per mail te melden bij de gemeente. Bij ziek hout minimaal 4 uur.

 

2 Locatie:

2.1 De stookplaats dient zodanig te worden gekozen dat de afstand van de rand van de stookplaats tot de volgende objecten tenminste bedraagt:

a. 10 meter tot een oppervlaktewater;

b. 10 meter van houtopstanden;

c. 50 meter in een andere richting dan de windrichting tot een gebouw of opstal, een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg of een bos of bosschage;

d. 200 meter in de windrichting tot gebouw, opstal of ander bouwwerk;

e. 100 meter in de windrichting tot een houtwal, een opstapeling van oogstproducten, een opslag van brandbare stoffen, een openbare weg of een bos of bosschage.

 

3 Voorwaarden:

3.1 Het stoken mag geen overlast (rook, roet, stof, walm of geur en dergelijke) of gevaar voor de omgeving opleveren.

3.2 De brandstapel voor gerooid en snoeihout is minimaal 2 m3 en maximaal 30 m3.

3.3 Stamhout met een doorsnede van meer dan 25 cm mag niet worden verbrand.

3.4 Het verbranden is niet toegestaan:

a. in de periode 1 juni tot 1 november, dit is niet van toepassing voor ziek hout;

b. tussen zonsondergang en zonsopgang;

c. op een zon- of feestdag;

d. tijdens waarschuwingsfase voor verhoogde concentraties luchtverontreiniging;

e. bij mist of neerslag;

f. bij een windkracht kleiner dan één of groter dan vijf Beaufort;

g. bij extreme droogte (afkondiging code droog door de Brandweer, zie teletekstpagina 123 van RTV-Oost).

 

4 Stoken:

4.1 Bij het aansteken van het vuur mag geen gebruik gemaakt worden van aanmaakstoffen zoals afgewerkte olie, benzine, petroleum, autobanden en dergelijke. Wel toegestaan zijn schoon onbehandeld hout en papier. Het aansteken met een gasbrander is een bruikbaar alternatief.

4.2 Het vuur mag niet met bladeren, houtwol, hooi, stro of dergelijke gemakkelijk opstijgende brandstof worden onderhouden.

4.3 Er mag geen gerooid en snoeihout afkomstig van andere percelen worden toegevoegd.

4.4 Tijdens het stoken dient een toezichthouder aanwezig te zijn van 18 jaar of ouder. Deze dient tijdens de verbranding voortdurend ter plaatse aanwezig te zijn en zorg te dragen voor een goed brandend vuur, zodat geen vonken opstijgen en zo min mogelijk rookontwikkeling optreedt.

4.5 De toezichthouder dient een afschrift van de stookontheffing met bijbehorende voorschriften bij zich te hebben.

4.6 Aan het vuur mag geen ander afval of ander materiaal dan waarvoor ontheffing is verleend worden toegevoegd.

4.7 Er dienen voldoende blusmiddelen aanwezig te zijn om rondom het vuur beginnende brandjes van vliegvuur te kunnen blussen.

4.8 Alle aanwijzingen en bevelen die door of namens de commandant van de brandweer, opsporingsambtenaren van politie of toezichthouders van de gemeente worden gegeven, dienen steeds stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.

4.9 De houder van de ontheffing dient er zorg voor te dragen dat binnen vijf dagen na het ontsteken de verbrandingsresten en/of niet ontstoken materiaal op een milieuverantwoorde wijze worden opgeruimd en het terrein in de oorspronkelijke staat wordt gebracht.

 

5 Vreugdevuren

5.1 Voorschriften 1.1, 2.1, 3.2, 3.3, 3.4 a, b, c en 4.3 zijn niet van toepassing op het branden van een vreugdevuur.

5.2 De hoogte van de houtstapeling in meters vermenigvuldigd met de factor 6 is de minimale afstand in meters tot de volgende objecten: houtopstanden, houtwallen, hoogspanningskabels, brandbare stoffen, gebouwen en opstallen. De minimale afstand is in ieder geval 15 meter.

5.3 De afstand tot woningen/gebouwen met een rieten kap moet minimaal 150 meter bedragen.

5.4 Er mag uitsluitend gerooid en snoeihout en onbehandeld hout worden verbrand, dus ongeverfd, ongelijmd en onbewerkt hout. Hout dat ontstaat bij een sloop van een gebouw mag niet worden verbrand.

5.5 De aanwezigheid van verboden (brandbare) stoffen/afval in of bij de brandstapel valt onder de verantwoordelijkheid van de houder van de ontheffing en moeten door hem/haar op milieuverantwoorde wijze worden afgevoerd.

5.6 Het publiek bij het vuur dient op veilige afstand te worden gehouden.

5.7 Degene die het vreugdevuur ontsteekt is verplicht alle mogelijke maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden verlangd, teneinde te voorkomen dat de gemeente, dan wel derden, ten gevolge van het vreugdevuur hinder ondervinden of schade lijden.

5.8 De gemeente wordt gevrijwaard van alle gevolgen en vorderingen welke tegen haar mochten worden uitgebracht in verband met schade welke derden mochten beweren te hebben geleden, voortvloeiende uit het handelen ingevolge deze ontheffing.

5.9 Indien door het nalaten van één of meer van de gestelde voorschriften, de inzet van brandweereenheden volgens het oordeel van de commandant van de brandweer, en/of opruim- c.q. reinigingswerkzaamheden volgens oordeel van de toezichthoudende ambtenaar van de afdeling Vergunningen en handhaving dan wel de politie, noodzakelijk zijn, zullen de hieruit voortvloeiende kosten op de houder van de ontheffing verhaald worden.

Bijlage 1  

WETGEVING

 

Het verbod op het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen, en daarmee dus ook hetverbod op het verbranden van resthout in de open lucht, is sinds 23 mei 2003 geregeld in de Wet milieubeheer en voor wat betreft de openbare orde en veiligheid geregeld in de Apv.

 

Wet milieubeheer

Artikel 10.2 van de Wet milieubeheer is op 23 mei 2003 uitgebreid met een verbod op hetverbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer kwam naar voren dat het wenselijk werd geacht dat het college (burgemeester en wethouders) de bevoegdheid moest hebben om van het landelijke verbrandingsverbod (voortkomend uit de Wet milieubeheer) af te wijken door op gemeentelijk niveau een ontheffing te kunnen verlenen. Hiertoe is artikel 10.63 van de Wet milieubeheer opgenomen. De artikelen luiden als volgt:

 

Artikel 10.2

1. Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden;

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, voor daarbij aangegeven categorieën van gevallen vrijstelling (ontheffing) worden verleend van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 10.63

1. Burgemeester en wethouders (het college) kunnen (kan), indien het belang van een doelmatig beheer van afvalwater zich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van het in artikel 10.30, eerste lid, gestelde verbod;

2. Burgemeester en wethouders (het college) kunnen (kan), indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van het in artikel 10.2 eerste lid, gestelde verbod om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te verbranden, voor zover het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft

 

Artikel 10.64

1. De artikelen 8.5 tot en met 8.25 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het verlenen, weigeren, wijzigen en intrekken van een ontheffing als bedoeld in artikel 10.63, met dien verstande dat - behalve ten aanzien van een ontheffing van de in artikel 10.2, eerste lid, en artikel 10.54, eerste lid, gestelde verboden -, voor die toepassing het belang van de bescherming van het milieu wordt beperkt tot het belang van een doelmatig beheer van de betrokken categorie van afvalstoffen, dan wel – indien het een ontheffing betreft van krachtens artikel 10.15, 10.17 en 10.18 gestelde regels - het door dat artikel beoogde belang.

2. Bij een algemene maatregel van bestuur krachtens de artikelen 10.15, 10.17 en 10.18 kan -in afwijking van het eerste lid - worden bepaald dat in daarbij aangegeven categorieën van gevallen afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is.

3. In afwijking van het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een ontheffing als bedoeld in artikel 10.63, tweede lid.

 

Met de woorden “indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet” wordt bedoeld dat gemeenten bij een aanvraag voor het verbranden van resthout eerst dienen te onderzoeken of een hoogwaardigere verwerkingsmethode, zoals versnipperen of composteren mogelijk is (De ladder van Lansink).

 

Ontheffingsprocedure

Op grond van artikel 10.64 van de Wet milieubeheer zijn de artikelen 8.5 tot en met 8.25 Wet milieubeheer van toepassing op het verlenen van een ontheffing van hetverbrandingsverbod. Op grond van artikel 10.64, derde lid van de Wet milieubeheer is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (zijnde de "Uniforme openbare voorbereidingsprocedure") niet van toepassing op een ontheffing als bedoeld in artikel 10.63, tweede lid. Zie bovenstaand in tekst artikel 10.64.

Op grond van het bepaalde in art. 20.3 van de Wm treedt een stookontheffing in werking de dag na afloop van de bezwarentermijn (6 weken gerekend vanaf de dag na verzending van de stookontheffing). De mogelijkheid bestaat om de stookontheffing terstond van kracht teverklaren (zie daartoe artikel 20.5 Wm). Als van deze laatste mogelijkheid gebruik wordtgemaakt, dan moet dat expliciet in de stookontheffing worden vermeld. Met het terstond vankracht verklaren kan de procedure tot ontheffingverlening worden bekort. Indien gemeenten hier gebruik van willen maken, dient wel in overweging genomen te worden dat de mogelijkheid voor belanghebbenden om bezwaar te maken, bemoeilijkt wordt.

 

Algemene plaatselijke verordening 2010 (Apv)

Artikel 5:31 van de Apv regelt het stoken van vuur in de open lucht. Er geldt een algemeen verbod, waarvan het college (burgemeester en wethouders) ontheffing kan verlenen. Door de wijziging van artikel 10.2 van de Wet milieubeheer heeft artikel 5:31 van de Apv een andere functie en betekenis gekregen. Immers, het milieuhygiënische belang is nu exclusief geregeld in de Wet milieubeheer. Aan de Apv-ontheffing ligt nu een ander motief ten grondslag, te weten het belang van openbare orde en veiligheid, de bescherming van de woon- en leefomgeving (gezondheid) en de bescherming van flora en fauna. Dit betekent dat artikel 5:31 van de Apv door de wijziging van de Wet milieubeheer niet vervallen is, maar uit het oogpunt van de openbare orde en veiligheid een aanvullende werking op de Wet milieubeheer heeft gekregen.

 

De Apv-ontheffing kan niet gemist worden, met name bij openbare vreugdevuren die veel publiek trekken en waarbij het openbare orde en veiligheidsaspect een rol speelt.

 

Ook bij de strafbaarstelling is het onderscheid tussen Wet milieubeheer-ontheffing en Apv-ontheffing van belang (misdrijf versus overtreding).

 

Artikel 5:31 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

2. Het verbod geldt niet voorzover het betreft:

a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

5. Het verbod geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

Bijlage 2  

ALTERNATIEVE VERWERKINGSMETHODES

 

Verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen is in beginsel verboden. Daarom is het belangrijk dat er alternatieve verwerkingsmethoden beschikbaar zijn om het organisch materiaal te kunnen verwerken. Op dit moment zijn er verwerkingsmogelijkheden voor gerooid en snoeihout beschikbaar. De volgende verwerkingsmethoden worden aangehaald:

 

Versnipperen

Door het snoeihout te versnipperen tot strooisel, kan dit onder andere gebruikt worden voor het verstevigen en aanduiden van paden in parken, bossen en tuinen. Groen Recycling Twente te Goor maakt ook decoratieve bodembedekkers (in kleur) van het snoeihout. Voor particulieren is het versnipperen van snoeihout een goed alternatief voor het verbranden van snoeihout. Houtversnipperaars zijn goed verkrijgbaar en het snoeihout kan in eigen beheer worden verwerkt. De houtsnippers kunnen worden gebruikt op eigen terrein als bodembedekker.

 

Compostering

Een andere mogelijkheid voor de verwerking van snoeihout is compostering. De composteringsbedrijven kunnen hun proces hierop afstemmen, zodanig dat het snoeihout wordt omgezet tot een goede kwaliteit compost. Het gaat dan voornamelijk om riet en takkenhout dat gebruikt wordt vanwege de beluchtende werking. Massieve stammen en dergelijke worden niet geaccepteerd.

 

Verbranden in centrales

Het verbranden van houtachtige stoffen is de bekendste techniek. Hoogwaardige verbranding kan plaatsvinden in zogenaamde bio-energie centrales of biomassacentrales en door bijstook in conventionele kolencentrales.

Een biomassacentrale is een elektriciteitscentrale of warmtekrachtcentrale die alleen werkt op biologisch materiaal. Voor de verbranding kan gebruik worden gemaakt van een drietal verschillende installaties. In moderne houtgestookte biomassacentrales wordt fijngesnipperd hout ingezet. Om de verbranding optimaal te laten verlopen en de emissies te kunnen beheersen, stellen deze installaties eisen aan verontreinigingen (zand, verf en verduurzamingmiddelen), aan het vochtgehalte en aan de afmetingen van de houtsnippers. De warmte die ontstaat bij de verbranding kan rechtstreeks worden gebruikt of kan via de stroomcyclus worden omgezet in elektriciteit. Ook bij de elektriciteitsproductie resteert nog warmte die nuttig kan worden gebruikt. In Nederland staan verschillende kleinschalige houtgestookte biomassacentrales, zoals de biomassacentrale van Groen Recycling Twente in Goor.

Daarnaast worden van het hout pellets gemaakt voor houtgestookte CV-installaties. Deze installaties vormen ook een variant voor het hergebruik van onbewerkt hout.Ook voor het bijstoken in energiecentrales worden nog hogere eisen gesteld aan het ingangsmateriaal. Om technische redenen kan maximaal 5% van de thermische brandstofinvoer als biomassa toegevoegd worden. In principe is dit van een zeer grote omvang vanwege de grote capaciteit van de centrales. De centrales dienen wel aangepast te zijn op het bijstoken.

 

Houtrillen

Takkenrillen of houtrillen zijn een goedkoop en milieuvriendelijk alternatief voor het verwerken van snoeihout. De milieuvoordelen schuilen voornamelijk in de verhoging van de natuurwaarde: rustgebieden voor organismen, schuil-, broed- en voedselplaatsen voor vogels en andere dieren, groeiplaat voor mossen, varen, schimmels en bacteriën, enzovoorts. Nadelen van houtrillen zijn: de arbeidsbehoefte (en dus arbeidskosten) voor het maken van de rillen, de benodigde opslagruimte én de kans op brand.