Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (NH)

Algemene subsidieverordening gemeente Bergen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (NH)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Bergen
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Bergen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 148
  2. Gemeentewet, art.156
  3. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-07-200118-06-2009nieuwe regeling

26-06-2001

De Duinstreek, 04-07-2001

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Bergen

 

De raad van de gemeente Bergen;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 mei 2001;

Gelezen het advies van de commissie Maatschappelijke Zaken d.d. 7 juni 2001;

Gelet op de inspraakreacties van de verenigingen, instellingen en organisaties;

Mede gelet op het bepaalde in artikel 148 en 156 van de gemeentewet en de bepalingen van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Vast te stellen de "Algemene subsidieverordening gemeente Bergen"

In te trekken:

  • -

    De Verordening budgetsubsidies, waarderingssubsidies en subsidies aan landelijk, regionaal en provinciaal werkzame instellingen van de gemeente Egmond;

  • -

    De Algemene subsidieverordening gemeente Bergen-nh;

  • -

    De Algemene subsidieverordening gemeente Schoorl.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.Accountantsverklaring:

Een verklaring omtrent het onderzoek van een accountant naar de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de verstrekte informatie en de gedeclareerde subsidie. Deze verklaring strekt zich niet alleen uit tot de rechtmatigheid maar ook tot een doelmatige en doeltreffende besteding van de toegekende subsidie.

b.Accres:

De toeneming van de uitgaven als gevolg van loonstijgingen, een en ander overeenkomstig de berekening zoals weergegeven in artikel 3 sub 5 en 6

c.Activiteit:

De activiteit die door de instelling zal worden uitgevoerd en die door burgemeester en wethouders kan worden gesubsidieerd. Zo mogelijk worden de prestaties in meetbare termen gedefinieerd.

d.Activiteitenplan:

Een plan dat een overzicht geeft van door de rechtspersoon voorgenomen activiteiten, zo mogelijk vertaald naar meetbare prestaties en beoogde effecten, alsmede de relatie van de voorgenomen activiteiten met het gemeentelijk beleid.

e.Beleidsregel:

Een besluit, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift (verordening), dat een algemene regel geeft voor het gebruik van een bevoegdheid en is vastgesteld door de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders.

f.Boekjaar:

Onder boekjaar wordt een kalenderjaar verstaan.

g.Egalisatiereserve:

Deel van het batige exploitatieresultaat dat een instelling in reserve kan houden, om hiermee negatieve exploitatieresultaten van andere dienstjaren te kunnen dekken. Een bedrag dat de instelling mag reserveren, naast het vermogen, om negatieve exploitatieresulaten van andere dienstjaren op te kunnen vangen.

h.Instelling

Zie definitie rechtspersoon.

i.Rechtspersoon:

Een rechtspersoon als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek die zich zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard (een deel van) de inwoners van de gemeente Bergen ten doel stelt.

j.Reserve:

Het eigen vermogen van de instelling niet zijnde een voorziening, zoals bedoeld in dit artikel onder s. Burgemeester en wethouders kunnen terzake beleidsregels vaststellen.

k.Risicobedrag:

Het totaal van de lasten van een instelling behoudens de huurpenningen c.q. de eigenaarlasten van een gebouw, waar de instelfing eigenaar van' is en de lasten voortvloeiend uit het voorzieningenplan, vermeerderd met het totaal van de baten met uitzondering van structurele subsidies van overheidslichamen.

I.Subsidie:

De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor het het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

m. Subsidiebeschikking:

Een schriftelijk besluit tot subsidieverlening waarbij een omschrijving van de te leveren activiteiten de maximale hoogte en eventuele subsidievoorwaarden worden meegedeeld.

n. Subsidieovereenkomst:

De overeenkomst die kan worden gesloten ter uitwerking van de subsidiebeschikking. Daarin worden in elk geval aangegeven: de looptijd van de subsidie, de maximale hoogte van de subsidiebedrag, de te verrichten activiteiten, de doelgroep met betrekking tot de te leveren activiteiten en de wijze waarop deze verantwoord moeten worden.

o.Subsidieperiode:

Het in de subsidiebeschikking en/of de overeenkomst overeengekomen tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt met een maximale looptijd van vier jaar.

p.Subsidieplafond:

Het bedrag in de gemeentebegroting, dat ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie krachtens een bepaald wettelijk voorschrift, zoals een verordening of op basis van een incidenteel besluit. Besloten kan worden de subsidieplafond tussentijds aan te passen met de toegekende looncompensatie, conform de in artikel 3 sub 5 en 6 gehanteerde uitgangspunten.

q.Subsidievaststelling:

De beschikking waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag.

r.Uitwerkingsovereenkomst:

Zie definitie subsidieovereenkomst.

s.Voorziening:

Een voorziening als bedoeld in artikel 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voorzover deze als zodanig door burgemeester en wethouders als redelijk is aangemerkt. Burgemeester en wethouders kunnen terzake beleidsregels vaststellen.

t.Voorzieningenplan:

Een plan waarin aangegeven wordt welke voorzieningen de rechtspersoon meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag zij deze wenst te vormen.

 

Artikel 2: Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle subsidiëring, tenzij de gemeenteraad anders bepaalt, van activiteiten, die door instellingen in het gemeentelijk belang worden uitgevoerd. Deze verordening is niet van toepassing indien er van de zijde van het Rijk dan wel de Provincie een toereikende bekostingsregeling van toepassing is.

Artikel 3: Algemene eisen
  • 1.

    In het algemeen worden slechts activiteiten gesubsidieerd die georganiseerd worden door rechtspersonen.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan subsidie worden verleend ten behoeve van door (een groep van) natuurlijke personen georganiseerde activiteiten. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn daarop - voor zover mogelijk - van een overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Subsidiëring van activiteiten vindt plaats voorzover deze door burgemeester en wethouders in voldoende mate in het algemeen gemeentelijk belang worden geacht. Bij wettelijk voorschrift of beleidsregel kunnen de activiteiten waan/oor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald, alsmede andere criteria die voor die verstrekking worden vastgesteld. Hierbij kunnen ook regels worden vastgesteld met betrekking tot de verplichtingen die aan de subsidiebeschikking kunnen worden verbonden.

  • 4.

    De begroting van de instelling dient te zijn gebaseerd op het prijspeil van het jaar van indiening.

  • 5.

    Bij de vaststelling van de subsidie wordt het accres verdisconteerd conform artikel 3 lid 6, tenzij anders vermeld.

  • 6.

    Basis voor de berekening van de loonkostencomponent kan het advies van het Landelijk Coördinatiepunt (VNG, IPO en Federatie Werkgeversvereniging) zijn. De compensatie van de loonkostenstijging wordt per instelling als volgt berekend: totale personeelskosten: totale exploitatiekosten x laatst toegekend gemeentelijk subsidiebedrag x percentage landelijk coördinatiepunt = bedrag looncompensatie. Eventuele mutaties kunnen, afhankelijk van het tijdstip van publicatie van het advies van het landelijk coördinatiepunt, in de loop van het jaar alsnog worden verwerkt.

    Rekening houdend hiermee kan de subsidieplafond tussentijds worden verhoogd methet dan bekend geworden looncompensatie-stijgingspercentage.

    Voor de compensatie van de loonkosten komen uitsluitend in aanmerking, desubsidiabele kosten. subsidieontvangende instellingen, waarvan de loonkosten onderdeel uitmaken van de

    Afrekening met de subsidieontvangende instellingen vindt plaats op grond van dewerkelijke uitgaven.

  • 7.

    Subsidiëring van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats, indien de instelling zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.

  • 8.

    Onder eigen middelen worden de aanwezige reserves verstaan voor zover deze een percentage van vijf van het risicobedrag, berekend per balansdatum van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, overschrijden. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een afwijkend percentage vast te stellen. Zij doen hiervan mededeling aan de gemeenteraad bij gelegenheid van de behandeling van de gemeentebegroting.

  • 9.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen besluiten, in tegenstelling tot hetgeen is bepaald in het zevende lid, toch tot subsidiëring over te gaan, indien de aanwezige reserves de vijf procent, als bedoeld in het tiende lid, overschrijden.

  • 10.

    Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het zevende lid, worden onder meer verstaan het eigen vermogen en het batig exploitatiesaldo van door burgemeester en wethouders nader te bepalen gelieerde rechtspersonen, zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, sub g.

Artikel 4: Democratisering
  • 1.

    De instelling dient op zodanige wijze georganiseerd te zijn, dat haar personeel en de vrijwilligers, alsmede degenen ten behoeve van wie zij activiteiten organiseert, in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid van de instelling.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen terzake nadere regels stellen.

     

Artikel 5: Toegankelijkheid
  • 1.

    Behoudens voor zover er sprake is van een activiteit, gericht op een specifieke doelgroep, dienen de activiteiten van de instelling open te staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, burgerlijke staat, sekse of seksuele geaardheid.

  • 2.

    De accommodaties waar activiteiten uitgevoerd worden dienen ook voor lichamelijk gehandicapten zoveel mogelijk bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar te zijn.

     

Artikel 6: Subsidieaanvraag
  • 1.

    Een aanvraag tot subsidieverlening dient voor 1 mei voorafgaand aan het kalenderjaar ingediend te worden tenzij het gaat om een aanvrage ingevolge artikel 30.

  • 2.

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dient in ieder geval overlegd te worden:

    . het activiteitenplan

    Burgemeester en wethouders kunnen beleidsregels vaststellen met betrekking tot de inhoud van een activiteitenplan.

    • b.

      de begroting van inkomsten en uitgaven;

    • c.

      de eventuele omvang van een egalisatiereserve;

    • d.

      een voortschrijdend meerjaren-activiteitenplan voor de periode van maximaal vier jaar volgend op het eerstvolgend begrotingsjaar, voorzien van een gespecificeerde raming van de inkomsten en de uitgaven;

    • e.

      een voorzieningenplan;

    • f.

      de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;

    • g.

      een opgave van met de instelling gelieerde rechtspersonen alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen

    Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:

    • 1.

      Rechtspersonen waaraan in het verleden een groter bedrag dan ƒ 1.000,00 om niet ter beschikking is gesteld, waarover de instelling op enig moment weer de beschikking kan krijgen.

    • 2.

      Rechtspersonen ten aanzien waarvan de instelling een beslissende invloed op de besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van één of meer bestuursleden.

    • 3.

      Rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de instelling kunnen terugvloeien.

    • 4.

      Rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben de instelling financieel te ondersteunen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen ter zake van de aanvraag een formulier vast.

  • 4.

    Bij een subsidieaanvraag legt de instelling tevens over:

    een afschrift van de statuten;

    een beschrijving van de organisatievorm

    een opgave van de bestuurssamenstelling;

    een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan rechtspersonen vrijstelling verlenen van de verplichtingen, neergelegd in de leden 2 en 4.

  • 6.

    Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voorde voorbereiding van de beschikking, kan burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het college gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

     

Artikel 7: Inspraak
  • 1.

    Burgemeester en wethouders treden in overleg met de instelling teneinde tot overeenstemming te komen omtrent de activiteiten (prestaties), de overige subsidievoorwaarden en - voorzover van toepassing - de uitwerkingsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 12 de door de gemeente ter beschikking te stellen middelen tenzij daarvan met toestemming van de instelling wordt afgezien. Burgemeester en wethouders kunnen terzake de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaren (gelegenheid tot indienen van een zienswijze tegen het voorgenomen besluit).

  • 2.

    Leidt zulks tot overeenstemming dan stellen burgemeester en wethouders de gemeenteraad voor te besluiten tot subsidiëring overeenkomstig het overeengekomene.

  • 3.

    Leidt zulks niet tot overeenstemming dan maken burgemeester en wethouders in het voorstel aan de gemeenteraad om al dan niet tot subsidiëring over te gaan, in ieder geval melding van de afwijkende opvatting van de instelling en geven zij gemotiveerd aan waarom zij die opvatting niet delen.

     

HOOFDSTUK 2 DE SUBSIDIEVERLENING
Artikel 8: Bevoegdheden
  • 1.
    • a.

      subsidie plafonds en de weigeringsgronden vast. De gemeenteraad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de

    • b.

      De uitvoering van de bepalingen van deze verordening wordt, ingevolge artikel 156 van de gemeentewet, in handen gelegd van het college van burgemeester en wethouders.

    • c.

      Burgemeester en wethouders verstrekken slechts subsidie op grond van de lijst die door de gemeenteraad is vastgesteld.

  • 2.

    Een wettelijke basis voor subsidiëring is niet vereist indien:

     

    • a.

      subsidiëring geschiedt in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste één jaar;

    • b.

      het subsidiëring betreft in incidentele gevallen en de subsidie voor ten hoogste vier jaar wordt verstrekt.

     

  • 3.

    Voorzover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan het voorbehoud worden gemaakt, dat voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld.

    Het voorbehoud vervalt, indien de gemeenteraad daarop niet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan. Het beroep op voorbehoud geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door de gemeenteraad ook in het voorgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden. In andere gevallen geschiedt het beroep op het voorbehoud door een intrekking overeenkomstig artikel 22 of 23.

  • 4.

    De gemeenteraad maakt het te verwachten subsidieplafond bekend vóór de aanvraag van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld; bij de bekendmaking wordt de wijze van verdeling vermeld en wordt gewezen op de mogelijkheid tot verlaging van dat plafond alsmede de gevolgen daarvan voor de reeds ingediende aanvragen om subsidie.

     

Artikel 9: Weigeringsgronden
  • 1.

    Burgemeester en wethouders weigeren een subsidie die op wettelijk voorschrift berust of een incidentele subsidie wegens het ontbreken van voor verstrekking beschikbare gelden, indien de subsidieplafond bij verstrekking zou worden overschreden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders weigeren een instelling subsidie indien haar activiteiten niet zijn gericht op de gemeente of aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente.

     

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie weigeren indien gegronde vrees bestaat dat:

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    de aanvrager in strijdmet de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorschriften zal handelen;

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal ajleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

     

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie voorts weigeren indien de aanvrager:

    niet of slechts in beperkte mate voldoet aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening;

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

    failliet is of in surseance van betaling verkeert, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten over te gaan tot terugvordering van reeds betaalde subsidie, ook na de periode waarvoor deze is verleend, indien zich een van de omstandigheden voordoet, genoemd in het eerste lid. Alsdan is de instelling verplicht het teruggevorderde subsidiebedrag onmiddellijk terug te storten in de gemeentekas.

     

Artikel 10: Meerjarige subsidie
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen voor een kalenderjaar of voor een bepaald aantal (maximaal vier jaar) kalenderjaren subsidie verlenen.

  • 2.

    Indien de subsidie voor twee of meer kalenderjaren wordt verleend wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan burgemeester en wethouders verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidieontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken alsmede op wëlke-tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

  • 4.

    Indien een meerjarige subsidie is verleend, behouden burgemeester en wethouders de bevoegdheid om tot een tussentijdse vermindering van de subsidie over te gaan. Van deze bevoegdheid wordt alleen gebruik gemaakt, indien de budgettaire positie van de gemeente daar dringend aanleiding toe geeft c.q. indien op grond van de gegevensverstrekking ingevolge het tweede lid duidelijk wordt dat de activiteiten op basis waarvan de subsidie is toegekend niet genoegzaam zijn uitgevoerd maar niet dan na overleg met de instelling.

Artikel 11: De subsidiebeschikking
  • 1.

    De beschikking op de subsidieaanvraag wordt binnen 2 maanden na vaststelling van de gemeentebegroting genomen.

  • 2.

    In de beschikking tot subsidieverlening staat:

    een omschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend en indien nodig - de vermelding dat deze omschrijving later kan worden uitgewerkt in een overeenkomst;

    het (maximale) bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald of het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

    de periode waarvoor de subsidiebedrag wordt toegekend;

    eventuele aanvullende voorschriften;

    of en op welke wijze de bevoorschotting zal plaatsvinden.

     

Artikel 12: Subsidieovereenkomst
  • 1.

    Ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst (budgetsubsidiëring) worden gesloten, waarin afspraken worden vastgelegd over het beoogde resultaat van de activiteiten in relatie tot de gestelde doelen, uitgedrukt in meetbare prestaties.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontva'nger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

     

     

HOOFDSTUK 3 VERPLICHTINGEN VAN DE RECHTSPERSOON
Artikel 13: Voorschriften (voorwaarden)
  • 1.

    De rechtspersoon is gehouden de activiteiten (prestaties) te leveren zoals deze opgenomen zijn in de subsidiebeschikking en - voorzover van toepassing - in de uitwerkingsovereenkomst.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een beschikking tot subsidieverlening voorschriften (voorwaarden) verbinden.

  • 3.

    De voorschriften kunnen ondermeer verplichtingen bevatten met betrekking tot:

    • a.

      de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      de voor het vaststellen van de subsidie te verstrekken gegevens en bescheiden;

    • d.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor een derde;

    • e.

      de verwezenlijking van het doel van de subsidie met dien verstande, dat voor zover de subsidie op een wettelijk voorschrift berust hierin bij of krachtens wettelijk voorschrift moet zijn voorzien;

    • f.

      een verzekeringsplicht.

  • 4.

    Voorschriften inhoudende verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen aan de beschikking worden verbonden, voorzover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald en voor zover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 5.

    De voorschriften kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt in de overeenkomst voorzover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 14: Tussentijdse rapportage
  • 1.

    Uiterlijk op 1 augustus van de subsidiejaar brengt de instelling verslag uit omtrent de voortgang van haar activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar en geeft een prognose voor de tweede zes maanden.

     

  • 2.

    Indien aan een instelling subsidie is verleend voor een langere periode dan een jaar, brengt de instelling in deze periode vóór 1 april van ieder jaar verslag uit over de financiële ontwikkeling en voortgang van het leveren van prestaties in het voorgaande jaar.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders geven aan in welke vorm deze rapportage dient plaats te vinden.

  • 4.

    De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien:

    een subsidie is toegekend van minder dan ƒ 50.000,00;

    omtrent de wijze en het tijdstip van rapporteren andere voorwaarden zijn gesteld;

    in de gevallen die burgemeester en wethouders bepalen

     

Artikel 15: Jaarrapportage
  • Uiterlijk op 1 april van het jaar volgend op de subsidiejaar brengt de rechtspersoon verslag uit van de door haar in het kalenderjaar uitgevoerde activiteiten (prestaties) conform daartoe door burgemeester en wethouders vastgestelde richtlijnen.

     

Artikel 16: Accountantsverklaring
  • Indien het jaarlijks in zijn totaliteit aan de rechtspersoon toegekende subsidie meer dan ƒ 50.000,00 bedraagt, dient de in artikel 14 genoemde rapportage uiterlijk 1 juli van het jaar volgende op het kalenderjaar voorzien te zijn van een accountantsrapport zoals in de begripsbepalingen nader is omschreven.

     

Artikel 17: Controle
  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd controle uit te oefenen op de betrouwbaarheid van de in de artikelen 14 en 15 bedoelde rapportages.

  • 2.

    De administratie van de rechtspersoon dient zodanig ingericht te zijn dat deze controle op eenvoudige wijze mogelijk is. Burgemeester en wethouders kunnen ter zake aanwijzingen geven.

  • 3.

    De rechtspersoon is verplicht door burgemeester en wethouders aangewezen personen inzage té geven in haar boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot haar gebouwen, voorzover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEVASTSTELLING

De Subsidievaststelling

Artikel 18
  • 1.

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • 2.

    Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

Artikel 19
  • 1.

    De vaststelling van de subsidie geschiedt na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend door burgemeester en wethouders, tenzij de gemeenteraad anders bepaalt.

  • 2.

    Degene aan wie de subsidie is verleend, dient hiertoe een aanvraag in.

  • 3.

    De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend uiterlijk 4 maanden na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

  • 4.

    Indien de aanvraag niet of niet tijdig wordt ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 20
  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie geeft aan of de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de subsidieverlening, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 2.

    Voorts wordt bij de aanvraag rekening en verantwoording afgelegd omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

     

Artikel 21
  • 1.

    Vaststelling van de subsidie kan geschieden voor een lager bedrag dan de voorschotverlening van de subsidie indien:

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    de aanvrager heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen;

    de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    de aanvraag tot vaststelling van de subsidie niet of niet tijdig is ingediend.

  • 2.

    Indien de vaststelling van de subsidie lager is dan de bevoorschotting, moet de teveel genoten subsidie binnen vijf weken na de datum van verzending van de vaststellingsbeschikking worden teruggestort in de gemeentekas.

     

     

    Intrekking, wijzigingen en beëindiging

Artikel 22
  • 1.

    beschikking tot subsidieverlening, ondermeer intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien: Burgemeester en wethouders kunnen, zolang de subsidie niet is vastgesteld, een

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de instelling niet of slechts in beperkte mate voldoet aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • c.

      de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en kennis van de juiste gegevens van invloed zijn geweest op de hoogte van de subsidie;

    • d.

      er sprake is van opheffing, faillissement of surséance van betaling van de instelling;

    • e.

      met toepassing van artikel 8, derde lid, een beroep wordt gedaan op het voorbehoud dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

     

  • 2.

    Van het voornemen tot opheffing, van surséance van betaling of van faillissement van de instelling, dient de instelling schriftelijk kennis te geven aan het bestuursorgaan.

Artikel 23
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking tot subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    op grond van feiten en omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening had kunnen worden vastgesteld;

    indien de subsidieontvanger heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidievaststelling verbonden voorschriften.

  • 2.

    De subsidievaststelling kan vijf jaar na bekendmaking niet meer worden gewijzigd of ingetrokken.

HOOFDSTUK 5: BIJZONDERE VORMEN VAN SUBSIDIERING
Artikel 24: Beleidsregels
  • 1.

    De gemeenteraad kan voor bepaalde sectoren beleidsregels vaststellen, op basis waarvan de aangewezen instellingen worden gesubsidieerd.

  • 2.

    In deze beleidsregels kan worden aangegeven welke artikelen van deze verordening niet van toepassing zijn.

     

    INVESTERINGSSUBSIDIE

     

Artikel 25: Algemene bepalingen
  • 1.

    Op aanvragen om investeringssubsidie beslist de gemeenteraad.

  • 2.

    Subsidie kan alleen worden verleend als de investering niet kan worden bekostigd uit door de instelling gereserveerde gelden, alsmede indien en voor zover de gemeente financiële middelen heeft of deze investering is opgenomen in de investeringsstaat van de gemeentebegroting.

  • 3.

    Subsidie kan worden aangevraagd voor:

    nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of groot onderhoud van de accommodaties;

    eerste inrichting/inventaris, waaronder tevens begrepen kantoorinventaris en activiteiten en activiteitenmateriaal en aanvulling hierop;

    vervanging van inrichting/inventaris, indien uit de afschrijving van de te ontvangen goederen niet voldoende liquide middelen zijn vrijgekomen m de investering te kunnen financieren.o

     

Artikel 26: Subsidieaanvraag
  • 1.

    Alvorens de aanvraag tot subsidieverlening bij de gemeenteraad wordt ingediend, wordt een conceptaanvraag voorgelegd aan het college.

  • 2.

    De definitieve aanvraag aan de gemeenteraad bestaat uit:

    een omschrijving van de investering, met - indien van toepassing - eenbouwtekening en bestek;

    een overzicht van de begrote kosten en de beschikbare eigen middelen, alsmedeeen toelichting hierop;

    een plan voor eventuele verwerving van eigen middelen;

    een balans per 31 december van het voorgaande jaar;

    overige door de gemeenteraad gewenste gegevens.

     

Artikel 27: Subsidieverlening
  • 1.

    Voorafgaande aan de subsidievaststelling moet op de subsidieaanvraag een beschikking tot subsidieverlening worden gegeven.

  • 2.

    De gemeenteraad beslist op de aanvraag binnen dertien weken na ontvangst, tenzij wettelijke voorschriften c.q. termijnen een langere voorbereidingstijd noodzakelijk' maken.

  • 3.

    Op basis van de subsidieverlening kan de gemeenteraad een voorschot verlenen op de vast te stellen subsidie.

     

Artikel 28: Subsidievaststelling
  • 1.

    De subsidie wordt door de gemeenteraad na realisering van de investering vastgesteld op basis van een afrekening.

  • 2.

    De instelling verstrekt daartoe zo spoedig mogelijk na realisering van de investering:

    een overzicht van de werkelijk gemaakte kosten, de werkelijke eigen middelen, alsmede een toelichting daarop;

    een opgave van eventueel aangegane leningen;

    overige door het bestuursorgaan gewenste gegevens.

    De subsidie kan niet meer bedragen dan het werkelijke tekort op de afrekening.

  • 3.

    De subsidie wordt binnen vier weken na de vaststelling overeenkomstig die vaststelling betaald.

  • 4.

    Indien de vaststelling van de subsidie lager is dan de bevoorschotting, moet de teveel genoten subsidie binnen vijf weken na de datum van verzending van de vaststellingsbeschikking worden teruggestort in de gemeentekas.

     

    WAARDERINGSSUBSIDIE

     

Artikel 29: Waarderingsubsidie
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie als waarderingssubsidie aanmerken, indien zij bepaalde activiteiten van belang achten en daar geen nadere voorwaarden aan wensen te stellen.

  • 2.

    Hoofdstuk 3 van deze verordening is niet van toepassing, tenzij anders wordt bepaald.

  • 3.

    Uiterlijk op 1 april van het jaar volgend op de subsidiejaar dient de instelling bij het bestuursorgaan een beknopt verslag van haar activiteiten in.

     

    INCIDENTELE SUBSIDIE

     

Artikel 30: Incidentele subsidie
  • 1.

    Onder een incidentele subsidieaanvraag wordt verstaan een aanvraag, die betrekking heeft op een activiteit, die verricht wordt in een jaar, waarin de subsidieaanvraag gedaan wordt en een eenmalig of experimenteel karakter heeft, bijvoorbeeld bij start van activiteiten of als eenmalige waardering.

  • 2.

    De aanvraag dient uiterlijk drie maanden voordat met de activiteit een begin wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders te worden ingediend, vergezeld van een gespecificeerde begroting met toelichting en een beschrijving van de geplande activiteit.

  • 3.

    Indien een aanvraag niet drie maanden tevoren is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders besluiten deze buiten behandeling te laten. Burgemeester en wethouders beslissen op aanvragen met betrekking tot incidentele subsidies.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen eisen, dat na afloop van de gesubsidieerde activiteit binnen een door hen te bepalen termijn de rechtspersoon een afrekening alsmede een verslag van de activiteit indient.

  • 5.

    Hoofdstuk 3 van deze verordening is niet van toepassing, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 31: Betaling en terugvordering
  • 1.

    De subsidie wordt overeenkomst de subsidievaststelling betaald.

  • 2.

    De subsidie wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

     

Artikel 32: Voorschotten
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 2.

    Bij subsidievaststelling worden betaalde voorschotten verrekend met het bedrag van de subsidie.

     

Artikel 33
  • De verplichting tot betaling van de subsidie of een voorschot wordt opgeschort indien burgemeester en wethouders het voornemen bekend hebben gemaakt de subsidieverlening of -vaststelling ten nadele van de subsidieontvanger in te trekken of te wijzigen.

     

Artikel 34
  • Een onverschuldigd betaald subsidiebedrag of voorschot kan worden teruggevorderd tot vijfjaar na de subsidievaststelling, de intrekking of wijziging daarvan.

     

     

HOOFDSTUK 6 BEZWAAR EN BEROEP
Artikel 35
  • 1.

    Tegen elk op grond van deze verordening genomen besluit kan, voor zover het een besluit van de gemeenteraad betreft, de instelling bezwaar indienen bij de gemeenteraad.

     

  • 2.

    Tegen een op grond van deze verordening genomen besluit kan, voor zover het een besluit van burgemeester en wethouders betreft, de instelling bezwaar indienen bij burgemeester en wethouders.

     

  • 3.

    Tegen een op grond van artikel 35 lid 2 genomen besluit op een bezwaarschrift kan beroep ingediend worden bij de gemeenteraad

  • 4.

    Bezwaar- en beroepschriften worden door burgemeester en wethouders ter advisering voorgelegd aan de Commissie van Bezwaar en Beroep.

  • 5.

    Het bezwaar dan wel beroep moet worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van de mededeling van de omstreden beslissing bij de gemeenteraad, dan wel bij burgemeester en wethouders.

  • 6.

    Het bezwaar- en beroepschrift houdt tenminste in:

    de naam en het adres van de instelling;

    de dagtekening;

    waartegen bezwaar gemaakt wordt;

    waarom bezwaar gemaakt wordt;

    een omschrijving van de gewenste beslissing;

    de ondertekening.

  • 7.

    De Commissie van Bezwaar en Beroep brengt uiterlijk binnen 8 weken nadat het bezwaar- of beroepschrift is ontvangen advies uit aan de gemeenteraad dan wel aan burgemeester en wethouders.

  • 8.

    De Commissie van Bezwaar en Beroep kan de advisering met ten hoogste 4 weken verdagen, zulks onder mededeling aan de instelling met opgave van redenen.

HOOFDSTUK 7 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN EN VOORWAARDEN TOEZICHT EN CONTROLE
Artikel 36
  • 1.

    Instellingen die subsidies ontvangen, zijn verplicht aan burgemeester en wethouders alle inlichtingen te verstrekken die voor de beoordeling van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

     

  • 2.

    Burgemeester en wethouders behouden zich het recht voor in voorkomende gevallen inzage te verlangen in de administratie van de instelling.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders behouden zich, de instelling gehoord, het recht voor om voor rekening van de gemeente, een accountantsonderzoek te laten verrichten indien zij daartoe aanleiding zien. Mocht blijken dat de instelling laakbaar handelen verweten kan worden, dan dient de instelling alsnog de kosten van het accountantsonderzoek voor haar rekening te nemen.

  • 4.

    Bij vervreemding van roerende en/of onroerende goederen kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de op die goederen verleende subsidies, vermeerderd met een evenredig deel van de eventuele waardestijging, in de gemeentekas worden teruggestort.

     

Artikel 37
  • 1.

    De instelling is verplicht haar roerende en onroerende bezittingen behoorlijk tegen brandschade te verzekeren en verzekerd te houden.

  • 2.

    De instelling is verplicht de wettelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door afsluiting van een verzekering voor de onder haar verantwoordelijkheid werkende vrijwilligers en in dienst zijnde personeel.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat ook andere door hen aan te geven risico's worden verzekerd en verzekerd worden gehouden.

     

    RESERVE- EN VERMOGENSVORMING

     

Artikel 38
  • 1.

    De instelling is vanaf het begin van de eerste contractperiode verantwoordelijk voor de toekomstige betaling van wachtgeld- en afvloeiingskosten en van investeringen en groot onderhoud aan gebouwen, installaties, inventaris e.d. die eigendom zijn van de instelling.

  • 2.

    De instelling kan reserveringen ten behoeve van verplichtingen die voortvloeien uit artikel 38 lid 1 plegen tot het maximum van de verplichtingen.

  • 3.

    Een instelling heeft het recht op vermogensvorming, naast het plegen van reserveringen in een doelgebonden "onderhouds- en reservefonds" voor de verplichtingen die voorvloeien uit artikel 38 lid 1.

  • 4.

    De besteding van het eigen vermogen moet volledig dienen ter bereiking van de doelen van de instelling die door burgemeester en wethouders worden onderschreven.

  • 5.

    Bij gelegenheid van de onderhandelingen over de subsidie kunnen specifieke afspraken gemaakt worden over de vorming en de besteding van het vermogen en de inrichting van het "onderhouds- en reservefonds".

     

     

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN
Artikel 39: Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen in individuele gevallen van een of meer verplichtingen van deze verordening ontheffing verlenen.

 

Artikel 40: Overgangsbepaling
  • 1.

    Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen in de bestaande subsidieverordening.

  • 2.

    Indien een instelling door inwerkingtreding van deze verordening een in het verleende gestarte activiteiten niet meer kan continueren, zal hiervoor een overgangsregeling getroffen worden. De overgangsregeling bestaat uit het afbouwen van de subsidie in een periode van vier jaar tot het niveau waar vanuit deze verordening recht op bestaat.

     

Artikel 41: Inwerkingtreding
    • 1.

      Deze verordening treedt in werking op de derde dag na publicatie: Met ingang van die datum vervallen :

    • -

      De Verordening budgetsubsidies, waarderingssubsidies en subsidies aan landelijk, regionaal en provinciaal werkzame instellingen van de gemeente Egmond;

    • -

      De Algemene subsidieverordening gemeente Bergen- nh;

    • -

      De Algemene subdieverordening gemeente Schoorl

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Bergen, van 26 juni 2001

De secretaris, de voorzitter,