Raadsbesluit
De raad der gemeente Appingedam;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders
d.d. 27 november 2012;
gelet op artikel 227 van de Gemeentewet ;
gezien het convenant tussen de Stichting Promotie Appingedam en de gemeente
Appingedam;
B E S L U I T:
vast te stellen de:
"Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting
2013".
Artikel 1 Begripsomschrijvingen.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan
- a.
lichaam: elk van de lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959,
301);
- b.
tussenpersoon: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn
bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand
brengen en het sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van
personen tot wie hij niet in een vaste betrekking staat tot;
- c.
exploitant: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf
maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van
aankondigingen op door hem daartoe beschikbaar gestelde
oppervlakten;
- d.
maand: een kalendermaand;
- e.
- f.
onder bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de
grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op
de grond.
Artikel 2 Belastbaar feit.
Onder de naam reclamebelasting wordt een directe belasting geheven ter zake
van een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.
Artikel 3 Belastingplicht.
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten
behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen.
- 2.
In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid wordt de
reclamebelasting ter zake van een openbare aankondiging, die met
vermelding van de naam van een tussenpersoon is gedaan in verband met de
verhuur of de verkoop van roerende en onroerende zaken, geheven van die
tussenpersoon.
- 3.
In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste en tweede lid
wordt de reclamebelasting ter zake van een openbare aankondiging die is
aangebracht door tussenkomst van een natuurlijk persoon of rechtspersoon
die zijn beroep of bedrijf maakt van ten behoeve van derden tegen
vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op daartoe beschikbaar
gestelde oppervlakken, geheven van die natuurlijk persoon of
rechtspersoon.
Artikel 4 Vrijstellingen.
De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare
aankondigingen:
- 1.
door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van
hun publiekrechtelijke taak;
- 2.
die uitsluitend dienen ten behoeve van de regulering van het verkeer
over openbare land- en waterwegen;
- 3.
die de oppervlakte van 0,05 m² niet te boven gaan;
- 4.
die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel doel
dienen;
- 5.
op bouwterreinen, voor zover de opschriften rechtstreeks betrekking
hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde
bouwwerkzaamheden;
- 6.
bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze
aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen
zaak;
- 7.
die door een gemeentelijk orgaan zijn aangebracht of geplaatst,
indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter
uitvoering van de aan dit orgaan opgedragen publiekrechtelijke
taak;
- 8.
die door de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB of een
overeenkomstig lichaam zijn aangebracht of geplaatst ten behoeve van
een vlotte doorstroming van het verkeer of ten dienste van openbare
ruimten;
- 9.
die door cultureel, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen
lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht of geplaatst en
betrekking hebben op door hen georganiseerde activiteiten met
niet-commerciële doeleinden;
- 10.
binnen het inwendige gedeelte van een woning of bedrijf of gedeelte
daarvan;
- 11.
aangebracht op een voer- of vaartuig;,
- 12.
die in hoofdzaak zichtbaar zijn op sportvelden, met uitzondering van
aankondigingen op of bij sportvelden welke kennelijk gericht zijn op
de weg;
- 13.
op terrasafscheidingen (bij horecaondernemingen), voor zover deze
een oppervlak van 1 m2 per terrasschot niet te boven gaan;
- 14.
aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen,
waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een BORD met naam
van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;
- 15.
aangebracht of geplaatst op of aan onroerende zaken die in het kader
van de wet WOZ zijn aangemerkt als een woning.
- 16.
die door agrarische bedrijven zijn aangebracht en betrekking hebben
op de agrarische activiteiten
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief.
- 5.
1 De reclamebelasting wordt geheven naar het totaal aantal openbare
aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
- 5.
2 De belasting als bedoeld in onderdeel 5.1 bedraagt per object, per
jaar:
5.2.1 voor 1 of 2 openbare aankondigingen € 306,00;
5.2.2 voor meer als 2 openbare aankondigen € 510,00.
5.3 In afwijking van het in artikel 5 tweede lid bepaalde bedraagt de
belasting maximaal € 760,00 per jaar indien er sprake is van meerdere
vestigingen van een en dezelfde gebruiker die betrokken worden in de
reclamebelasting.
Artikel 6 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De reclamebelasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De reclamebelasting is verschuldigd bij de aanvang van het
belasting-tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt
is de naar jaartarieven geheven reclamebelasting verschuldigd voor
zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde
belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht,
nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven
reclamebelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak
verschuldigde reclamebelasting als er in dat tijdvak, na het einde van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling/automatische incasso.
- 1.
De aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen
waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van
de volgende termijnen telkens een maand later.
- 2.
Ingeval het totaalbedrag van het aanslagbiljet waarop de aanslagen staan
vermeld € 4.000 of meer bedraagt, moet dit bedrag, in
afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald op de
laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van
het aanslagbiljet is vermeld.
- 3.
De belastingschuldige kan machtiging tot automatische incasso verlenen
indien het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet
gemeentelijke belastingen minder dan € 4.000bedraagt.
Het minimum termijnbedrag bedraagt € 10. Ingeval een
machtiging tot automatische incasso is verleend, wordt het aantal
termijnen bepaald door het totale bedrag van het gecombineerde
aanslagbiljet gemeentelijke belastingen te delen door het minimum
termijnbedrag, met dien verstande dat het aantal termijnen niet meer dan
tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand
volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 4.
De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt
geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn
betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de
belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na
afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als
bedoeld in het eerste lid.
- 5.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan met betrekking tot de heffing
en de invordering van de reclamebelasting nadere regels stellen.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De Verordening reclamebelasting 2012 van 15 december 2011 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van
bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening
reclamebelasting 2013".
Aldus besloten in de openbare
vergadering d.d. 20 december 2012.
, voorzitter. , griffier.
(H.K. Pot) (E.P. Faber-van Brug)