Organisatie | Best |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening 2010 APV |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Datum inwerkingtreding: 1 januari 2010
Gewijzigd bij raadsbesluit van 20 september 2010 en bij raadsbesluit van 7 mei 2012.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 15 december 2014.
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-11-2018 | nieuw artikel 2.12 | 15-12-2014 Gemeenteblad, 2014-12-19 | Onbekend | |
01-01-2010 | 01-01-2014 | Onbekend | 07-05-2012 Groeiend Best | Onbekend |
hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen 7
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen 7
Artikel 1.3 Indiening aanvraag 7
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen 7
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 8
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 8
Artikel 1.8 Weigeringsgronden 8
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden 9
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden 9
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 9
Artikel 2.4 Afwijking termijn (=vervallen) 10
Artikel 2.5 Te verstrekken gegevens (=vervallen) 10
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken 10
Artikel 2.6 Beperking aanbieden van geschreven of gedrukte stukken e.d. 10
Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg 10
Artikel 2.7 Feest, muziek, wedstrijd e.d. 10
Artikel 2.8 Dienstverlening 10
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg 10
Artikel 2.10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan. 10
Artikel 2.11 Winkeluitstallingen 11
Artikel 2.12 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 11
Artikel 2.13 Omgevingsvergunning voor het maken, veranderen van een uitweg 12
Afdeling 6 Veiligheid op de weg 12
Artikel 2.14 Veroorzaken van gladheid 12
Artikel 2.15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp 12
Artikel 2.16 Openen straatkolken e.d. 12
Artikel 2.17 Kelderingangen, e.d. 12
Artikel 2.18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen 13
Artikel 2.19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp 13
Artikel 2.20 Vallende voorwerpen 13
Artikel 2.21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 13
Artikel 2.22 Objecten onder hoogspanningslijn (=vervallen) 13
Artikel 2.23 Gebruik van L.P.G. en andere gassen 13
Afdeling 7 Toezicht op evenementen 13
Artikel 2.24 Begripsomschrijving 13
Artikel 2.27 Ordeverstoring 15
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven 15
Artikel 2.28 Begripsomschrijvingen 15
Artikel 2.29 Exploitatievergunning terras 15
Artikel 2.31 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 16
Artikel 2.32 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf 16
Artikel 2.33 Handel in horecabedrijven 16
Artikel 2.34 Ordeverstoring 16
Artikel 2.35 Burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan 16
Artikel 2.36 Toegang ambtenaren van politie, gemeentelijke BOA’s en toezichthouders gemeente. 17
Artikel 2.37 Begripsomschrijving en verbod 17
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden 17
Artikel 2.38 Speelgelegenheden 17
Artikel 2.39 Speelautomaten 17
Artikel 39a Speelautomatenhal 18
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid 18
Artikel 2.40 Sluiting overlastgevende voor het publiek openstaande gebouwen 18
Artikel 2.41 Betreden gesloten woning of lokaal 18
Artikel 2.42 Plakken en kladden 18
Artikel 2.43 Vervoer plakgereedschap e.d. 19
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuigen 19
Artikel 2.45 Betreden van plantsoenen e.d. 19
Artikel 2.46 Rijden over bermen e.d. 19
Artikel 2.47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen 19
Artikel 2.48 Uitnodigen of aanlokken tot ontuchtige handelingen 20
Artikel 2.49 Verboden drankgebruik 20
Artikel 2.50 Verboden gedrag bij of in gebouwen 20
Artikel 2.51 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten 20
Artikel 2.52 Neerzetten van fietsen e.d. 20
Artikel 2.53 Overlast van fiets of bromfiets 21
Artikel 2.54 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. 21
Artikel 2.56 Aanstootgevend taalgebruik, geschreeuw, vuurtje stoken, met voorwerpen gooien e.d. 21
Artikel 2.57 Liggen of slapen op of aan de openbare weg 21
Artikel 2.58 Bespieden van personen 21
Afdeling 12 Bepalingen ten aanzien van het houden van dieren 22
Artikel 2.60 Overlast honden 22
Artikel 2.61 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie 22
Artikel 2.62 Verontreiniging door honden 22
Artikel 2.63 Gevaarlijke honden 22
Artikel 2.64 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 23
Artikel 2.65 Gevaarlijke gebruikshonden 23
Artikel 2.66 Loslopend vee en pluimvee 24
Artikel 2.68 Vernietiging van rupsen en rupsennesten 24
Artikel 2.68a Bestrijding ongedierte 24
Artikel 2.69 Verontreiniging door paarden, pony’s e.d. 24
Afdeling 13 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen 25
Artikel 2.70 Begripsbepaling 25
Artikel 2.71 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister 25
Artikel 2.72 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht 25
Artikel 2.73 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen 26
Artikel 2.74 Helingbestrijding van fietsen 26
Artikel 2.75 Begripsbepaling 26
Artikel 2.76 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen 26
Artikel 2.77 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 26
Artikel 2.78 Bezigen van vuurwerk anders dan tijdens de jaarwisseling 26
Artikel 2.79 Drugshandel op straat 26
Artikel 2.80 Openlijk drugsgebruik 27
Artikel 2.81 Verzamelingen van personen in verband met drugs 27
Artikel 2.82 Sluiting van drugspanden 27
Artikel 2.83 Betreden gesloten woning of lokaal 27
Artikel 2.84 Exploitatievergunning Growshop 28
Afdeling 16 Bestuurlijke ophouding 28
Artikel 2.85 Bestuurlijke ophouding 28
Afdeling 17 Veiligheidsrisicogebieden 28
Artikel 2.86 Veiligheidsrisicogebieden / preventief fouilleren 28
Artikel 2.87 Cameratoezicht op openbare plaatsen 29
Artikel 2.88 Gebiedsontzegging 29
Artikel 2.88a Lijst met wettelijke bepalingen 29
Afdeling 18 Bepalingen ter bevordering van de brandveiligheid 30
Artikel 2.89 Begripsomschrijvingen 30
Artikel 2.91 Verbodsbepaling 30
Artikel 2.92 Aanvraag vergunning 31
Artikel 2.93 In behandeling nemen 31
Artikel 2.94 Termijn van beslissing 31
Artikel 2.95 Weigeringsgronden 31
Artikel 2.96 Intrekken vergunning 31
Artikel 2.97 Verplicht aanwezige bescheiden 32
Artikel 2.98 Gebruikseisen voor inrichtingen 32
Artikel 2.99 Verbod stoffen aanwezig te hebben 32
Artikel 2.100 Opslag en verwerking van stoffen 32
Artikel 2.101 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen 32
Artikel 2.102 Gebruik middelen en voorzieningen 32
Artikel 2.103 Verrichten van werkzaamheden 32
Artikel 2.104 Verbod open vuur en roken 33
Artikel 2.105 Verboden handelingen met stoffen 33
Artikel 2.106 Melden van brand en broei 33
Artikel 2.107 Bossen, heidevelden, venen 33
Artikel 2.108 Sluiting inrichting 33
Artikel 2.109 Brandveiligheidsvoorzieningen 33
Hoofdstuk 3 - Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d. 34
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen 34
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen 34
Artikel 3.2 Bevoegd bestuursorgaan 34
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke 34
Artikel 3.4 Seksinrichtingen 34
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder 35
Artikel 3.6 Sluitingstijden 36
Artikel 3.7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 36
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 36
Artikel 3.9 Straatprostitutie 36
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen goederen, afbeeldingen e.d. 36
Artikel 3.12 Maximum aantal vergunningen. 37
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden; nadere regels 37
Artikel 3.13 Beslissingstermijn 37
Artikel 3.14 Weigeringsgronden 37
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer 37
Artikel 3.15 Beëindiging exploitatie 37
Artikel 3.16 Wijziging beheer 37
Hoofdstuk 4 - Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg 39
voor het uiterlijk aanzien van de gemeente 39
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting 39
Artikel 4.1 Begripsbepalingen 39
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 39
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 39
Artikel 4.4 Kennisgeving incidentele sportfestiviteiten 40
Artikel 4.5 Kennisgeving incidentele festiviteiten in relatie tot verlichting 40
Artikel 4.6 Verboden incidentele festiviteiten 40
Artikel 4.7 Onversterkte muziek 40
Artikel 4.8 Overige geluidhinder 41
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging 41
Artikel 4.10 Natuurlijke behoefte doen 41
Artikel 4.11 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen 41
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden 41
Artikel 4.12 Begripsomschrijvingen 41
Artikel 4.13 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden 41
Artikel 4.14 Aanvraag vergunning 42
Artikel 4.15 Afstand tot de erfgrenslijn 42
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast 42
Artikel 4.16 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. 43
Artikel 4.17 Stankoverlast door gebruik van meststoffen 43
Artikel 4.18 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame 43
Artikel 4.19 Omgevingsvergunning voor handelsreclame 43
Artikel 4.20 Eisen aan niet-vergunningsplichtige handelsreclame 44
Artikel 4.22 Beschermde planten 44
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen 44
Artikel 4.23 Begripsomschrijving 44
Artikel 4.24 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 45
Artikel 4.25 Aanwijzing kampeerplaatsen 45
Hoofdstuk 5 - Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente 45
Artikel 5.1 Begripsbepalingen 45
Artikel 5.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 45
Artikel 5.3 Te koop aanbieden van voertuigen 46
Artikel 5.4 Defecte voertuigen 46
Artikel 5.5 Voertuigwrakken 46
Artikel 5.6 Kampeermiddelen e.a. 46
Artikel 5.7 Parkeren van reclamevoertuigen 46
Artikel 5.8 Parkeren van grote voertuigen 46
Artikel 5.9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen 46
Artikel 5.10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen 47
Artikel 5.11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 47
Artikel 5.12 Parkeerverbod bij kermissen e.d. 47
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen 47
Artikel 5.14 Begripsbepaling 47
Artikel 5.16 Vrijheid van meningsuiting 48
Artikel 5.17 Begripsbepaling 48
Artikel 5.18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 48
Artikel 5.19 Toestemming rechthebbende 49
Artikel 5.20 Afbakeningsbepalingen 49
Artikel 5.21 Aanhoudingsplicht 49
Artikel 5.22 Begripsbepaling 49
Artikel 5.23 Organiseren van een snuffelmarkt 49
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water 49
Artikel 5.25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 50
Artikel 5.26 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers 50
Artikel 5.28 Reddingsmiddelen 50
Artikel 5.29 Veiligheid op het water 50
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden 50
Artikel 5.30 Crossterreinen 50
Artikel 5.31 Beperking verkeer in natuurgebieden 51
Artikel 5.32 Beperking toerrit 4x4 51
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken 51
Artikel 5.33 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 52
Afdeling 9 Verstrooiing van as 52
Artikel 5.34 Begripsbepaling 52
Artikel 5.35 Verboden plaatsen 52
Artikel 5.36 Hinder of overlast 52
Artikel 5.37 Begripsbepaling 52
Artikel 5.38 Tijdvak voor begraven 52
Artikel 5.39 Onbetamelijk gedrag op een begraafplaats 52
Afdeling 11 Destructiebepalingen 53
Artikel 5.41 Begripsomschrijvingen 53
Artikel 5.42 Termijn aangifte 53
Artikel 5.43 Aanwijzing verzamelplaats 53
Afdeling 12 Gebruik gemeentewapen en gemeentelogo 53
Artikel 5.44 Gebruik gemeentewapen en gemeentelogo. 53
Artikel 5.45 Detectorverbod 53
Afdeling 14 Openbare veiligheid 53
Artikel 5.46 Openbare veiligheid 53
Hoofdstuk 6 - Straf-, overgangs- en slotbepalingen 54
Artikel 6.2 Toezichthouders 54
Artikel 6.3 Binnentreden woningen 54
Artikel 6.4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening 54
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Artikel 1.9 Lex silencio positivo van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
· Artikel 2:9: Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest;
Artikel 1.10 Lex silensio positivo niet van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
· Artikel: 2:25 Vergunning evenementen;
· Artikel 3:4: Vergunning seksinrichting;
· Artikel 4:24: Ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen.
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie dan wel een gemeentelijke Buitengewoon Opsporings Ambtenaar of toezichthouder van de gemeente zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan.
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg worden gebracht in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg zijn verwijderd en de weg daarvan is gereinigd;
Artikel 2.11 Winkeluitstallingen
Het is verboden zonder voorafgaande melding aan burgemeester en wethouders op, aan of boven de weg, in, aan of boven een openbaar water dan wel op, aan of boven een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke plaats goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan het publiek, dan wel in het kader van de verkoop vanuit een winkel reclameborden te plaatsen of geplaatst te hebben.
Artikel 2.12 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Door het college in de overige gevallen.
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing: a. indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht; b. bij het openbreken van de verharding en het graven en spitten in de weg ten behoeve van voorwerpen voor het opladen van elektrische voertuigen zoals laadpalen voor elektrische voertuigen, mits voldaan wordt aan de procedure zoals opgenomen in de beleidsregels “Laadvoorzieningen in de openbare ruimte voor elektrische auto’s in de gemeente Best”.
4 Het verbod in het eerste lid geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, het Provinciaal Wegenreglement Noord-Brabant, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of Verordening Ondergrondse Infrastructuur Best.
Artikel 2.13 Omgevingsvergunning voor het maken, veranderen van een uitweg
4.Een aanvraag kan worden geweigerd indien:
Artikel 2.16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet is bevoegd, verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan, toegangsbeperkende afsluitingspaal of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzoverin het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien voor wapens behorende tot de categorie I, II, III en IV Wet wapens en munitie voorzover door het bij zich dragen van deze voorwerpen de openbare orde of veiligheid niet in gevaar komt of kan komen.
De burgemeester kan binnen 10 dagen na ontvangst van de melding besluiten op grond van bijzondere omstandigheden het evenement alsnog aan te wijzen als vergunningsplichtig dan wel het organiseren van een evenement als bedoeld in het derde lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.28 Begripsomschrijvingen
1.Onder horecabedrijf wordt in deze afdeling verstaan:
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, jongerencentrum, kantine van een sportinrichting, buurthuis,clubhuis of welzijnsaccommodatie.
Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
Een terras in de zin van deze afdeling is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.
Artikel 2.29 Exploitatievergunning terras
De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het terras en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het terras.
Bij de toepassing van de in het tweede lid genoemde weigeringgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het terras is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het terras.
Artikel 2.31 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.30 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.32 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.30 of ingevolge een op grond van artikel 2.31 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Artikel 2.35 Burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 Gemeentewet treden burgemeester en wethouders op als bevoegd bestuursorgaan ten aanzien van de artikelen 2.29 tot en met 2.32.
Artikel 2.36 Toegang ambtenaren van politie, gemeentelijke BOA’s en toezichthouders gemeente.
De houder van een horecabedrijf is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie, gemeentelijke BOA’s en toezichthouders van de gemeente vanaf de openbare weg onmiddellijk en onbelemmerde toegang hebben tot zijn bedrijf;
Artikel 2.38 Speelgelegenheden
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Artikel 2.40 Sluiting overlastgevende voor het publiek openstaande gebouwen
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2.45 Betreden van plantsoenen e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 2.48 Uitnodigen of aanlokken tot ontuchtige handelingen
Het is verboden op of aan de weg, op een andere voor publiek toegankelijke plaats of op een plaats, zichtbaar vanaf de weg of vanaf een andere voor publiek toegankelijke plaats iemand door woord, houding, gebaar of op enigerlei andere wijze tot ontuchtige handelingen uit te nodigen, dan wel aan te lokken;
Een ieder die van een ambtenaar van politie of van gemeentelijke Buitengewoon Opsporings-ambtenaren in het belang van de naleving van het bepaalde in het eerste lid, het bevel krijgt zich van de daar bedoelde plaats te verwijderen in een bepaalde richting, is verplicht onverwijld aan het bevel gevolg te geven;
Artikel 2.51 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel of op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk bordes, portaal, telefooncel, kinderspeeltoestellen, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, spoorwegtunnel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.52 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.53 Overlast van fiets of bromfiets
Burgemeester en wethouders kunnen op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 2.54 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.56 Aanstootgevend taalgebruik, geschreeuw, vuurtje stoken, met voorwerpen gooien e.d.
Het is verboden om op of aan wegen, openbaar water, of andere voor publiek toegankelijke plaats iemand uit te jouwen, na te schreeuwen, met aanstootgevende taal lastig te vallen, vuurtjes te stoken, met vuilnis, sneeuw, stenen of andere voorwerpen te gooien, voort te schoppen of slaan, of op enig andere wijze hinderlijk en baldadig gedrag te veroorzaken voor omwonenden en omstanders.
Afdeling 12 Bepalingen ten aanzien van het houden van dieren
Artikel 2.62 Verontreiniging door honden
De eigenaar of houder van een hond is verplicht bij het uitlaten van de hond binnen de bebouwde kom een deugdelijk hulpmiddel, dat gezien de vorm en constructie als zodanig is bestemd voor het verwijderen van de uitwerpselen, bij zich te dragen en dit op de eerste vordering van de met zorg voor de naleving van de bepalingen van deze verordening belaste ambtenaar, te tonen.
Artikel 2.65 Gevaarlijke gebruikshonden
Onverminderd het gestelde in het eerste en derde lid is het aanlijngebod als omschreven in artikel 2.61, lid 1 aanhef en onder a, van toepassing op degene die met een hond een opleiding voor bewakings-, opsporings- of verdedigingswerk bij een erkende instantie met goed gevolg heeft afgerond, alsmede op de eigenaar of de houder van een hond, die in het bezit is van ten minste een gedrags- en gehoorzaamheidscursus 1-diploma voor die betreffende hond.
Artikel 2.66 Loslopend vee en pluimvee
De rechthebbende op vee of pluimvee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2.68 Vernietiging van rupsen en rupsennesten
Burgemeester en wethouders kunnen, hetzij bij openbare kennisgeving ten aanzien van het gehele gebied van de gemeente of van bepaalde delen daarvan, hetzij bij persoonlijke kennisgeving aan de rechthebbende van een of meer bepaalde percelen mededelen, dat zij het noodzakelijk achten, dat aldaar in bomen of ander houtgewas voorkomende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd worden voor een bij die kennisgeving bepaalde datum.
De rechthebbende op percelen binnen het bij die openbare kennisgeving aangewezen gebied of van de in de persoonlijke kennisgeving aangeduide percelen is verplicht voor de door burgemeester en wethouders bepaalde datum te zorgen, dat de in bomen of ander houtgewas op zijn perceel voorkomende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd zijn.
Artikel 2.68a Bestrijding ongedierte
Het college kan, hetzij bij openbare kennisgeving ten aanzien van het gehele gebied van de gemeente of van bepaalde delen daarvan, hetzij bij persoonlijke kennisgeving aan de rechthebbende van een of meer bepaalde percelen mededelen, dat zij het noodzakelijk achten, dat aldaar op het betreffende perceel/percelen ongedierte zoals ratten en muizen verwijderd en vernietigd worden voor een bij die kennisgeving bepaalde datum.
De rechthebbende op percelen binnen het bij die openbare kennisgeving aangewezen gebied of van de in de persoonlijke kennisgeving aangeduide percelen is verplicht voor de door burgemeester en wethouders bepaalde datum te zorgen, dat de op zijn perceel voorkomend ongedierte verwijderd en vernietigd is.
Artikel 2.72 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a. bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.74 Helingbestrijding van fietsen
Het is verboden op of aan de weg fietsen, bromfietsen en scooters te koop aan te bieden, te verkopen of te kopen, anders dan direct vanuit een aan de weg gevestigd detailhandelsbedrijf voor rijwielen.
Het in het bovenstaande verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.79 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.80 Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijke gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daarvoor te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2.82 Sluiting van drugspanden
Ter bescherming van het woon- en leefklimaat en in het belang van de handhaving van de openbare orde, waaronder begrepen het voorkomen van verstoring ervan, verklaart het bevoegd gezag, een vaartuig of enige andere ruimte welke niet als woning in gebruik is, gesloten, indien en zodra daarin middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet worden bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervaardigd of aanwezig zijn, zonder dat daartoe op grond van die wet vereiste verloven zijn verstrekt.
Artikel 2.84 Exploitatievergunning Growshop
De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk weigeren, indien de woon- en leefsituatie in de omgeving van het bedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het bedrijf en/of op basis van de wet BIBOB. Bij de toepassing van deze weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het bedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard en omvang van het bedrijf en de spanning, waaraan het woon en leefmilieu ter plaatse reeds bloot staat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het bedrijf.
Artikel 2.86 Veiligheidsrisicogebieden / preventief fouilleren
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen, tunnel en daarbijbehorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2.88 Gebiedsontzegging
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid aan diegene die zich gedraagt in strijd met de wettelijke bepalingen, als in de nadere uitwerking van dit artikel genoemd, een verbod opleggen zich te bevinden in een door de burgemeester aangewezen gebied en de daarin gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid aan diegene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd dat hij/zij zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste lid bedoelde wettelijk bepalingen en/of de opgelegde gebiedsontzegging overtreedt, een verbod opleggen zich te bevinden in een door de burgemeester aangewezen gebied en in de daarin gelegen voor het publiek toegankelijk gebouwen en inrichtingen op de door de burgemeester genoemd tijdstippen voor een tijdvlak van acht weken.
Artikel 2.88a Lijst met wettelijke bepalingen
Het niet naleven van de volgende bepalingen uit deze verordening doen de in artikel 2.88, lid 1 genoemde bevoegdheid van de burgemeester ontstaan:
● artikel 2.1 Samenscholing en Ongeregeldheden
● artikel 2.27 Ordeverstoring bij evenement
● artikel 2.34 Ordeverstoring in een horecabedrijf
● artikel 2.42 Plakken en kladden
● artikel 2.47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
● artikel 2.49 Verboden drankgebruik
● artikel 2.50 Verboden gedrag bij of in gebouwen
● artikel 2.51 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
● artikel 2.57 Liggen of slapen op of aan de openbare weg
● artikel 2.58 Bespieden van personen
● artikel 2.79 Drugshandel op straat
● artikel 2.80 Openlijk drugsgebruik
● artikel 2.81 Deelname aan verzamelingen van personen in verband met drugs
● artikel 3.9 Straatprostitutie
● artikel 5.33 Verbod vuur te stoken
● artikel 5.14 Venten (waaronder ook aanbieden diensten)
Daarnaast ontstaat de in artikel 2.88 lid 1 genoemde bevoegdheid als sprake is van:
● Radicalisering/discriminatie (artikel 137d + 137e Wetboek van Strafrecht)
● Huisvredebreuk (artikel 138 Wetboek van Strafrecht)
● Lokaalvredebreuk (artikel 139 Wetboek van Strafrecht)
● Openlijke geweldpleging (artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
● Wederspannigheid (artikel 180 Wetboek van Strafrecht)
● Niet voldoen aan bevel of vordering (artikel 184 Wetboek van Strafrecht)
● Mishandeling (artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
● Mishandeling (artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
● Deelname aan een aanval/vechtpartijen (artikel 306 Wetboek van Strafrecht)
● Vernieling en vandalisme (artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
● Plegen baldadigheid (in strijd met algemene veiligheid)(artikel 424 Wetboek van Strafrecht)
● Dronken de orde verstoren (artikel 426 Wetboek van Strafrecht)
● Openbare dronkenschap (artikel 453 Wetboek van Strafrecht)
Afdeling 18 Bepalingen ter bevordering van de brandveiligheid
Deze afdeling is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in de Woningwet en de bouwverordening.
Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.
Artikel 2.93 In behandeling nemen
Bij het niet voldoen aan de bij of krachtens artikel 2.92 gestelde eisen, alsmede aan de eisen die gelden ingevolge de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen vier weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.
Artikel 2.94 Termijn van beslissing
De in het derde lid bedoelde aanhouding eindigt zes weken nadat is beslist op een aanvraag om bouwvergunning als bedoeld onder letter a van het derde lid, dan wel nadat is voldaan aan de aanschrijving als bedoeld onder letter b van het derde lid en burgemeester en wethouders hiervan in kennis zijn gesteld.
Artikel 2.95 Weigeringsgronden
Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.
Artikel 2.96 Intrekken vergunning
Burgemeester en wethouders kunnen –afgezien van de intrekkinggronden genoemd in artikel 1.6- een vergunning intrekken indien:
Het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, en het niet mogelijk blijkt door het stellen of wijzigen van voorschriften dat belang voldoende te beschermen.
Artikel 2.97 Verplicht aanwezige bescheiden
In de inrichting waar de activiteiten plaatsvinden waarop de vergunning betrekking heeft moet de vergunning aanwezig zijn, en moet op verzoek van degene die is belast met het toezicht op de naleving van deze afdeling, ter inzage worden gegeven.
Artikel 2.98 Gebruikseisen voor inrichtingen
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16, 1.17 en
6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en
676) zijn van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige
Artikel 2.100 Opslag en verwerking van stoffen
Stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt. 1992, nr. 104), alsmede artikel II van de Regeling tot wijziging (Stcrt. 1992, nr. 188) moeten worden opgeslagen volgens de in bijlage 6 van de bouwverordening aangegeven wijze.
Artikel 2.101 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
De rechthebbende op een inrichting, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.
Artikel 2.102 Gebruik middelen en voorzieningen
Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoor het onmiddellijke gebruik of de zichtbaarheid wordt belemmerd van:
Artikel 2.103 Verrichten van werkzaamheden
Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstel-, wijzigings-, of sloopwerkzaamheden, waarbij stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt. 1992, nr. 104), alsmede artikel II van de Regeling tot wijziging (Stcrt. 1992, nr. 188), of gereedschappen worden gebruikt waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Artikel 2.105 Verboden handelingen met stoffen
Het is verboden een brandbaar gas te bezigen voor het vullen van speelgoed, hobby- en sportartikelen, anders dan luchtvaartuigen bedoeld in de Regeling inzake het met bepaalde luchtvaartuigen opstijgen van en landen op alsmede het inrichten van niet als luchtvaartterreinen aangewezen terreinen (Stcrt. 1988, 511).
Artikel 2.106 Melden van brand en broei
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
Artikel 2.107 Bossen, heidevelden, venen
De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander terrein, dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
Artikel 2.108 Sluiting inrichting
De politie, de brandweer, de gemeentelijk opsporingsambtenaren, de leider(s) van het gemeentelijk bestuurlijk interventie team of gemeentelijke toezicht houders kunnen in opdracht van de burgemeester een inrichting die handelt zonder vergunning of in strijd met een vergunning van deze afdeling, bij direct gevaar de inrichting meteen laten sluiten en ter voorkoming van het strijdig gebruik ervan kunnen zij alle nodige maatregelen treffen.
Artikel 2.109 Brandveiligheidsvoorzieningen
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.
Hoofdstuk 3 - Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Artikel 3.2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbijbehorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1º bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2º de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a(oud), 250,273f,300 tot en met 303, 416, 417, 417bis,426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3º de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
4º de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
5º de artikelen 2 en 3 van de Wet op de Weerkorpsen;
6º de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) en van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De exploitant en de leidinggevende dienen er voor zorg te dragen dat dagelijks een
actuele bedrijfsadministratie bij wordt gehouden, dat deze administratie in het bedrijf aanwezig is en op eerste vordering van een ambtenaar belast met het toezicht op het bepaalde in dit hoofdstuk of op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage wordt opgenomen.
Het is de rechthebbende op en de beheerder of houder van een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen goederen, afbeeldingen e.d.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden; nadere regels
Artikel 3.14 Weigeringsgronden
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
2.In afwijking van artikel 1.8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal5 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.7 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste drie weken voor aanvang van de festiviteit burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.4 Kennisgeving incidentele sportfestiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 10 incidentele sportactiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste drie weken voor de aanvang van de festiviteit burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.5 Kennisgeving incidentele festiviteiten in relatie tot verlichting
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting tenminste drie weken voor de aanvang van de festiviteit burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld. De maximale eindtijd voor het aanhouden van de verlichting is de sluitingstijd van de sportinrichting.
Artikel 4.6 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Het is verboden op een door burgemeester en wethouders ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.10 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4.11 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.13 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.16 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door burgemeester en wethouders aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4.18 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel
van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
Artikel 4.19 Omgevingsvergunning voor handelsreclame
opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale Landschapsverordening;
De weigeringgrond van het vijfde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken als bedoeld in de Woningwet;
De weigeringgrond van het vijfde lid, onder c, geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 4.20 Eisen aan niet-vergunningsplichtige handelsreclame
Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in artikel 4.19, tweede lid, de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.23 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:
Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is en voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit.
Artikel 5.12 Parkeerverbod bij kermissen e.d.
Het is verboden een voertuig te parkeren of geparkeerd te hebben of enig ander voorwerp te plaatsen of te laten staan, indien ter plaatse bekend is gemaakt dat op die weggedeelten een kermis, een markt of een evenement als bedoeld in artikel 2.24 plaatsvindt, dan wel dat die weggedeelten tijdelijk tot parkeerplaats voor woon- of pakwagens zijn bestemd, gedurende de tijden als bij die bekendmaking is aangegeven.
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
1.Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid in gevaar komt of in het belang van de instandhouding van de kermis.
In deze paragraaf wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare plaats en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5.19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders standplaats is of wordt ingenomen.
Artikel 5.21 Aanhoudingsplicht
Burgemeester en wethouders houden de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het tweede lid, tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden in het eerste en derde lid gelden niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaart-politiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de telecommunicatieverordening of het Reglement van politie voor het Beatrixkanaal.
Artikel 5.25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor
Artikel 5.26 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover inhet daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 350 Wetboek van Strafrecht de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegen verordening , de Provinciale landschapsverordening of het Reglement van politie voor het Beatrixkanaal.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een al dan niet met een wedstrijdkarakter dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.31 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen, (natuur)brug of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of paard.
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van verkeer en waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten en de gemeentelijke Buitengewoon Opsporingsambtenaren en gemeentelijke toezichthouders;
Artikel 5.33 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
In deze afdeling wordt verstaan onder de begraafplaats, een bijzondere en een algemene begraafplaats als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging.
Artikel 5.38 Tijdvak voor begraven
Het is verboden te begraven of urnen met asbus bij te zetten buiten het tijdvak van 8.00 uur tot 18.00 uur. Burgemeester en wethouders kunnen toestaan dat begraven plaatsvindt op andere dan in het eerste lid aangegeven uren.
Afdeling 11 Destructiebepalingen
De aangifteplichtige is gehouden uiterlijk op de eerste werkdag, die volgt op de dag waarop het destructiemateriaal is ontstaan, daarbij aangifte te doen door het materiaal ter destructie af te staan en af te geven bij het CebeSon dan wel achter te laten bij de behandelend dierenarts c.q. dierenambulance.
Artikel 5.46 Openbare veiligheid
Artikel 5.47 Aanbrengen aanduidingen
1.Indien burgemeester en wethouders het nodig achten, dat borden met een aanduiding met betrekking tot de gebruiksvergunning of verwijsaanduidingen over veiligheid aan een gebouw, een muur, paal, schutting of andere soort terreinafscheiding dienen te worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht deze borden door de gemeente te laten aanbrengen, wijzigen of verwijderen.
Hoofdstuk 6 - Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en op grond van artikel 1.5 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.