Organisatie | Doesburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2013 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Raadsbesluit |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 25-10-2012 Streekjournaal, 9 november 2012 | 25 oktober 2012, nr. 11g | |
01-01-2014 | intrekking |
|
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Als gebruiker wordt aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b.ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel volgens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
a.watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
b.bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
Indien voor de in artikel 3, eerste lid, bedoelde percelen in verband met het ontbreken van watermeters niet de hoeveelheid water kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven, wordt:
a.voor tot woning dienende percelen het waterverbruik afhankelijk gesteld van het aantal personen dat op 1 januari van het betreffende belastingjaar gebruik maakt van het perceel. Hierbij wordt het waterverbruik bepaald op 45 m³ per persoon.
b.voor de overige percelen de hoeveelheid water op 1 januari van het belastingjaar of bij aanvang van de belastingplicht bepaald op basis van schatting, door vergelijking soort bedrijf en aantal medewerkers met bekend zijnde verbruiksgegevens.
Indien een perceel bestaat uit twee of meer zelfstandige gedeeltes, zoals bedoeld in artikel 4, welke gezamenlijk gebruik maken van een watermeter dan wordt voor de gebruikers van deze zelfstandige gedeeltes een verdeelsleutel gehanteerd zoals deze door de respectievelijke gebruikers wordt gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van het waterbedrijf Vitens en bij het ontbreken van een dergelijke regeling overgaan tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van de beschikbare gegevens.
In die gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt de belasting geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de (eind)afrekening van het waterbedrijf. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de (eind) afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van het waterbedrijf.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalenderdagen overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalenderdagen overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In de gevallen dat de belastingplichtige toestemming heeft verleend voor automatische betaling van de verschuldigde belastingbedragen, moet worden betaald in vijf gelijke termijnen waarbij de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
In afwijking van het gestelde in het derde lid geldt: wanneer het totaal verschuldigde belastingbedrag op een aanslagbiljet minder bedraagt dan € 30,- en meer bedraagt dan € 1.750,- dient de aanslag te worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
Met betrekking tot een volgens artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking betreffende een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.