Organisatie | Zwartewaterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen |
Citeertitel | Participatieverordening schoolgaande kinderen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 22-11-2012 | Onbekend |
De raad van de gemeente Zwartewaterland;
Overwegende, dat het wenselijk is financiële belemmeringen voor deelname aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten te verminderen of zoveel mogelijk op te heffen, met name voor kinderen die onderwijs volgen.
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, d.d. ;
Gelet op het bepaalde in artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8, lid 1, sub g, en lid 2, sub d, juncto artikel 35, lid 5, alsmede artikel 48, lid 4, van de Wet werk en bijstand;
Degene die tot de doelgroep behoren alsmede aan de voorwaarden voldoen hebben, om vergroting van deelneming aan de samenleving van ten laste komende kinderen te bevorderen, recht op een bijdrage in de kosten hiervan.
Artikel 4. Maatschappelijke participatie
Onder kosten van maatschappelijke participatie worden in ieder geval verstaan de in Nederland gemaakte of te maken kosten van:
Voor elk kind dat het basisonderwijs bezoekt: € 150,- per jaar.
Voor elk kind dat het voortgezet of beroepsonderwijs volgt: € 300,- per jaar.
De aanvraag tot toekenning van de in dit artikel bedoelde bijzondere bijstand kan worden ingediend vanaf 1 juli van het betreffende jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Hierbij dient door de belanghebbende aangetoond te worden dat per 1 juli daaraan voorafgaande aan de voorwaarden werd voldaan.
De aanvraag tot toekenning van de in dit artikel bedoelde bijzondere bijstand kan worden ingediend binnen 12 maanden na 1 juli van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Hierbij dient door de belanghebbende aangetoond te worden dat per 1 juli daaraan voorafgaande aan de voorwaarden werd voldaan.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
In de motie Blanksma-Spekman c.s. vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in een verordeningsplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, vijfde lid, van de WWB.
Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Daartoe zijn in de vorige kabinetsperiode extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd. Voor gemeenten die al maatregelen hebben genomen om de participatie van kinderen te bevorderen betekent dit dat zij hun beleid rechtstreeks in de verordening kunnen opnemen en daarmee voldaan hebben aan de verordeningsplicht.
Maatschappelijke participatie van kinderen is van groot belang met het oog op een zelfredzame toekomst.
Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Alhoewel de regering er vanuit gaat dat de meeste ouders zich inzetten voor een goede toekomst voor hun kind, wil de regering voorkomen dat deze specifieke ondersteuning voor andere zaken kan worden aangewend. Om die reden acht de regering het wenselijk om de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag uit te keren. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm.
De regering realiseert zich dat gezien de aard van hetgeen geregeld wordt een verstrekking in natura in een aantal gevallen ondoelmatig of ondoeltreffend kan zijn, nog afgezien van het feit dat er discussie kan ontstaan over wat nu wel of niet als in natura is te duiden. Daarom is in de wet de mogelijkheid opgenomen, dat wanneer verstrekking in natura ondoelmatig is, het college mag afwijken van deze verplichting.
Door deze mogelijkheid te bieden om op andere wijze te bewerkstelligen dat een kind deel kan nemen aan noodzakelijke activiteiten, wil de regering tot uitdrukking brengen dat gemeenten de doeltreffendheid de doorslag kunnen laten geven. De regering voorziet dat gemeenten aldus geen belemmeringen zouden moeten ervaren om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke participatie en ontwikkeling van kinderen.
Gelet op de vele soorten van activiteiten die in de verordening onder het begrip van maatschappelijke participatie worden geschaard, de waarde van de verstrekking in natura uitgedrukt in geld, stigmatisering van de doelgroep, alsmede de uitvoeringskosten in ogenschouw genomen, leidt verstrekking in natura voor Zwartewaterland tot een ondoelmatige uitvoering van de regeling. Gekozen is dan ook voor een geldelijke bijdrage.
Een categoriale voorziening impliceert niet dat ambtshalve de bijdrage wordt verstrekt. Er moet nog steeds een aanvraag ingediend worden, maar de beoordeling hiervan is veel eenvoudiger. Er behoeft alleen getoetst te worden of de persoon behoort tot de categorie die in de wet is omschreven, dus zonder na te gaan of de kosten waarvoor die bijstand wordt verleend in het geval van aanvrager daadwerkelijk noodzakelijk en gemaakt zijn.
De verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het rijk geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.
Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.
In lid 2 worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen, dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.
Artikel 4 Maatschappelijke participatie
Het wordt noodzakelijk geacht dat kinderen deelnemen aan activiteiten om zich te ontplooien, te leren gezamenlijke activiteiten uit te voeren en de lichamelijke en psychische gezondheid en ontwikkeling te bevorderen.
De hieruit voortvloeiende kosten komen tot een bepaald bedrag, voor vergoeding in aanmerking.
De tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van een computer wordt maximaal 1 keer per 5 jaar verstrekt. Dit betekent tevens dat wanneer dat wanneer de tegemoetkoming van
€ 400 niet in zijn geheel wordt benut, het restant niet alsnog op een ander moment kan worden opgemaakt. Pas na 5 jaar kan men weer in aanmerking komen voor een vergoeding.
Deze regeling is alleen van toepassing voor kinderen die voor de eerste maal naar het voortgezet onderwijs gaan.
De tegemoetkoming in de kosten van een fiets wordt slechts eenmaal per kind verstrekt. De bijdrage is inclusief eventuele garantie en verzekering van de fiets.