Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwartewaterland

Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwartewaterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen
CiteertitelParticipatieverordening schoolgaande kinderen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Werk en Bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2015Nieuwe regeling

22-11-2012

de 3 watersteden, 11-12-2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Zwartewaterland;

Overwegende, dat het wenselijk is financiële belemmeringen voor deelname aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten te verminderen of zoveel mogelijk op te heffen, met name voor kinderen die onderwijs volgen.

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, d.d. ;

Gelet op het bepaalde in artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8, lid 1, sub g, en lid 2, sub d, juncto artikel 35, lid 5, alsmede artikel 48, lid 4, van de Wet werk en bijstand;

Besluit:

  • 1.

    Ingaande 1 januari 2013 de volgende gemeentelijke regelingen beëindigen:

    • ·

      Gemeentelijke regeling duurzame gebruiksgoederen;

    • ·

      Gemeentelijke regeling energiebesparende maatregelen;

    • ·

      Gemeentelijke computerregeling;

    • ·

      Gemeentelijke fietsregeling;

    • ·

      Gemeentelijke regeling voortgezet onderwijs.

    • ·

      Gemeentelijke declaratieregeling

  • 2.

    Vast te stellen de navolgende verordening:

     

    Verordening bevordering van maatschappelijke participatie

    schoolgaande kinderen

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwartewaterland;

    • b.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • c.

      1º alleenstaande ouder: een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b,

      van de wet;

      2º gezin: een gezin als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub c, van de wet

      3º kind: een ten laste komend kind in de leeftijd van 4 jaar tot en met 17 jaar en dat

      onderwijs of een beroepsopleiding volgt;

    • d.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, sub c, van de wet;

    • e.

      inkomen:het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet waarbij een eventuele bijstandsuitkering in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op categoriale bijstand als inkomen wordt gezien;

    • f.

      vermogen: het vermogen als bedoeld in art. 34 van de wet op de aanvraagdatum;

    • g.

      bijdrage: de categoriale bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35, lid 5, van de wet.

Hoofdstuk 2.  Doelgroep en voorwaarden

Artikel 2. Doel en strekking

Degene die tot de doelgroep behoren alsmede aan de voorwaarden voldoen hebben, om vergroting van deelneming aan de samenleving van ten laste komende kinderen te bevorderen, recht op een bijdrage in de kosten hiervan.

Artikel 3. Doelgroep

  • a.

    De alleenstaande ouder of het gezin met een of meer kinderen, die/dat gedurende de periode van minstens één jaar is aangewezen op een inkomen wat gemiddeld per maand niet uitkomt boven 110 % van de geldende bijstandsnorm, alsmede niet beschikt over in aanmerking te nemen vermogen.

  • b.

    Als periode onder a wordt in aanmerking genomen het jaar voorafgaande aan de datum waarop de aanvraag is ingediend.

  • c.

    Het kind waarvoor de bijdrage wordt aangevraagd, dient op de aanvraagdatum aan het leeftijdscriterium als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub c, onder 3º, van de verordening te voldoen.

Hoofdstuk 3. Bijdragen

Artikel 4. Maatschappelijke participatie

Onder kosten van maatschappelijke participatie worden in ieder geval verstaan de in Nederland gemaakte of te maken kosten van:

  • a.

    lidmaatschap van een jeugd-, sport- cultuur of ontspanningsvereniging, alsmede bijkomende kosten die direct verband houden met dit lidmaatschap;

  • b.

    deelneming aan muziek- en/of dansonderwijs;

  • c.

    deelneming aan schoolreisjes, excursies en andere door school georganiseerde activiteiten;

  • d.

    activiteiten op het gebied van het maatschappelijk welzijn.

  • e.

    Overige kosten welke naar het oordeel van het college bijdragen aan maatschappelijke participatie.

  • f.

    De hoogte van de bijdrage is als volgt:

Voor elk kind dat het basisonderwijs bezoekt: € 150,- per jaar.

Voor elk kind dat het voortgezet of beroepsonderwijs volgt: € 300,- per jaar.

  • g.

    Op deze regeling kan jaarlijks eenmaal een beroep worden gedaan.

  • h.

    De aanvraag tot toekenning van de in dit artikel bedoelde bijzondere bijstand kan worden ingediend vanaf 1 juli van het betreffende jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Hierbij dient door de belanghebbende aangetoond te worden dat per 1 juli daaraan voorafgaande aan de voorwaarden werd voldaan.

Artikel 5. Computerregeling.

  • 1.

    Inwoners die tot het gezin behorende kinderen hebben die voor de eerste maal het voortgezet onderwijs bezoeken kunnen een beroep doen op de Computerregeling.

  • 2.

    De Computerregeling voorziet in een bijdrage in de aanschafkosten van een computer met toebehoren.

  • 3.

    De aanvraag tot toekenning van de in dit artikel bedoelde bijzondere bijstand kan worden ingediend binnen 12 maanden na 1 juli van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Hierbij dient door de belanghebbende aangetoond te worden dat per 1 juli daaraan voorafgaande aan de voorwaarden werd voldaan.

  • 4.

    Op deze regeling kan per huishouden ten hoogste eenmaal per 5 jaar een beroep worden gedaan.

  • 5.

    Het uitkeringsbedrag van deze Regeling bedraagt maximaal € 400.

  • 6.

    Om controle op het gebruik van deze regeling mogelijk te maken dienen aanvragers

    aankoopnota’s in het kader van deze regeling tenminste 12 maanden te bewaren.

Artikel 6. Fietsregeling

  • 1.

    Inwoners die tot het gezin behorende kinderen hebben die voor de eerste maal het voortgezet onderwijs kunnen een beroep doen op de Fietsregeling.

  • 2.

    De Fietsregeling voorziet in een bijdrage in de aanschafkosten van een fiets tot een maximum van € 350.

  • 3.

    De aanvraag tot toekenning van de in dit artikel bedoelde bijzondere bijstand kan worden

    ingediend binnen 12 maanden na 1 juli van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

    Hierbij dient door de belanghebbende aangetoond te worden dat per 1 juli daaraan

    voorafgaande aan de voorwaarden werd voldaan.

  • 4.

    Op deze Regeling kan per kind ten hoogste eenmaal een beroep worden gedaan.

  • 5.

    Om controle op het gebruik van deze regeling mogelijk te maken dienen aanvragers

    aankoopnota’s in het kader van deze regeling tenminste 12 maanden te bewaren.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 7 hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ”Participatieverordening schoolgaande kinderen”.

Artikel 9 inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zwartewaterland van 22 november 2012

 

de griffier, de voorzitter,

A.J. Kastelein-Renkema ing. E.J. Bilder

 

 

 

1. Algemene toelichting

In de motie Blanksma-Spekman c.s. vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in een verordeningsplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, vijfde lid, van de WWB.

Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Daartoe zijn in de vorige kabinetsperiode extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd. Voor gemeenten die al maatregelen hebben genomen om de participatie van kinderen te bevorderen betekent dit dat zij hun beleid rechtstreeks in de verordening kunnen opnemen en daarmee voldaan hebben aan de verordeningsplicht.

Maatschappelijke participatie van kinderen is van groot belang met het oog op een zelfredzame toekomst.

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Alhoewel de regering er vanuit gaat dat de meeste ouders zich inzetten voor een goede toekomst voor hun kind, wil de regering voorkomen dat deze specifieke ondersteuning voor andere zaken kan worden aangewend. Om die reden acht de regering het wenselijk om de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag uit te keren. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm.

De regering realiseert zich dat gezien de aard van hetgeen geregeld wordt een verstrekking in natura in een aantal gevallen ondoelmatig of ondoeltreffend kan zijn, nog afgezien van het feit dat er discussie kan ontstaan over wat nu wel of niet als in natura is te duiden. Daarom is in de wet de mogelijkheid opgenomen, dat wanneer verstrekking in natura ondoelmatig is, het college mag afwijken van deze verplichting.

Door deze mogelijkheid te bieden om op andere wijze te bewerkstelligen dat een kind deel kan nemen aan noodzakelijke activiteiten, wil de regering tot uitdrukking brengen dat gemeenten de doeltreffendheid de doorslag kunnen laten geven. De regering voorziet dat gemeenten aldus geen belemmeringen zouden moeten ervaren om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke participatie en ontwikkeling van kinderen.

Gelet op de vele soorten van activiteiten die in de verordening onder het begrip van maatschappelijke participatie worden geschaard, de waarde van de verstrekking in natura uitgedrukt in geld, stigmatisering van de doelgroep, alsmede de uitvoeringskosten in ogenschouw genomen, leidt verstrekking in natura voor Zwartewaterland tot een ondoelmatige uitvoering van de regeling. Gekozen is dan ook voor een geldelijke bijdrage.

Een categoriale voorziening impliceert niet dat ambtshalve de bijdrage wordt verstrekt. Er moet nog steeds een aanvraag ingediend worden, maar de beoordeling hiervan is veel eenvoudiger. Er behoeft alleen getoetst te worden of de persoon behoort tot de categorie die in de wet is omschreven, dus zonder na te gaan of de kosten waarvoor die bijstand wordt verleend in het geval van aanvrager daadwerkelijk noodzakelijk en gemaakt zijn.

De verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het rijk geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.

 

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 begripsomschrijving

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

In lid 2 worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen, dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Artikel 2 doel en strekking

Hiermee is doel en strekking van de regeling verwoord.

Artikel 3 doelgroep

Behoeft geen toelichting.

Artikel 4 Maatschappelijke participatie

Het wordt noodzakelijk geacht dat kinderen deelnemen aan activiteiten om zich te ontplooien, te leren gezamenlijke activiteiten uit te voeren en de lichamelijke en psychische gezondheid en ontwikkeling te bevorderen.

De hieruit voortvloeiende kosten komen tot een bepaald bedrag, voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 5 Computerregeling

De tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van een computer wordt maximaal 1 keer per 5 jaar verstrekt. Dit betekent tevens dat wanneer dat wanneer de tegemoetkoming van

€ 400 niet in zijn geheel wordt benut, het restant niet alsnog op een ander moment kan worden opgemaakt. Pas na 5 jaar kan men weer in aanmerking komen voor een vergoeding.

Deze regeling is alleen van toepassing voor kinderen die voor de eerste maal naar het voortgezet onderwijs gaan.

Artikel 6 Fietsregeling

De tegemoetkoming in de kosten van een fiets wordt slechts eenmaal per kind verstrekt. De bijdrage is inclusief eventuele garantie en verzekering van de fiets.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden leidt, kan het college ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient zeer terughoudend gebruikt gemaakt te worden.

Artikel 8 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.