Organisatie | Gilze en Rijen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Re-integratieverordening Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-03-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 22-02-2010 Weekblad Gilze en Rijen, 03-03-2010 | Onbekend |
Re-integratieverordening Wet werk en bijstand
De raad van de gemeente Gilze en Rijen,
gezien het voorstel van het college d.d. 12 januari 2010
dat de raad op grond van het bepaalde in artikel 8 eerste lid sub a van de Wet werk en bijstand en artikel 35 verplicht is bij verordening regels te stellen aangaande:
de doelgroep: personen aan wie op grond van artikel 7 eerste lid onder a van de wet, of op grond van artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), of op grond van artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), of op grond van artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening (WSW), door de gemeente ondersteuning kan worden geboden;
Artikel 4 Rechten en plichten deelnemer
De persoon die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorzieningen heeft verbonden. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de bijlage zoals bedoeld in artikel 2 lid 6 van deze verordening.
Het doel van de inzet van deze voorzieningen is het vergroten van de vitaliteit en de zelfredzaamheid van de tot de doelgroep behorende personen. Onder andere door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van een werkritme, maatschappelijke participatie en het bevorderen van sociale zelfredzaamheid wordt arbeidsinschakeling bevorderd. Scholing kan onderdeel uitmaken van het traject voor zover deze nodig is voor het behalen van een startkwalificatie of voor het wegnemen van belemmeringen tot arbeidsinschakeling of zelfstandige participatie.
Het college biedt de belanghebbende die gedurende zes maanden additionele arbeid verricht als bedoeld in artikel 10a van de wet en die niet beschikt over een startkwalificatie een voorziening aan in de vorm van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij de scholing de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende te boven gaat of de scholing niet bijdraagt aan vergroting van de kans op arbeidsinschakeling.
Het college maakt voor de uitvoering van voorzieningen overwegend afspraken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven.
Het college kan aan een werkgever een subsidie verlenen voor de belanghebbende die algemene bijstand ontvangt ingevolge de wet of een uitkering krachtens de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen indien de belanghebbende naar het oordeel van het college nog niet over voldoende kennis en bekwaamheden beschikt om volwaardig in de dienstbetrekking te functioneren.
In afwijking van het zesde lid wordt de subsidie verleend voor een dienstverband dat niet leidt tot beëindiging van de uitkering als bedoeld in het eerste lid, indien de belanghebbende naar het oordeel van het college als gevolg van individuele omstandigheden niet in staat is voldoende inkomen te verwerven.
Artikel 7 Premie in verband met participatieplaats
Het college verstrekt aan de belanghebbende, telkens nadat hij gedurende zes maanden additionele werkzaamheden als bedoeld in artikel 10a van de wet heeft verricht, een premie indien hij naar het oordeel van het college in die zes maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op arbeidsinschakeling;
Artikel 8 Verplichtingen en terugvordering
Als een persoon die geen uitkering van de gemeente ontvangt deelneemt aan of heeft deelgenomen aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 van deze verordening niet nakomt of niet is nagekomen, kan het college de door hem in het kader van die voorziening ten behoeve van deze persoon gemaakte kosten terugvorderen.
Als een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 4 niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en de IOAZ.
Toelichting Re-integratieverordening Wet werk en bijstand (WWB)
Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werkzoekenden die behoren tot de doelgroep. Mocht zijn vastgesteld dat een werkzoekende een betaalde baan niet kan bereiken dan regelt deze verordening tevens de ondersteuning tot zelfstandige maatschappelijke participatie. De opdracht om die ondersteuning te bieden, is geregeld in artikel 7 WWB. Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven, volgt uit artikel 8 WWB.
Artikel 2 Opdracht aan het college
De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning. Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van re-integratie-instrumenten, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.
Het is een taak van het college om aan personen die tot de doelgroep behoren ondersteuning te bieden. Deze ondersteuning in het kader van arbeidsinschakeling is gericht op de kortste weg naar duurzame arbeid dan wel zelfstandige maatschappelijke participatie. Tevens zal het college beleidsregels vaststellen. Middels deze beleidsregels kan een verdeling gemaakt worden van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. Er dient dan nagegaan te worden welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus is dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan er per voorziening een plafond ingebouwd worden. Dit alles om de financiële risico’s te beheersen.
In dit artikel is een beperking aangebracht in de aanspraak op ondersteuning van niet-uitkeringsgerechtigden. Deze aanspraak is niet alleen afhankelijk van het inkomen van de persoon (met daarbij het inkomen van een eventuele echtgenoot of partner). Een nugger die nu reeds meer dan 12 uur werkt heeft naar het oordeel van het college geen behoefte aan ondersteuning. Tevens staan voorziening niet open voor nuggers die niet bereid zijn tenminste 12 uur per week te werken.
Artikel 4 Rechten en plichten deelnemer
Artikel 4 Rechten en plichten deelnemer
Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering, moeten voorwaarden aan het re-integratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten op de belanghebbende worden verhaald . Het college is immers verantwoordelijk voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het voor zover van toepassing een trajectplan door beide partijen ondertekend wordt.
Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere re-integratie-instrumenten. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties.
Re-integratie-instrumenten worden alleen ingezet, als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien worden de instrumenten alleen ingezet als, aan de hand van onderzoek, is gebleken dat door de inzet van die instrumenten het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Re-integratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken. Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van re-integratie-instrumenten zijn. Ook in dat geval geldt dat het instrument beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij het college, dat immers ook verantwoordelijk is voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk.
Voor alle tot de doelgroep behorende personen staan alle voorzieningen ter beschikking. Daarnaast hebben klantmanagers de mogelijkheid om individueel voor hun werkzoekende een op maat gesneden product in te kopen. Beargumenteerd en vaak op advies van een diagnose-organisatie wordt deze inkoop gedaan.
Bij het opstellen van de re-integratieverordening en de verdere uitwerking van het subsidiebeleid wordt rekening gehouden met Europese regelgeving en de toekomstige ontwikkelingen daarin.
De re-integratieverordening is opgesteld met inachtneming van de bepalingen van de EG vrijstellingsverordeningen, in het bijzonder de Verordening werkgelegenheidssteun (nr.2204/2002).
Tevens wordt rekening gehouden met de EG verordening de minimus-steun. (nr 69/2001).
Een loonkostensubsidie staat alleen open voor personen die een uitkering ontvangen van de gemeente in het kader van de WWB, IOAW of IOAZ. De subsidie kan worden ingezet in gevallen waarin de persoon naar het oordeel van het college nog niet over de volledige kennis en bekwaamheden beschikt om volwaardig in de dienstbetrekking te kunnen functioneren. Ook moet min of meer vast staan dat de subsidie nodig is om de werkgever over de streep te trekken. De subsidie wordt als regel verstrekt ingeval de werkaanvaarding leidt tot beëindiging van de uitkering. Een naar rato vastgestelde subsidie is ook mogelijk indien het een persoon betreft die (tijdelijk) niet in staat is om volledig te werken of althans in de mate die nodig is om de uitkering te doen beëindigen.
De hoogte van de loonkostensubsidie is door het college in beleidsregels vastgesteld.
Artikel 7 Premie in verband met participatieplaats
Als gevolg van de wet Stap (Wet stimulering arbeidsparticipatie) heeft het college ook de wettelijke opdracht gekregen om de belanghebbende die additionele werkzaamheden verricht met behoud van uitkering eenmaal per zes maanden een premie te verlenen. De hoogte van de premie is in beleidsregels vastgelegd.
Artikel 8 Verplichtingen en terugvordering
Wanneer de belanghebbende de verplichtingen die door het college aan het traject zijn verbonden niet nakomt dan kan dit niet zonder gevolgen blijven. Het deelnemen aan aangeboden voorzieningen is immers niet vrijblijvend. Ingeval de belanghebbende naast de werkvoorziening een bijstandsuitkering of een IOAW- / IOAZ-uitkering ontvangt, dan wordt de uitkering in de regel conform de bepalingen in de Afstemmingsverordening WWB verlaagd. Ingeval de belanghebbende geen uitkering ontvangt ligt het voor de hand te bezien of terugvordering van gemaakte kosten van de re-integratievoorziening tot de mogelijkheden behoort.
Artikel 9 Beëindiging van de voorziening
Dit artikel bevat enkele gronden voor beëindiging van de voorziening.
Artikel 10 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
Om onvoorziene situaties te regelen, of om onbedoelde situaties van klaarblijkelijke hardheid op te lossen, is gekozen voor een hardheidsclausule. Onwenselijke situaties kunnen op deze manier via maatwerk worden opgelost. Uiteraard geeft deze mogelijkheid tevens de verplichting om per geval na te gaan of er zich een situatie voordoet waarbij de hardheidsclausule zou moeten worden toegepast. De hardheidsclausule zal uitsluitend in bijzondere situaties kunnen worden toegepast.