Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
Bij het toepassen van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
de wet: de Huursubsidiewet (Stb. 197, 1997);
- b.
WWB: Wet werk en bijstand;
- c.
AOW: Algemene ouderdomswet;
- d.
ASV 1998: de Algemene subsidieverordening gemeente Zutphen 1998;
- e.
huurprijs: de tot een bedrag per jaar herleide prijs als bedoeld in artikel 1, onder d, van de wet;
- f.
inkomen: het belastbare jaarinkomen dat ook voor toepassing van de wet in aanmerking wordt genomen;
- g.
kamer: woon- en slaapvertrekken, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders aan redelijke eisen van bewoonbaarheid voldoen;
- h.
bijdrage: het subsidiebedrag dat wordt verstrekt op grond van deze verordening.
Artikel 1.2 Bevoegdheid burgemeester en wethouders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het nemen van besluiten over het verstrekken van subsidie als bedoeld in deze verordening.
Hoofdstuk 2 Criteria verdeling subsidiegelden
Artikel 2.1
- 1.
Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt ter tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten aan een aanvrager, die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en in Zutphen een huurwoning onbewoond achterlaat:
- a.
hetzij om andere woonruimte in Zutphen te huren, waarvoor de aanvrager op grond van de wet in aanmerking komt;
- b.
hetzij om andere, onzelfstandig, woonruimte in gebruik te nemen in een verzorgingshuis in Zutphen.
- 2.
In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende gevallen kan de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, aan andere dan de in dat lid bedoelde huurders worden verstrekt.
- 3.
Per huishouden kan slechts één aanvraag worden ingediend.
Artikel 2.2
De bijdrage, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, wordt slechts verstrekt indien de huurprijs van de woning, die wordt verlaten, niet meer bedraagt dan de huurgrens en die woonruimte betreft:
- a.
hetzij een woning, bevattende vijf kamers of meer, die tenminste twee kamers meer bevat dan de woning die wordt betrokken;
- b.
hetzij een woning, bevattende vier kamers of minder, die tenminste één kamer meer bevat dan de woning die wordt betrokken.
Artikel 2.3
Artikel 2.1 vindt geen toepassing, indien het gezamenlijk vermogen van het huishouden hoger is dan de vermogensgrenzen genoemd in artikel 34 van de Wwb.
Artikel 2.4
- 1.
De bijdrage, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, bedraagt:
- a.
€ 800,-- indien het (gezamelijke) inkomen niet méér bedraagt dan de normen genoemd in artikel 21 en artikel 22 Wwb;
- b.
€ 700 indien het (gezamenlijke) inkomen niet meer bedraagt dan de normen genoemd onder a. verhoogd met een bedrag van € 681,--;
- c.
€ 570 indien het gezamenlijke inkomen niet meer bedraagt dan de normen onder a. verhoogd met een bedrag van €1.362,--.
- 2.
De bijdrage bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder b, bedraagt € 350.
- 3.
De normen, genoemd in het eerste lid, worden geacht te zijn herzien, indien en voor zover de bedragen in artikel 21 en artikel 22 Wwb zijn herzien.
Artikel 2.5
Artikel 2.1 vindt geen toepassing indien een woonvoorziening is toegekend in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten of een bijdrage ineens is verstrekt of kan worden verstrekt op grond van de Regeling bijdragen ineens verhuis- en herinrichtingskosten bij stadsvernieuwingsactiviteiten.