Organisatie | Uithoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening aansluitvoorwaarden riolering van de gemeente Uithoorn 2009 |
Citeertitel | Verordening aansluitvoorwaarden riolering Uithoorn 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-03-2023 | artikel 2, toelichting | 23-02-2023 | 2022-008291 | ||
23-07-2009 | 10-03-2023 | nieuwe regeling | 25-06-2009 Gemeentepagina, 22-07-2009 | RV09.36 |
Afdeling I Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
bij gemengde en gescheiden rioolstelsels het punt waar het particulier riool op de perceelaansluitleiding wordt aangesloten. Dit punt bevindt zich op het aan te sluiten perceel, binnen een afstand van maximaal 0,5 meter van de kadastrale eigendomsgrens, dan wel op de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel.
Verbeterd gescheiden stelsel: het openbaar riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater (HWA) en een buizenstelsel voor de afvoer van het overige afvalwater (DWA). Tussen beide stelsels is een verbinding gemaakt, waardoor de eerste hoeveelheid neerslag, die het meest vervuild is in het DWA stelsel terecht komt.
Artikel 3 De vergunningaanvraag
Bij de aanvraag van een aansluitvergunning dienen de volgende gegevens in ieder geval door de rechthebbende te worden verstrekt:
voor zover het lozing van bedrijfsafvalwater betreft, de aard en de hoeveelheid van de af te voeren vloeistoffen, waarbij dient te worden aangegeven of niet verontreinigd water, zoals regen- of koelwater, en/of verontreinigd water, zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater, zal worden afgevoerd;
Indien de gegevens bedoeld in het tweede lid, reeds zijn vastgelegd in de voor het perceel afgegeven bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan bij de aanvraag van een aansluitvergunning voor dit perceel worden volstaan met het overleggen van een kopie van de gegevens uit deze vergunning.
De aanvraag van een aansluitvergunning wordt slechts in behandeling genomen nadat bij de aanvraag alle in het tweede lid vermelde gegevens zijn verstrekt. Bij het ontbreken van gegevens wordt de rechthebbende daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld deze gegevens binnen vier weken na kennisgeving daarvan alsnog aan te vullen.
Artikel 5 Verlening van de aansluitvergunning
In afwijking van het eerste lid houden burgemeester en wethouders de beslissing omtrent een aanvraag van een aansluitvergunning aan indien er geen reden is de vergunning te weigeren:
terwijl voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een bouwvergunning krachtens artikel 40 Woningwet;
terwijl er voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een vergunning krachtens artikel 8.1 Wet milieubeheer of een ontheffing krachtens artikel 10.63 lid 1 Wet milieubeheer.
Artikel 6 Intrekken, wijzigen of vervallen van de aansluitvergunning
De beschikking tot intrekking van de aansluitvergunning is met redenen omkleed. Zij wordt niet genomen, voordat de rechthebbende in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze schriftelijk kenbaar te maken binnen 4 weken na dagtekening dat de gemeente een aanschrijving zal hebben gedaan tot naleving van de bepalingen in de aansluitvergunning.
Artikel 8 Verzoek tot aanleg of wijziging perceelaansluitleiding
De rechthebbende aan wie ingevolge afdeling II een aansluitvergunning is verleend verzoekt de gemeente om de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die vergunning betrekking heeft uit te voeren. De rechthebbende dient een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in te dienen bij de burgemeester en wethouders.
Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 4 weken na de ontvangst van het verzoek stellen burgemeester en wethouders zoveel mogelijk in overleg met rechthebbende een termijn vast voor uitvoering van de aansluiting. Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de rechthebbende gewenste tijdstip.
Artikel 10 Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding
In de aansluitleiding wordt door de gemeente een ontstoppingsvoorziening of controleput aangebracht ter hoogte van de perceelsgrens. In bijzondere situaties kan door de gemeente hiervan worden afgeweken. Bij het ontbreken van een tuin, wordt de ontstoppingsvoorziening direct voor de gevel in de openbare weg gelegd.
In afwijking van bovengenoemde leden, zal voor de aanleg van een voorziening voor de drukriolering of individuele behandeling afvalwater (IBA), de aanleg veelal op particulier terrein zijn. De locatie van de pompput of IBA zal in dit geval met een recht van opstal worden vastgelegd, waardoor de pompput of IBA eigendom blijft van de gemeente. Het aansluitpunt is het punt waar het particulier riool wordt aangesloten op de pompput of IBA.
Artikel 11 Beheer, Onderhoud, renovatie en vervanging
Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- dan wel herstelwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende komen.
De kosten voor het onderhoud van het particulier riool komen voor rekening van de rechthebbende, tenzij het aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door het niet goed functioneren van de openbare riolering. Bij aansluitingen die beneden het zogenoemde spiegelpeil liggen, zijn kosten genoemd in dit lid voor rekening van de rechthebbende.
Indien na het in lid 1 bedoelde onderzoek wordt vermoed dat sprake is van een verstopping of storing in de perceelaansluitleiding, van een verstopping of storing als gevolg van inspoeling vanuit het openbaar riool, of een verstopping of storing aan de bij de gemeente in beheer zijnde installaties, neemt de rechthebbende of gebruiker contact op met de opzichter van de gemeente voor het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden. De rechthebbende of gebruiker dient er zorg voor te dragen dat de ontstoppingsvoorziening zonder graafwerk toegankelijk is voor de gemeente.
vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Uithoorn van 25 juni 2009.de griffier, de voorzitter,(Joh.A. Pot)(mevr. H.L. Groen)
Inzameling en transport van afvalwater is een taak van de gemeente. Voor het uitvoeren van deze taak heeft de gemeente rioolstelsels aangelegd en zorgt de gemeente voor het beheer van deze stelsels.
Een aansluitverordening regelt de verhouding tussen burgers en de gemeente inzake de aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel. In een aansluitverordening kunnen voorwaarden worden gesteld aan de wijze waarop de aansluiting op het gemeenteriool wordt verkregen. Daarnaast wordt ook geregeld wie verantwoordelijk is voor het beheer van de perceelaansluitleiding. Dit strekt tot voordeel van alle betrokken partijen, omdat er dan duidelijkheid bestaat over de verwachtingen die een burger en de gemeente van elkaar mogen hebben.
Uitgangspunt van deze verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het riool of een wijziging van de bestaande aansluiting, een vergunning is vereist. Aan het verlenen van de vergunning worden vervolgens voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden betreffen allereerst de technische eisen waaraan de aansluiting moet voldoen. De technische eisen betreffen het leidingverloop en de dimensionering, de hoogteligging van de aansluitleiding en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt. Zowel bij een gemengd als een (verbeterd) gescheiden stelsel dient er een aparte aansluiting voor een hemelwater- en/of drainageriool en een aparte aansluiting voor een vuilwaterriool te worden aangelegd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de in het Bouwbesluit en Bouwverordening genoemde bouwtechnische eisen. Tenslotte zijn er voorwaarden opgenomen over onderhoud, renovatie en vervanging van de aansluiting en beëindiging van het gebruik van de aansluiting.
Het gemeentelijk rioolstelsel wordt op een drietal plaatsen begrensd:
het punt waar afvalwater en/of hemel- en/of drainagewater wordt overgenomen van de rechthebbende of gebruiker (doorgaans daar waar het particulier riool overgaat in gemeentelijk eigendom), het punt waar afvalwater en/of hemel- en/of drainagewater wordt overgedragen aan de beheerder van de zuiveringstechnische werken en het punt waar overstortingen op het oppervlaktewater plaats vinden.
Deze verordening heeft alleen betrekking op de begrenzing van het eerst genoemde punt.
Deze begrenzing, de plaats waar het particulier riool is aangesloten op de perceelaansluitleiding (de uitlegger),gemaal(pompput) of zuiveringsinstallatie (IBA), wordt het aansluitpunt genoemd.
In de praktijk betekent dit dat bij de aanwezigheid van een ontstoppingsvoorziening (ontstoppingsstuk of ontstoppingsputje) deze voorziening nog tot het particulier riool behoort en daarmee de begrenzing van het particulier riool is. Een ontstoppingsvoorziening dient zich op het aan te sluiten perceel te bevinden, binnen een afstand van maximaal 0,5 meter van de kadastrale eigendomsgrens, dan wel op de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel. Een ontstoppingsvoorziening dient door de rechthebbende te worden aangebracht. Incidenteel kan het voorkomen dat de ontstoppingsvoorziening op openbare grond moet worden aangebracht. Dit in overleg met de gemeente.
Bij het ontbreken of niet aan kunnen leggen van een ontstoppingsvoorziening is de kadastrale eigendomsgrens de begrenzing van het particulier riool.
De aansluitleiding bestaat dus vanaf het hoofdriool achtereenvolgens uit de perceelaansluitleiding, het aansluitpunt en het particuliere riool.
In het systeem van de verordening is een keuze gemaakt voor een verdeling van het beheer van de aansluitleiding. Dit betekent dat de gemeente en de rechthebbende elk verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van een deel van de aansluitleiding. Het deel van de aansluitleiding vanaf het aansluitpunt naar het hoofdriool van het gemeentelijk rioolstelsel (de perceelaansluitleiding), wordt beheerd door de gemeente. Dit deel van de huisaansluiting ligt grotendeels in openbaar gebied.
Als er nu bijvoorbeeld een verstopping is ontstaan in het particuliere riool, dan moet de rechthebbende zelf en voor eigen rekening zorgdragen voor het verhelpen van het probleem. Dit kan bijvoorbeeld door het inschakelen van een installateur. Is er een verstopping ontstaan in de perceelaansluitleiding, bijvoorbeeld door ingroeiende boomwortels of door verzakking, dan draagt de gemeente zorg voor de reparatie. De kosten van onderhoud, renovatie en vervanging van de perceelsaansluitleiding zijn voor de gemeente. Hierop dient echter wel een uitzondering te worden gemaakt. Als het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd als gevolg van een onjuist gebruik van het riool, dan zijn de kosten voor rekening van de rechthebbende.
De aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt door de gemeente of door een namens de gemeente in te schakelen aannemer. Deze legt de perceelaansluitleiding aan voor rekening van de rechthebbende. De kosten die de rechthebbende moet betalen zijn in beginsel de daadwerkelijke kosten van de aanleg. De tarieven worden vastgelegd in een bij de Verordening rioolaansluitrecht vastgestelde tarievenlijst.
De tarieven zijn genotsretributies op grond van artikel 229 lid 1 Gemeentewet en worden volgens het tweede lid van artikel 229 Gemeentewet aangemerkt als gemeentelijke belastingen.
De verlening van de vergunning kan door de gemeente worden geweigerd indien aansluiting van het particulier riool op het openbaar riool of wijziging van die aansluiting vanwege technische, juridische of milieuhygiënische redenen bezwaarlijk is. In de verordening is geen uitputtende regeling opgenomen met betrekking tot weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning. Wel zijn situaties opgenomen die in ieder geval bezwaarlijk zijn voor het verlenen van een vergunning. Als een vergunningaanvraag wordt geweigerd moet deze weigering voorzien zijn van een goede motivatie.
De verordening is opgebouwd uit 16 artikelen, die zijn ondergebracht in zes afdelingen. In afdeling I worden de begripsbepalingen gegeven. Afdeling II regelt de vergunning: een omschrijving van de vergunningsplicht, de aanvraag, de verlening en tot slot de gronden tot weigering.
In afdeling III komt het tot stand brengen van de aansluiting aan de orde. Hierin worden het verzoek tot aanleg of wijziging, de kosten en de uitvoering geregeld. Het onderhoud komt in afdeling IV aan de orde, de verwijdering en sloop van de aansluiting in afdeling V. De laatste afdeling tenslotte, afdeling VI, betreft de overgangs- en slot bepalingen. Bij deze overgangsbepalingen is er rekening mee gehouden, dat de gemeente nog geen aansluitverordening heeft.
2.3. Artikelsgewijze toelichting
De aansluitverordening is opgebouwd uit 16 artikelen:
In artikel 1 worden de begripsbepalingen gegeven. De begrippenlijst is nogal uitgebreid om te voorkomen dat onnodige discussie kan ontstaan over de betekenis van bepaalde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de aansluitverordening en de voorschriften in een aansluitvergunning, gelden de definities van artikel 1.
In de vorige paragraaf is al stilgestaan bij de begrippen perceelaansluitleiding, particulier riool en aansluitpunt. Omdat het aansluitpunt de scheidingslijn vormt tussen de beheersverantwoordelijkheid van de gemeente en de beheersverantwoordelijkheid van de rechthebbende is het belangrijk dat een duidelijke definitie wordt gegeven van het aansluitpunt die ook goed past bij de situatie in de gemeente. In veel gemeenten liggen verschillende typen rioolstelsels. In artikel 1 worden daarom twee definities gegeven voor een aansluitpunt, namelijk één voor de aansluitingen op de gescheiden en gemengde stelsel en één voor de aansluitingen in het buitengebied op de drukriolering of zuiveringsinstallatie (IBA).
Artikel 1 geeft ook een omschrijving van bronneringswater en drainagewater omdat ook verzoeken aan de gemeente voor (tijdelijke) lozingen van dit water onder het regime van de aansluitverordening vallen.
De rechthebbende is degene die een aansluitvergunning kan aanvragen. Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de (perceel)eigenaar maar ook de zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel. Ook de rechtsopvolgers van deze eigenaren of zakelijk gerechtigden worden aangemerkt als rechthebbende, zodat de vergunning geldig blijft in geval het perceel bijvoorbeeld wordt verkocht.
Verder wordt een vereniging van eigenaren als rechthebbende aangemerkt omdat bij appartementsgebouwen vaak maar één aansluitleiding aanwezig is voor het gehele gebouw. De vereniging van eigenaren wordt dan de vergunninghouder voor de betreffende aansluiting en zal vervolgens met de leden moeten regelen hoe binnen het gebouw met verstoppingen en storingen wordt omgegaan. Dit geldt ook voor de rechthebbende die zijn eigendom verhuurt. Hij dient er zelf voor te zorgen dat de huurder de voorschriften van de aansluitvergunning naleeft. Dit laatste geldt ook als de verhuurder een woningbouwvereniging is. Deze is degene die wordt aangemerkt als de rechthebbende in de zin van de verordening, degene die een aansluitvergunning kan aanvragen. De woningbouwvereniging zal met de huurders onderling afspraken kunnen maken omtrent het gebruik van de aansluiting, maar de woningbouwvereniging is als rechthebbende (vergunninghouder) het aanspreekpunt in relatie tot de gemeente. De huurders van de woningbouwvereniging zijn de gebruikers in de zin van de verordening.
In artikel 2 wordt bepaald dat aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool of wijziging van een dergelijke aansluiting, verboden is zonder vergunning. Deze vergunningsplicht voor het verkrijgen van een aansluiting op de riolering is een belangrijk uitgangspunt van de aansluitverordening.
In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen omtrent het particulier riool zoals dat aanwezig moet zijn op het moment dat de aansluiting tot stand gebracht wordt.
Daarnaast is het raadzaam de voor de rechthebbende geldende regels uit de verordening met betrekking tot het onderhoud, de renovatie, vervanging en sloop, expliciet in de vergunning te vermelden. Zolang de betreffende aansluiting bestaat, blijven deze voorschriften gelden. Bij wijziging van de aansluiting moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd.
In lid 2 wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders alleen aansluitvergunningen verlenen voor aansluitingen die overeenstemmen met het rioolstelsel ter plaatse. Dit betekent dat er bijvoorbeeld geen vergunning kan worden verkregen voor de gemengde afvoer van hemel- en/of drainagewater en het overige afvalwater als ter plaatse een gemengd of (verbeterd) gescheiden stelsel ligt. Op particulier terrein dient er dus altijd een leiding apart voor het hemel- en/of drainagewater te worden aangelegd en een leiding apart voor het overige afvalwater. Met deze bepaling in lid 2 is een duidelijke basis gelegd voor handhavend optreden. Immers, iemand die bijvoorbeeld een aansluiting heeft op de drukriolering en daar later een leiding voor de afvoer van hemel- en/of drainagewater op aansluit, handelt in strijd met de vergunningsplicht. Overigens biedt de verordening geen basis voor handhavend optreden voor situaties die al bestaan op het moment dat de verordening in werking treedt en die op dat moment bekend zijn bij de gemeente.
Lid 3 geeft nog een toevoeging aan lid 2 door te stellen dat voor elke aansluiting afzonderlijk, voor de afvoer van vuilwater en de afvoer van hemel- en/of drainagewater, een vergunning moet worden aangevraagd. Bij het aansluiten van een perceel op een rioolstelsel zullen deze aansluitingen doorgaans tegelijk worden gerealiseerd zodat in dat geval natuurlijk de voorwaarden voor dat perceel in één vergunning kunnen worden opgenomen.
Als de vergunning is verleend kan de rechthebbende een verzoek doen aan burgemeester en wethouders om de aansluiting tot stand te brengen (zie artikel 8). Om te voorkomen dat de gemeente aansluitvergunningen verleend voor percelen waar uiteindelijk geen aansluiting tot stand wordt gebracht, kunnen burgemeester en wethouders indien een jaar na de vergunningverlening nog geen verzoek is gedaan tot aansluiting, de vergunning intrekken. Omdat net als een vergunningverlening de intrekking is aan te merken als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dient de rechthebbende voorafgaand aan het nemen van de beschikking in de gelegenheid te worden gesteld toe te lichten waarom nog niet is verzocht tot aansluiting en moet de intrekking worden voorzien van een deugdelijke motivering.
In de praktijk worden bij rioolrenovaties ook de huisaansluitingen zo nodig vervangen en aangesloten op het hoofdriool. Op grond van deze verordening is een vergunning vereist. Dit zou voor de bewoner/eigenaar betekenen dat hij zelf voor de huisaansluitingen vergunning moet aanvragen en moet laten uitvoeren. Bij renovaties worden de huisaansluitingen meegenomen in het project en door de gemeente zo nodig verlengd en aangesloten. Lid 6 onder a geeft aan dat een vergunning in het kader van beheer en toezicht niet nodig is.
Na het opnieuw aansluiten van de bestaande huisaansluiting blijft het eigendom en beheer van de leiding bij de particuliere grondeigenaar rusten.
Bij rioolvervangingen waarbij geconstateerd is, dan wel er een sterk vermoeden was, dat het oude riool in de voortuin een drainerende werking had, zijn extra aansluitpunten voor hemelwaterafvoer aangelegd in openbaar gebied tot de perceelsgrens. Een bewoner/grondeigenaar die daarna een stijging van het grondwaterniveau in de kruipruimte waarneemt, kan in eigen grond een aansluiting maken op dat aansluitpunt. Lid 6 onder b geeft aan dat een vergunning in het kader van beheer en toezicht niet nodig is.
In de onder a en b genoemde gevallen is geen sprake van een belastbaar feit als bedoeld in de Verordening rioolaansluitrecht.
Artikel 3 bepaalt dat de vergunning moet worden aangevraagd door de rechthebbende. Om dit te vereenvoudigen, moet de aanvraag worden gedaan met een daartoe bestemd formulier. Bij de aansluitverordening zijn een formulier voor een aansluiting voor huishoudelijkafvalwater en een formulier voor bedrijfsafvalwater bijgevoegd. In het tweede lid is vastgelegd waaraan de aanvraag moet voldoen. Omdat het mogelijk is dat de gevraagde gegevens die nodig zijn om een aansluiting goed tot stand te brengen, reeds zijn vastgelegd in een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan de aanvrager in dat geval volstaan met een kopie van deze gegevens.
Op grond van lid 4 krijgt de aanvrager na daarover geïnformeerd te zijn nog vier weken de tijd om de gegevens aan te vullen indien de overgelegde gegevens incompleet zijn. Als na het verstrijken van die periode de gegevens nog steeds onvolledig zijn of opnieuw een onvolledige aanvraag wordt ingediend, kunnen burgemeester en wethouders op basis van art. 4:5 lid 1 Awb besluiten de aanvraag niet te behandelen.
In artikel 4 is vastgelegd op welke gronden de vergunning geweigerd kan worden. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om technische, juridische of milieuhygiënische weigeringsgronden. In lid 2 worden voorbeelden gegeven van mogelijke weigeringsgronden. Sub a over de hoogteligging is bijvoorbeeld een technische weigeringsgrond, sub f over de lozing van niet verontreinigd drainagewater is bijvoorbeeld een milieuhygiënische grond en sub h over de verlening van andere vergunningen een juridische grond. De in lid 2 genoemde weigeringsgronden zijn niet uitputtend bedoeld en moeten worden gezien als ondersteuning van de motivatie om een vergunning te weigeren. Bij een weigering wordt altijd aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan om alsnog voor de aansluitvergunning in aanmerking te komen.
Een aanvraag voor een aansluiting voor bronneringswater wordt altijd ter toetsing aan Waternet voorgelegd en afhankelijk van de bevindingen van Waternet positief of negatief beschikt.
Burgemeester en wethouders nemen op grond van artikel 5 lid 1 binnen 8 weken een besluit op de aanvraag. In geval de rechthebbende voor het betreffende perceel ook nog een aanvraag voor een bouwvergunning of een Wet milieubeheer vergunning heeft lopen, wordt de beslissing op de aanvraag voor de aansluitvergunning aangehouden totdat deze vergunningen zijn verleend. Een weigering deze vergunningen te verlenen, vormt een directe weigeringgrond voor de aansluitvergunning. Deze weigeringgrond is opgenomen in artikel 4.
Indien niet binnen de gestelde termijn besloten kan worden, wordt met de aanvrager afgestemd binnen welke termijn alsnog een beschikking genomen kan worden.
Dit artikel is opgenomen om de gemeente de mogelijkheid te bieden om uit eigen beweging en met redenen omkleed een aansluitvergunning in te trekken of te wijzigen.
Om te voorkomen dat toepassing van de bepalingen omtrent het verlenen van de aansluitvergunning in een concreet geval zou leiden tot een beslissing in strijd met de redelijkheid en billijkheid, is in artikel 7 een hardheidsclausule opgenomen.
In artikel 8 is vastgelegd hoe de rechthebbende na het verkrijgen van de vergunning een verzoek kan doen tot aansluiting op het openbaar riool. Na het indienen van een verzoek dient de gemeente binnen vier weken een afspraak te maken om de werkzaamheden uit te voeren.
Het bedrag dat de aanvrager voor de aansluiting dient te betalen, moet worden aangemerkt als een recht dat wordt geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten (art. 229 lid 1 sub b Gemeentewet). Dit betekent dat het in rekening gebrachte bedrag niet hoger mag zijn dan de kosten die de gemeente in werkelijkheid moet maken. Een mogelijkheid voor het vaststellen van een tarievenlijst is na te gaan wat de aanleg van een perceelaansluitleiding per meter kost, waarbij een differentiatie is aangebracht voor het type wegdek dat eventueel voor de aanleg moet worden opengebroken. Daarbij wordt een bedrag gerekend voor het tot stand brengen van de aansluiting. Overigens mag er geen bedrag voor de aanleg van de perceelaansluitleiding worden berekend als deze kosten al zijn verwerkt in het gemeentelijk rioolrecht of in geval deze kosten zijn verwerkt in de gronduitgifteprijs.
In lid 2 is de bepaling vastgelegd dat burgemeester en wethouders niet zijn gehouden tot feitelijke uitvoering als de kosten voor de aanleg niet zijn voldaan.
In artikel 10 wordt bepaald dat de aanleg van de perceelaansluitleiding, in verband met het ontwijken van kabels en leidingen, geschiedt door of vanwege de gemeente. Het particulier riool mag daarna door de rechthebbende worden aangelegd.
Lid 2 geeft aan dat een aansluiting niet plaats vindt als het particulier riool niet voldoet aan de daaraan te stellen bouwtechnische eisen. Deze bepaling moet worden gezien als een zogenaamde vangnet bepaling. In de meeste gevallen zal op basis van de eisen die zijn gesteld in een bouwvergunning al een particulier riool aanwezig zijn dat voldoet aan de eisen. Daarnaast is een particulier riool dat niet goed is aangelegd ook een grond om de aansluitvergunning te weigeren.
Artikel 10 geeft nadere regels over het beheer, onderhoud, de renovatie en vervanging. Deze worden door en voor rekening van de gemeente uitgevoerd tot het aansluitpunt, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van de aansluitleiding. In dat geval komen de kosten voor rekening van de rechthebbende. De rechthebbende moet zorgen dat de door hem gebruikte aansluiting vrij blijft van aanslag, slib, e.d., waardoor op den duur de leiding verstopt kan raken. De rechthebbende is zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het particulier riool, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door terugstroming van afvalwater uit het openbaar riool.
Bij storingen en verstoppingen is de rechthebbende verplicht om te (laten) onderzoeken of de verstopping zich in het particulier riool of in de perceelaansluitleiding bevindt. Indien er een ontstoppingsvoorziening aanwezig is betreft dit de locatie waar het onderzoek dient te starten.
Als daarbij wordt geconstateerd dat de ontstoppingsvoorziening droog staat dan bevindt de verstopping zich in het particulier riool en moet de rechthebbende of gebruiker deze voor eigen rekening (laten) herstellen. Indien de ontstoppingsvoorziening vol water staat dan betreft het een verstopping in de perceelaansluitleiding en dient de rechthebbende of gebruiker de gemeentelijke toezichthouder hiervan in kennis te stellen. De rechthebbende mag zonder expliciete toestemming van de gemeentelijke toezichthouder geen werkzaamheden aan de perceelaansluitleiding (laten) uitvoeren. Wordt dit wel gedaan dan vindt er geen verrekening van de gemaakte kosten plaats.
Is de verstopping in de perceelaansluitleiding te wijten aan oneigenlijk gebruik van de riolering dan worden de kosten van het verhelpen van de verstopping op de rechthebbende of gebruiker verhaald.
In artikel 13 zijn bepalingen opgenomen over de zorg die betracht moet worden bij werkzaamheden die schade kunnen veroorzaken aan het openbaar riool. In lid 3 en lid 4 is vastgelegd dat bij definitieve beëindiging van het gebruik van een aansluitleiding, de aansluitvergunning wordt ingetrokken en de leiding wordt verwijderd.
Omdat met het van kracht worden van de aansluitverordening juridisch een nieuwe situatie ontstaat, is in artikel 14 een overgangsbepaling opgenomen.
In lid 1 zijn op alle reeds bestaande aansluitingen de bepalingen met betrekking tot het beheer en onderhoud en de zorgplicht bij verwijdering en sloop van toepassing verklaard. Voor “vergunning” in artikel 13, lid 4, dient in dit geval “toestemming” gelezen te worden. Uiteraard mag deze toepassing geen strijd opleveren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij wijziging van een bestaande aansluiting bestaat uiteraard de plicht om daarvoor een aansluitvergunning te verkrijgen.
Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van rioolaansluitingen in het verleden met perceeleigenaren overeenkomsten zijn gesloten waarin afspraken zijn gemaakt die strijd opleveren met de aansluitverordening, is in lid 3 vastgelegd dat in dergelijke situaties de bepalingen van de overeenkomst prevaleren. Het zou immers in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet.
Artikel 15, 16 en 17, over de inwerkingtreding, intrekking en de citeertitel spreken voor zich.