Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regels subsidieverstrekking Economie 2013 |
Citeertitel | Regels subsidieverstrekking Economie 2013 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidies, ruimtelijke ordening, water, natuur en landschap, bodem, huisvesting, economische zaken, recreatie, milieu |
Met betrekking tot de toelichting van deze regeling is het volgende op te merken: Figuur 1. De verschillende fasen van het innovatieproces in de toelichting is te vinden in Provinciaal Blad van 5 december 2012, nr. 2012/199, blz. 20. Figuur 2. 1e en 2e fase van het innovatieproces in de toelichting is te vinden in Provinciaal Blad van 5 december 2012, nr. 2012/199, blz. 21.
De bijlage van de toelichting is te vinden in Provinciaal Blad van 5 december 2012, nr. 2012/199 Bijlage 1: Kaartbeeld Toeristen gebieden 2012.
Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011, art. 1.2, lid 2.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-03-2013 | 01-10-2013 | Wijziging | 26-03-2013 Provinciaal Blad, nr. 2013/50 | zaaknummer 2013-005184 | |
15-02-2013 | 28-03-2013 | Wijziging | 12-02-2013 Provinciaal Blad, nr. 2013/20 | zaaknummer 2013-002507 | |
01-01-2013 | 15-02-2013 | Nieuwe regeling | 04-12-2012 Provinciaal Blad, 2012/199 | zaaknummer 2012-020830 |
HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In deze regels wordt verstaan onder:
collectief onderzoek: industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of technische haalbaarheidsstudies ten behoeve van innovatieprojecten waarbij ideeën worden omgezet in concepten of concepten worden omgezet in business cases voor zover daarbij meerdere ondernemingen of kennisinstellingen samenwerken;
industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes;
marktintroductie: overgang van de eindfase van het innovatieproces naar de pioniersfase van ondernemerschap; fase waarin afnemers en producenten van innovatieve producten elkaar ontmoeten, waarderen en overeenkomsten aangaan alsmede de fase waarin sprake is van testing en het gebruik van prototypes;
Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de Stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet;
sector EMT: de sector Energie- en milieutechnologie die bestaat uit ondernemingen uit de sectoren Grondstoffen en chemie, Metaal, Machines en apparaten, Energie, Recycling en milieudienstverlening, handel, research en zakelijke dienstverlening alsmede bedrijven die bijdragen aan de biobased economy;
Programmabureau EMT: een non-profit innovatie-intermediair, die bedrijven uit de sector Energie- en milieutechnologie bij elkaar brengt en verbindt met kennisinstellingen, gegevens ontsluit en openbaar beschikbaar stelt, aan regiopromotie doet teneinde netwerkvorming, valorisatie van kennis en innovatie te bevorderen en zo een bijdrage te leveren aan versterking van de regionale economie;
HOOFDSTUK 2 PRIORITAIR PROGRAMMA TOPSECTOREN EN INNOVATIE
Titel 2.1 Bevorderen van innovaties Food, Health en Maakindustrie
Artikel 2.1.4 Weigeringsgronden
Geen subsidie wordt verstrekt voor het verrichten van fundamenteel onderzoek.
Artikel 2.2.3 Hoogte van de subsidie
Subsidie bedraagt ten hoogste 40 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000,--.
Titel 2.3 Collectief onderzoek
Artikel 2.3.3 Hoogte van de subsidie
Subsidie bedraagt ten hoogste 30 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,--.
Titel 2.6 Bevorderen van jonge innoverende ondernemingen
Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die deels of volledig bestuurd worden door vertegenwoordigers van onderwijs- of kennisinstellingen en die zich blijkens hun statuten het bevorderen van het ontstaan van jonge innoverende ondernemingen tot doel stellen.
Titel 2.8 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie sectoren Food, Health, en Maakindustrie
Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen, verenigingen van ondernemingen, kennisinstellingen en gemeenten.
Titel 2.9 Ondersteuning Valleybureaus
Artikel 2.9.1 Subsidiabele kosten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de uitvoering van een programma voor het versterken van het innovatievermogen binnen de sectoren Food en Health.
Artikel 2.9.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten.
Artikel 2.9.4 Weigeringsgronden
Geen subsidie wordt verstrekt:
indien het programma niet leidt tot een research en development-impuls bij bedrijven of kennisinstellingen, het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen, het creëren van innovatietrajecten ten behoeve van MKB-ondernemingen, de toename van het aantal jonge innoverende ondernemingen en de uitvoering van interprovinciale samenwerkingsprojecten.
Titel 2.10 Verbeteren van vestigingsklimaat en bevorderen van gebiedsontwikkeling
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten, openbare lichamen in de zin van artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en aan privaatrechtelijke rechtspersonen.
Artikel 2.10.4 Weigeringsgronden
Geen subsidie wordt verstrekt:
indien de bij de gebiedsontwikkeling zoals bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid onder b en c, betrokken publieke en private partijen hun samenwerkingsafspraken niet schriftelijk hebben vastgelegd en daarbij ten minste regelingen hebben getroffen terzake de financiering van de voorgenomen fysieke realisatie en de verdeling van financiële risico's;
HOOFDSTUK 3 PRIORITAIR PROGRAMMA ENERGIETRANSITIE
Titel 3.1 Versnellen van innovaties EMT
Artikel 3.1.4 Weigeringsgronden
Geen subsidie wordt verstrekt voor het verrichten van fundamenteel onderzoek.
Artikel 3.2.3 Hoogte van de subsidie
Subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000,--.
Titel 3.3 Collectief onderzoek
Artikel 3.3.3 Hoogte van de subsidie
Subsidie bedraagt ten hoogste 30% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,--.
Titel 3.6 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in EMT-sector
Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen, verenigingen van ondernemingen, kennisinstellingen en gemeenten.
Titel 3.7 Ondersteuning Programmabureau EMT
Artikel 3.7.1 Subsidiabele kosten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de uitvoering van een programma ten behoeve van het versterken van het innovatievermogen binnen de sector EMT.
Artikel 3.7.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten.
Artikel 3.7.4 Weigeringsgronden
indien het programma niet leidt tot een research en development-impuls bij bedrijven of kennisinstellingen, het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen, het creëren van innovatietrajecten ten behoeve van MKB-ondernemingen, de toename van het aantal jonge innoverende ondernemingen en de uitvoering van interprovinciale samenwerkingsprojecten.
Titel 3.8 Verbeteren van vestigingsklimaat en bevorderen van gebiedsontwikkeling
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten, openbare lichamen in de zin van artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en aan privaatrechtelijke rechtspersonen.
Artikel 3.8.4 Weigeringsgronden
Geen subsidie wordt verstrekt:
indien de bij de gebiedsontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.8.1, eerste lid, onder b en c, betrokken publieke en private partijen hun samenwerkingsafspraken niet schriftelijk hebben vastgelegd en daarbij ten minste regelingen hebben getroffen terzake de financiering van de voorgenomen fysieke realisatie en de verdeling van financiële risico's;
HOOFDSTUK 4 BASISPROGRAMMA ECONOMISCHE ONTWIKKELING: MKB & INNOVATIE, ARBEIDSMARKTBELEID EN VRIJETIJDSECONOMIE
Titel 4.1 Verbeteren positie van startende ondernemingen
Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen, verenigingen van ondernemingen, kennisinstellingen en gemeenten.
Artikel 4.1.3 Hoogte van de subsidie
Subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 500.000,--.
Titel 4.2 Versnellen van innovaties in logistiek, creatieve sector en de vrijetijdseconomie
Artikel 4.2.4 Weigeringsgronden
Geen subsidie wordt verstrekt voor het verrichten van fundamenteel onderzoek.
Titel 4.3 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in logistiek, creatieve sector en vrijetijdseconomie
Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen, verenigingen van ondernemingen, kennisinstellingen en gemeenten.
Artikel 4.4.3 Hoogte van de subsidie
Subsidie bedraagt ten hoogste 40 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000,--.
Titel 4.5 Collectief onderzoek
Artikel 4.5.3 Hoogte van de subsidie
Subsidie bedraagt ten hoogste 30 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,--.
Titel 4.8 Kwaliteitsverbetering en meeropbrengst bedrijven vrijetijdseconomie
Artikel 4.8.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van 25.000,-- per kalenderjaar per regio zoals aangegeven op de bij deze subsidieregeling gevoegde kaart.
Titel 4.9 Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie
Artikel 4.9.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor procesbegeleiding en het verrichten van haalbaarheidsonderzoek naar activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen uit het Actieplan Vrijetijdseconomie.
Titel 4.10 Wandelen, fietsen en varen
Artikel 4.10.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor projecten die zijn gericht op kwaliteitsverbetering van toeristische routestructuren voor fietsen en wandelen of het maken van aanlegplaatsen voor varen.
Artikel 4.10.3 Hoogte van de subsidie
Subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000,--.
Titel 4.11 Marketing en promotie vrijetijdseconomie
Artikel 4.11.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor marketing en promotie in algemene zin van de provincie Gelderland dan wel Gelderseregio's ter bevordering van de vrijetijdseconomie.
HOOFDSTUK 5 INVESTEREN IN DE FYSIEKE BEDRIJFSOMGEVING
Titel 5.1 Realisatie herstructureringsopgave bedrijventerreinen
Artikel 5.1.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor:
Titel 5.2 Bedrijfsverplaatsingen
Artikel 5.2.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een planologisch positief bestemd bedrijf.
Titel 5.3 Digitale bereikbaarheid
Artikel 5.3.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:
a. het uitvoeren van vraagbundeling voor open breedbandinfrastructuur;b. het opstellen van een plan van aanpak ten behoeve van de onder a genoemde activiteit;c. activiteiten voor promotie van het gebruik van open breedbandnetwerken door bedrijven;d. het ontwerp en een kostenberekening van een open breedbandnetwerk.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten of aan ondernemersverenigingen van ondernemers die gevestigd zijn op het bedrijventerrein waar de activiteiten voor worden ontwikkeld.
Titel 5.4. Innovatieve activiteiten in de fysieke bedrijfsomgeving
Artikel 5.4.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor:
activiteiten in het kader van de fysieke bedrijfsomgeving waarbij de opgedane kennis en ervaring wordt overgedragen aan een gemeente, aan ondernemers of aan een ondernemersvereniging en het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente schriftelijk heeft bevestigd dat zij deze activiteiten ondersteunen;
Het economisch beleid van de provincie Gelderland is beschreven in de Economische visie "Een concurrerende, innovatieve en duurzame Gelderse economie" die op 9 november 2011 is vastgesteld door provinciale staten. In vervolg daarop is in april 2012 het economisch beleid voor de Gelderse topsectoren Health, Food, EMT en de Maakindustrie vastgelegd in de prioritaire Programma's Topsectoren en Innovatie en Energietransitie. Op grond van de Subsidieverordening Vitaal Gelderland 2011 wordt subsidie ter uitvoering van dit beleid verstrekt. In het bijzonder gaat het om de artikelen 5.7.1, 5.8.1 en 5.10.1, sub 1. Deze regels zijn vastgesteld ter uitwerking van die artikelen. In deze regels zijn de voorwaarden, maximale subsidiebedragen, aanvragers etc. opgenomen. De regels zijn geordend naar de programma's. De subsidiemogelijkheden van het PP Topsectoren en Innovatie (food, health en maakindustrie) worden behandeld in hoofdstuk 2. De subsidiemogelijkheden van het PP Energietransitie (onderdeel EMT) worden behandeld in hoofdstuk 3. De subsidiemogelijkheden van het basisprogramma Economische Ontwikkeling voor bevordering van innovatie in de creatieve sector, de logistiek en de vrijetijds sector, voor starters en voor algemene MKB-stimulering worden behandeld in hoofdstuk 4. De subsidiemogelijkheden van het basisprogramma Economische Ontwikkeling voor investeren in de fysieke bedrijfsomgeving worden behandeld in hoofdstuk 5. Bij de inwerking treden van de Regels subsidieverstrekking economie 2013 zijn de huidige Regels sociaal-economisch beleid 2011 komen te vervallen. Voor het beoordelen van subsidieaanvragen zijn naast deze regels ook de Algemene subsidieverordening Gelderland en Subsidieverordening Vitaal Gelderland kaders die gelden voor de toekenning van subsidies.
Deze regels zijn de juridische vertaling van het beleid dat is vastgelegd in: - Het Prioritair Programma Topsectoren en Innovatie, vastgesteld door PS op 12 april 2012 (PS2012-191); - Het Prioritair Programma Energietransitie, vastgesteld door PS op 12 april 2012 (PS2012-193) - De lange termijnvisie Economie, van 9 november 2011 (PS2011-644); - De statennotitie Instrumentarium 1e en 2e fase innovatieproces van 2 oktober 2012 (2012-016170); - De statennotitie Actieplan Vrijetijdseconomie van 22 mei 2012. (2012-008498).
Instrumentarium Innovatie De provincie wil met de subsidies in deze regeling het innovatieproces ondersteunen en bevorderen dat wordt geïnvesteerd in het verbeteren van het innovatieklimaat in Gelderland. De provincie wil met verschillende instrumenten de verschillende fasen van het innovatieproces en verschillende doelgroepen ondersteunen. De provincie maakt daarbij onderscheid tussen verschillende fasen in het innovatieproces. De 1e fase begint met eenvoudige ideeën waarbij bijvoorbeeld een ondernemer een idee heeft over het ontwikkelen van een nieuw product of een nieuw proces. In deze fase wordt een eerste onderzoek gedaan, naar bijvoorbeeld de technische haalbaarheid, de marktkansen of hoe de innovatie zich verhoudt tot bestaande intellectuele eigendommen. Als er meer inzicht over de kansen van het idee, is er sprake van een concept. In de 2e fase wordt een concept verder doorontwikkeld naar een business case. Een business case is een project waarbij een initiatiefnemer vertrouwen heeft dat het technisch haalbaar is, duidelijkheid is dat er een markt is, zicht is op financiering van de toeleiding naar de markt en bekend is via welke organisatorische structuur het project tot uitvoering kan worden gebracht. In de 3e fase is de initiatiefnemer vooral op zoek naar financiering. Hij kan hiervoor samenwerking zoeken met een bestaand bedrijf of als hij de innovatie in eigen beheer wil uitvoeren, externe financiering aantrekken.
(voor Figuur 1. De verschillende fasen van het innovatieproces, zie Provinciaal Blad, 2012/199 van 5 december 2012, blz. 20)
Door initiatiefnemers in de eerste twee fases van het innovatieproces te ondersteunen met beperkte subsidies en leningen, wordt voorkomen dat kansrijke ideeën vroegtijdig sneuvelen als gevolg van budgettaire problemen. De bijdrage van de provincie is niet beschikbaar voor fundamenteel onderzoek dat voorafgaat aan het toegepaste onderzoek in de 1e fase. Fundamenteel onderzoek wordt door het Rijk gefinancierd vanuit het budget van het Ministerie van OC&W.
(voor Figuur 2: 1e en 2e fase van het innovatieproces, zie Provinciaal Blad, 2012/199 van 5 december 2012, blz. 21) Het instrumentarium dient laagdrempelig te zijn, zodat ondernemers worden gestimuleerd innovatietrajecten te starten. Anderzijds mag het de bereidheid van ondernemers, om zelf te investeren in de ontwikkeling van de door hen zelf aangedragen ideeën en projecten, niet verminderen. Voorkomen moet worden dat het verstrekken van subsidies een dominant onderdeel wordt van het innovatieproces. Derhalve zullen subsidies slechts een deel van de gemaakte kosten dekken. Verondersteld wordt dat ondernemers die bereid zijn zelf te investeren en dus risico willen lopen in de door hen voorgestelde projecten, voldoende belang hebben bij het slagen van een project. De volgende instrumenten zullen worden ingezet in Gelderland ter ondersteuning van ondernemers bij het innovatieproces.a. VouchersTer ondersteuning van de eerste fase van het innovatieproces worden vouchers ter beschikking gesteld. Deze vouchers kunnen door bedrijven worden ingezet voor de volgende activiteiten: - Het uitwerken van een idee naar een concreet ontwerp/concept; - Het ontwikkelen van een prototype; - Het testen van een prototype in een laboratoriumomgeving; - Het doen van onderzoek naar intellectueel eigendom (IP), ontwikkeling en de registratie van het IP; - Een eerste marktonderzoek; - Een onderzoek naar financieringsmogelijkheden; - Ondersteuning voor de aanvraag van subsidie in het kader van het Europese programma's zoals Horizon 2020 en EFRO.
De vouchers kunnen onder andere worden ingezet voor diensten die uitgevoerd worden door dienstverleners, zoals: - Universiteiten en hogescholen in binnen- en buitenland - Onderzoeksinstellingen, zoals NIZO, MARIN, TNO - Laboratoria en huur specialistische apparatuur, zoals het Nanolab in Nijmegen, en het 'High Field Magnet Laboratory' (HFML) in Nijmegen, CAT-AGRO in Wageningen, onderzoeksfaciliteiten op de Novio Tech Campus in Nijmegen - Innovatie- en subsidieadviseurs, zoals PNO ( voor zover de diensten bijdragen aan aanvragen voor Europese regelingen zoals het Horizon 2020 programma) - MKB-bedrijven die zich hebben gespecialiseerd in het ontwerpen, ontwikkelen, makelen etc.
De vouchers zijn specifiek bedoeld voor bedrijven in het MKB (noot:Ondernemingen met minder dan 250 werknemers) die in het verlengde van hun eigen activiteiten verbeteringen willen doorvoeren, nieuwe producten op de markt willen brengen, processen willen verbeteren of een samenwerking willen aangaan. Het kan daarbij gaan om zowel product- als procesinnovaties. De vouchers zijn vooral bestemd voor bedrijven die geen eigen R&D afdeling hebben en die weinig ervaring hebben met het innovatieproces en dus zonder ondersteuning van derden dergelijke activiteiten niet zullen oppakken2. Om er voor te zorgen dat de juiste doelgroep wordt bereikt en geen stapeling van regelingen ontstaat, zijn de vouchers niet beschikbaar voor startende bedrijven die te gelijker tijd een beroep kunnen doen of hebben gedaan op Startlife, of Gld Valoriseert. Het bedrag per voucher bedraagt maximaal 50 % van de gemaakte kosten tot een maximum van € 10.000,-- (incl. btw). Per MKB-bedrijf wordt maximaal één voucher per jaar verstrekt. De regeling wordt continue gemonitord, jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgesteld als de markt daar om vraagt of de effectiviteit kan worden verbeterd. Dit instrument is beschikbaar voor bedrijven in de sectoren Food, Health, EMT de Maakindustrie, logistiek, creatief en vrijetijd. De provincie zal een subsidie verstrekken aan de eerstelijns dienstverleners (zie artikel 2.1.1., 3.1.1. en 4.2.1.), zodat zij opdrachten kunnen verstrekken waarvan de resultaten ten gunste zijn van individuele bedrijven. Voor de bedrijven in de Food- en Health-sector zijn dat respectievelijk Bureau Food Valley en Bureau Health Valley. Voor de bedrijven in de EMT-sector is dat het programmabureau EMT en voor bedrijven in de maakindustrie en in de sectoren logistiek, creatief en vrije tijd zijn dat de zeven RCT's.
b. 'Gelderland voor Innovaties'In de 2e fase van het innovatieproces kunnen innovatieconcepten, die al verder zijn uitgewerkt en waarvoor ook zicht ontstaat op een mogelijk verdienmodel of marktkansen, worden ondersteund door middel van leningen. Dit instrument wordt reeds toegepast onder de naam Gelderland voor Innovaties. De leningen worden verstrekt door PPM Oost in samenwerking met Oost NV. De provincie zal daartoe een opdracht verstrekken aan PPM Oost.
c. ProjectfinancieringInnovatieprojecten die gericht zijn op het ontwikkelen van een product of proces en waar een uitgewerkte business case aan ten grondslag ligt, zullen primair worden ondersteund met revolverende middelen vanuit het Topfonds Gelderland. Projecten waaraan geen verdienmodel aan ten grondslag liggen vallen voor een groot deel onder de noemer fundamenteel onderzoek en dienen derhalve te worden bekostigd vanuit Rijksmiddelen, waaronder de tweede geldstroom van kennisinstellingen vanuit het Ministerie van OC&W. Het blijft daarnaast noodzakelijk projectfinanciering te verstrekken voor projecten in de sectoren Food, Health, EMT en de maakindustrie zonder duidelijk verdienmodel en die niet kunnen worden geschaard onder fundamenteel onderzoek. Het kan hierbij gaan om: - projecten in de 1e fase van het innovatieproces, die qua doelstelling in aanmerking zouden komen voor het beschikbaar stellen van een voucher doch die qua omvang en impact een grotere bijdrage van de provincie zouden moeten krijgen (artikel 2.1.1., 3.1.1. en 4.4.1). Het kan hierbij ook cofinanciering betreffen, voor projecten waarmee extra Europese middelen naar Gelderland worden gehaald. - projecten die het innovatieklimaat verstevigen, zoals de oprichting van expatcenters, de ontwikkeling van proeftuinen, gemeenschappelijke onderzoeksfaciliteiten, etc. (artikel 2.4.1., 2.5.1., 3.4.1., 3. 5.1. en 4.6.1.). Voor projectfinanciering is subsidie beschikbaar voor de sectoren Food, Health, EMT en de Maakindustrie. De toekenning geschiedt door Gedeputeerde Staten binnen de kaders van de prioritaire programma's Topsectoren en Innovatie en Energietransitie. Per project is maximaal 40% subsidie mogelijk tot een maximum van € 250.000,--.
Ook voor samenwerkingsverbanden van MKB-bedrijven in dezelfde keten, regio of branche die gezamenlijk een innovatietraject doorlopen in de 1e en 2e fase van het innovatieproces gericht op het ontwikkelen van een business case is een bijdrage beschikbaar (artikel 2.3.1., 3.3.1. en 4.5.1.). De provinciale bijdrage bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 50.000,- per samenwerkingsverband.
De provinciale subsidie kan worden ingezet in combinatie met middelen uit het Europese Horizon 2020-programma, zodat de deelname van Gelderse MKB-bedrijven aan dit programma wordt ondersteund. Ook kan hetzelfde MKB-bedrijf per jaar zowel gebruik maken van een voucher als van een projectfinanciering. Bij samenwerkingsverbanden waarbij ook partijen buiten Gelderland meedoen, is het van belang dat het economisch rendement uiteindelijk (voornamelijk) in de provincie Gelderland terecht komt. Voor het ondersteunen van afgestudeerden van de universiteiten en hogescholen in Gelderland bij het innoveren zijn aparte instrumenten beschikbaar. Daarmee wordt zo maximaal mogelijk gebruik gemaakt van Rijksmiddelen. Deze vorm van innovatie gericht op het vermarkten van de wetenschappelijke kennis wordt kennisvalorisatie genoemd. Deze programma's worden grotendeels gefinancierd door het Ministerie van ELI. De provincie Gelderland kan aan deze programma's een financiële bijdrage leveren (artikel 2.6.1.). Naast de subsidies gericht op het innovatieproces en het innovatieklimaat ondersteunt de provincie activiteiten gericht op de topsectoren in Gelderland. Zo zijn subsidies beschikbaar voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de topsectoren ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's (artikel 2.8.1. en 3.6.1.). Ook is het mogelijk ter ondersteuning van de topsectoren subsidies te verstrekken aan de Valleybureaus en het programmabureau EMT (artikel 2.9.1. en 3.7.1) en het versterken van het vestigingsklimaat (artikel 2.10.1. en 3.8.1.).
De toekenning van de verschillende subsidies voor de verschillende sectoren is ondergebracht in afzonderlijke artikelen en paragrafen, zodat bij de toekenning kan worden verwezen naar de verschillende budgets, de per sector zijn vastgelegd in twee prioritaire programma's en het basisprogramma Economie.
De toekenning van de verschillende subsidies voor de verschillende sectoren is ondergebracht in afzonderlijke artikelen en paragrafen, zodat bij de toekenning kan worden verwezen naar de verschillende budgets, de per sector zijn vastgelegd in twee prioritaire programma's en het basisprogramma Economie.
Artikel 1.1 Sub k. Experimentele ontwikkeling: Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procedés of diensten worden verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd. De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatie doeleinden te worden gebruikt. Bij commercieel gebruik van demonstratie- of proefprojecten worden eventuele inkomsten die hieruit voortvloeien, op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht. De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procedés en diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;
Sub bb Er bestaat een POA in de regio Arnhem, Liemers, Achterhoek, Stedendriehoek, Noord-Veluwe, Rivierenland en Vallei; Sub mm Onder Programmabureau EMT wordt verstaan een organisatie die vergelijkbaar is met de Valleybureaus zoals de stichting HealthValley en FoodValley.
Artikel 2.1.1. Deze subsidie maakt het mogelijk dat de Valleybureaus en de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatie-ideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers. Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg. Artikel 2.2.1. Deze subsidie heeft een algemeen karakter en kan rechtstreeks aan bedrijven en instellingen voor projecten worden verstrekt, waar de voucher niet kan bijdragen aan het verder brengen van een project. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat het onderzoek veel kostbaarder is dan € 20.000,- en de potentie van de innovatie zeer groot is en nog te weinig zicht is op een heldere business case dat een lening gevraagd zou kunnen worden. Voorbeelden zijn projecten gericht op innovaties die ten goede komen aan een hele sector of keten.
Artikel 2.3.1 Deze subsidie is bedoeld voor samenwerkingsverbanden van bedrijven en wordt voor het zelfde doel als de voucher verstrekt, maar dan voor een groep van bedrijven. Eén van de bedrijven zal als aanvrager optreden. De overige bedrijven dienen alleen een deel van de kosten van et project te dragen. Artikel 2.4.1 Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van voor projecten en activiteiten die bijdragen aan de innovatie infrastructuur in Gelderland. Artikel 2.5.1 Deze subsidie is bedoeld voor ontwikkelen en promoten van proeftuinen en marktintroducties. Artikel 2.6.1 Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van programma's die zijn gericht op het bevorderen van het starten van bedrijven door afgestudeerde academici. Artikel 2.7.1 Dit artikel wordt mogelijk op een later tijdstip nader ingevuld. Artikel 2.8.1 Dit artikel maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de topsectoren onder andere ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's. Artikel 2.9.1 Deze subsidie is bedoeld voor het bekostigen van de programma's die worden uitgevoerd door de Valleybureaus in Gelderland. Dit zijn de bureaus van de stichtingen FoodValley en HealthValley. Artikel 2.10.1 Deze subsidie is bedoeld voor het ondersteunen van activiteiten die bijdragen aan het versterken van het vestigingsklimaat.
Artikel 3.1.1. Deze subsidie maakt het mogelijk dat EMT programmabureau en de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatie-ideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers. Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg. Artikel 3.2.1. Deze subsidie heeft een algemeen karakter en kan rechtstreeks aan bedrijven en instellingen voor projecten worden verstrekt, waar de voucher van 3.1.1 niet kan bijdragen aan het verder brengen van een project. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat het onderzoek veel kostbaarder is dan € 30.000,- en de potentie van de innovatie zeer groot is en nog te weinig zicht is op een heldere business case dat een lening gevraagd zou kunnen worden. Artikel 3.3.1. Deze subsidie is bedoeld voor samenwerkingsverbanden van bedrijven en wordt voor het zelfde doel als de voucher van 3.1.1 verstrekt, maar dan voor een groep van bedrijven. Eén van de bedrijven zal als aanvrager optreden. De overige bedrijven dienen alleen een deel van de kosten van het project te dragen. Artikel 3.4.1. Deze subsidie is bedoeld voor ondernemingen die hun onderzoeks- en experimenteerfaciliteiten beschikbaar stellen voor derden. Dit kunnen bedrijven (zoals Parenco, AFP), universiteiten en hogescholen (zoals algaeparc WUR, emissiemeetlab automotive HAN) of zogenoemde incubators (zoals Green house IPKW, Watt connects) zijn. Artikel 3.5.1 Deze subsidie is bedoeld voor ontwikkelen en promoten van proeftuinen en marktintroducties. Artikel 3.6.1 Dit artikel maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de topsectoren onder andere ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's. Artikel 3.7.1 Deze subsidie is bedoeld voor het bekostigen van het programma dat wordt uitgevoerd door het programmabureau EMT. Artikel 3.8.1 Deze subsidie is bedoeld voor het ondersteunen van activiteiten die bijdragen aan het versterken van het vestigingsklimaat.
Artikel 4.1.1. Deze subsidie is bedoeld voor activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de positie van starters en het ondernemerschap binnen het Gelders MKB. Voor het welslagen van de projecten is de betrokkenheid van de doelgroep van essentieel belang. Zij moeten baat hebben bij de voorzieningen en projecten die het ondernemersklimaat versterken. Uit de projectbeschrijving moet dan ook blijken hoe de doelgroep aantoonbaar betrokken is bij de voorbereiding en de uitvoering van het project. Aangezien het verspreiden van kennis een belangrijke doelstelling is, dient expliciet uitgewerkt te worden welke leereffecten een project heeft en op welke wijze verspreiding hiervan plaatsvindt. Met structurele verankering wordt bedoeld dat de activiteiten na afronding van de projectperiode zonder subsidie kunnen blijven bestaan, doordat de uitvoering en evt. exploitatie in een reguliere werkomgeving is opgenomen. Artikel 4.2.1 Deze subsidie maakt het mogelijk dat de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatie-ideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers. Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg. Artikel 4.3.1 Voor het welslagen van de projecten is de betrokkenheid van de doelgroep van essentieel belang. Zij moeten baat hebben bij de voorzieningen en projecten die het ondernemersklimaat versterken. Uit de projectbeschrijving moet dan ook blijken hoe de doelgroep aantoonbaar betrokken is bij de voorbereiding en de uitvoering van het project. Aangezien het verspreiden van kennis een belangrijke doelstelling is, dient expliciet uitgewerkt te worden welke leereffecten een project heeft en op welke wijze verspreiding hiervan plaatsvindt. Met structurele verankering wordt bedoeld dat de activiteiten na afronding van de projectperiode zonder subsidie kunnen blijven bestaan, doordat de uitvoering en evt. exploitatie in een reguliere werkomgeving is opgenomen. Artikel 4.4.1 Deze subsidie heeft een algemeen karakter en kan rechtstreeks aan bedrijven en instellingen voor projecten worden verstrekt, waar de voucher niet kan bijdragen aan het verder brengen van een project. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat het onderzoek veel kostbaarder is dan € 20.000,- en de potentie van de innovatie zeer groot is en nog te weinig zicht is op een heldere business case dat een lening gevraagd zou kunnen worden. Voorbeelden zijn projecten gericht op innovaties die ten goede komen aan een hele sector of keten. Artikel 4.5.1. Deze subsidie is bedoeld voor samenwerkingsverbanden van bedrijven en wordt voor het zelfde doel als de voucher verstrekt, maar dan voor een groep van bedrijven. Eén van de bedrijven zal als aanvrager optreden. De overige bedrijven dienen alleen een deel van de kosten van et project te dragen. Artikel 4.6.1 Deze subsidie is bedoeld voor het financieren van voor projecten en activiteiten die bijdragen aan de innovatie infrastructuur in Gelderland. Artikel 4.8.1 Uit de analyse die gemaakt is voor het Actieplan vrijetijdseconomie is gebleken dat er een kwaliteitsverbetering nodig is van het Gelders vrijetijdsaanbod. Het Gelders marktaandeel daalt en de bestedingen liggen onder het landelijk gemiddelde. De noodzaak tot kwaliteitsverbetering speelt in de vier regio's in Gelderland in meer of mindere mate. De noodzaak van kwaliteitsverbetering heeft niet betrekking op bestaande individuele bedrijven maar op aansluiting van het aanbod bij de vraag. Dat Gelderland bestaat uit vier regio's met hun eigen identiteit leidt tot een divers aanbod en draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Gelderland. Deze subsidie is bedoeld voor regionale initiatieven van het bedrijfsleven die aansluiten bij de identiteit van de regio en diversiteit van het Gelders aanbod. De initiatieven moeten gericht zijn op kwaliteitsverbetering, vernieuwing, verhoging van het economisch rendement en samenwerking. De subsidies kunnen worden aangevraagd door het (toeristisch) bedrijfsleven.
Artikel 4.9.1 Betere samenwerking tussen bedrijven in de vrijetijdssector en tussen de vrijetijdssector en andere sectoren kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het vrijetijdsproduct en de ontwikkeling van nieuwe product-marktcombinaties Het tot stand brengen van die samenwerking kost tijd en geld. Met deze subsidie wordt bijgedragen aan de kosten van die samenwerking. Subsidie is mogelijk voor kosten van haalbaarheidsonderzoeken gericht op nieuwe product-markt-combinaties en kosten van procesbegeleiding voor samenwerkingsactiviteiten. Voorwaarde is dat de activiteiten bijdragen aan de Gelderse toeristische infrastructuur, gericht zijn op het trekken van meer bezoekers en creëren van meer werkgelegenheid. Artikel 4.10.1 Wandelen en fietsen behoren tot de belangrijkste vrijetijdsbestedingen van Gelderland. Gelderland heeft op dit gebied veel te bieden. De financiële bestedingen van wandelaars en fietsers zijn over het algemeen niet hoog. We willen de positie van de provincie Gelderland als fiets- en wandelprovincie versterken om zo meer bestedingen te genereren. Meer bestedingen kunnen gegenereerd worden als er meer bezoekers komen met een gelijkblijvend bestedingspatroon of als de bestedingen per bezoeker stijgen. Dat kan bereikt worden als ondernemers meer gebruik maken van de mogelijkheden die de wandel- en fietsroutes bieden. Gelderland heeft veel toeristische fiets- en wandelroutes, dus nieuwe routes zullen weinig bijdragen aan extra bestedingen, tenzij er aantoonbaar onvoldoende routes zijn in een gebied. Wel bieden verhoging van de kwaliteit van bestaande routes of beter aansluiten van ondernemers bij die routes mogelijkheden. Voor wandelknooppunten is nog niet aangetoond dat deze tot extra bestedingen leiden en daar ligt dus (nog) geen prioriteit. Om de bestedingen van varende recreanten in Gelderland te vergroten willen we de het aantal aanlegplaatsen vergroten. Belangrijk voor alle activiteiten is dat deze zoveel mogelijk breed over Gelderland kunnen worden uitgevoerd. Behoud van diversiteit en regionale identiteit is uitdrukkelijk de bedoeling: het gaat om uniforme systematiek met bijvoorbeeld regionale look en feel bij de uitvoering. Bij de beoordeling van de mogelijkheden voor Gelderland brede uitvoering zal een advies meewegen van belanghebbenden zoals regio's/gemeenten, recreatieschappen, Tbr's, en Stichting Landschapsbeheer Gelderland, Natuurmonumenten, Hoge Veluwe, BOVAG, ANWB, nationaal fiets- en wandelplatform en toeristisch platform Gelderland. Met deze subsidie wordt bijgedragen aan initiatieven die zijn gericht op kwaliteitsverbetering, verhoging van de beleving van routes en aanhaken van het toeristisch bedrijfsleven. Uitgangspunt voor ondersteuning is een uniforme uitvoering in de gehele provincie. Artikel 4.11.1 Marketing en promotie vergen gezamenlijkheid en een lange adem. Er is structurele inzet op marketing en promotie nodig om Gelderland en de Gelderse regio's op de kaart te houden. Om de zware (buitenlandse) concurrentie het hoofd te kunnen bieden, is bundeling van marketingkracht nodig. Deze subsidie draagt bij aan promotie als dit wordt uitgevoerd in het kader van Gelderse Streken en minimaal gebeurt op regionale schaal. Subsidie kan worden verstrekt aan Regionale Bureaus voor Toerisme en de Stichting Vrijetijdshuis.
Artikel. 5.1.1 De provincie heeft de ambitie om bij te dragen aan het creëren van een optimale bedrijfsomgeving, die duurzaam is, voldoende speelruimte biedt aan ondernemers en lokaal, regionaal en internationaal voorzien is van betrouwbare netwerken voor het verkeer van personen, goederen en informatie. Onder een businessplan voor de herstructurering van bedrijfsomgeving als bedoeld in artikel 5.1.1. eerste lid, onderdeel a, wordt het volgende verstaan: De gemeente kan een businessplan voor de bedrijfsomgeving opstellen voor een herstructureringsproject. Dit plan bevat – naast maatregelen en het beheer – een analyse van de marktkansen in het gebied, inclusief de voorgestane strategie. Daarbij wordt gekeken hoe door middel van het inbrengen van functies met een hogere grondwaarde of het bieden van intensiveringsmogelijkheden voor de bedrijven de levenscyclus van bedrijfskavels kan worden verlengd. Bij duurzaamheid als bedoeld in artikel 5.1.3, onderdeel b kan gedacht worden aan: - Is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik? Onder zorgvuldig ruimtegebruik op een bedrijventerrein verstaan wij de combinatie van een goede landschappelijke inpassing, meervoudig of zuinig ruimtegebruik en aandacht voor de esthetische vormgeving van een bedrijventerrein. Onder meervoudig ruimtegebruik wordt daarbij verstaan: het opnieuw integreren van functies waarbij doelgericht gebruik wordt gemaakt van de derde en vierde dimensie. De derde dimensie is het verweven en stapelen van functies in de hoogte en, door toepassing van ondergronds bouwen, in de diepte. Ondergronds bouwen dient tegen deze achtergrond niet los, maar juist in samenhang te worden gezien met de functies die daarboven worden gerealiseerd. De vierde dimensie is de tijd, waarbij ruimten beter en langer worden benut. Dat kan door ruimten zo te ontwerpen dat zij in de tijd gezien (dag, week, seizoen) voor meerdere functies kunnen worden gebruikt. Hieronder valt ook hergebruik na verlies van de oorspronkelijke functie. - Wordt eventuele milieubelasting beperkt (is er bijvoorbeeld sprake van hergebruik van industriële reststoffen als input voor andere bedrijfsprocessen, bijvoorbeeld de levering van restwarmte tussen bedrijven onderling) - Wordt rekening gehouden met duurzaam waterbeheer (waaronder retentie, riolering, afkoppeling hemelwater) - In hoeverre wordt de beeldkwaliteit van het bedrijventerrein versterkt? Onder beeldkwaliteit verstaan wij de uiterlijke verschijning, samenhang en identiteit van een bedrijfsomgeving. Bij een duurzame beheersconstructie kan worden gedacht aan parkmanagement: een samenwerking tussen ondernemers onderling en tussen ondernemers en de overheid om de kwaliteit van bedrijventerreinen te behouden en te verbeteren. Bij bereikbaarheid openbaar vervoer kan worden gedacht aan de aanwezigheid van openbaar vervoer op het desbetreffende bedrijventerrein. Regionaal economisch samenwerkingsverband Het regionaal economische samenwerkingsverband is het periodiek ambtelijk en bestuurlijk overleg van vertegenwoordigers van gemeenten, werkgeversorganisaties en onderwijsinstellingen over de economische ontwikkelingen in de betreffende WGR-regio. In dit regionaal economisch samenwerkingsverband wordt een uitvoeringsprogramma herstructurering (inclusief geactualiseerd planningsschema) opgesteld op verzoek van de provincie met uit te voeren herstructureringsprojecten in de betreffende WGR-regio. De herstructureringsaanpak van gemeenten dient zich zowel te richten op de publieke openbare ruimte als op de private bedrijfskavels. Niet in alle gevallen zullen ondernemers mee willen investeren, maar wij vragen wel aan de gemeenten om, indien mogelijk, private partijen te betrekken in de aanpak van het bedrijventerrein. Met behulp van de zogeheten grondwaardekubus kunnen gemeenten sturen op de levenscyclus van bedrijfskavels. De grondwaardekubus verbeeldt maximaal 6 levenscycli die een bedrijfskavel kan doorlopen, te weten: 1) logistiek met grootschalig ruimtegebruik, 2) productie met lage toegevoegde waarde/logistiek met kleinschalig en/of intensief gebruik, 3) productie met hoge toegevoegde waarde, 4) perifere detailhandel/leisure, 5) productie met zeer hoge toegevoegde waarde, 6) zakelijke en financiële dienstverlening. Hij is gebaseerd op de grondwaardetheorie, die zegt dat de grondwaarde wordt bepaald door de toegevoegde waarde die de functie genereert die erop is gevestigd, en op de alledaagse praktijk van de bedrijvendynamiek. De kubus telt drie ontwikkelingsassen waarlangs op een bedrijfskavel gebruikswaarde kan worden toegevoegd: · De kavel kan intensiever bebouwd worden; · De bouwhoogte kan toenemen; en · Het gebruik kan verschuiven naar een bedrijfsfunctie met een hogere toegevoegde waarde. Deze drie ontwikkelingsmogelijkheden zijn door de gemeenten planologisch goed te sturen, de gemeente kan ervoor zorgen dat bedrijfskavels 'netjes' hun levenscyclus doorlopen.
Herstructureringsplannen worden ook beoordeeld op duurzaam en efficiënt ruimtegebruik. Een beproefde methodiek om te komen tot duurzaam en efficiënt ruimtegebruik is de toepassing van de ladder van de Sociaal Economisch Raad (SER-ladder). Bij de SER-ladder dienen gemeenten samenhangend (liefst in regionaal verband) te kijken naar de relatie tussen de ontwikkeling van nieuwe en de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. De SER-ladder is een denkmodel waarbij aan het accommoderen van ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen een volgorde wordt toegekend: 1. optimalisering gebruik beschikbare ruimte o.a. door herstructurering; 2. het beter benutten van de ruimte door meervoudig ruimtegebruik en intensivering; 3. en ten slotte indien nodig uitbreiding van het ruimtegebruik door bedrijventerreinen.
De afwegingsprocedure heeft tot doel te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van verrommeling. Verder wordt "inbreiding voor uitbreiding" gesteld, waarmee onnodige verstedelijking wordt voorkomen. Meervoudig ruimtegebruik en intensivering moeten leiden tot een zorgvuldiger afweging van het gebruik van de ruimte. Een instrument om deze samenhangende ruimtelijke aanpak van nieuwe en bestaande bedrijventerreinen financieel te regelen is verevening. Bij verevening worden de revenuen uit de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen gebruikt voor de financiering van de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Artikel 5.2.1 In dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijfsverplaatsingen waar het bedrijf ook belang bij heeft (bedrijfsverplaatsingen met wederzijds belang) en bedrijfsverplaatsingen waar alleen de overheid een belang heeft. Het belang van de overheid zal veelal samenhangen met gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de ontwikkeling van een woonwijk. Ook kan het zijn dat het gevestigde bedrijf een knelpunt vormt met betrekking van de leefbaarheid van de omgeving van het bedrijf. Het belang van het bedrijf kan gelegen zijn in de beperkte groeimogelijkheden op de locatie waar het gevestigd is. Planologisch positief bestemd bedrijf De bedrijfsvestiging is niet in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Artikel 5.4.1 Innovatieve activiteiten in de fysieke bedrijfsomgeving Artikel 5.4.1, tweede lid. Bij aantoonbaar bestuurlijk draagvlak kan gedacht worden aan een collegebesluit en/of een financiële bijdrage voor de activiteit.StaatssteunDe vraag of er sprake is van staatssteun, verschilt per aanvrager, de gesteunde activiteit, het steunbedrag en de overige steun die de aanvrager reeds van de overheid heeft verkregen. Indien er in een bepaald geval inderdaad sprake is van staatssteun dan kan de betreffende subsidie mogelijk vallen onder een vrijstellingsregeling, zodat geen noodzaak bestaat tot melding van de subsidie bij de Europese Commissie. Een belangrijke vrijstellingsregeling is de de-minimisvrijstellingsverordening nr. 1998/2006 van de Europese Commissie. In deze regeling is in zoverre aangesloten bij de de-minimisvrijstellingsverordening van de Europese Commissie, dat de per aanvraag te verlenen subsidies het bedrag van € 200.000,-- niet overschrijden. Uiteraard dient hierbij ook aan de overige voorwaarden van de voornoemde verordening te worden voldaan. Een onderneming verklaart schriftelijk geen, met inbegrip van alle mogelijke andere steun, al dan niet van andere overheden, steun te hebben ontvangen die het bedrag van € 200.000,- te boven gaat gedurende het jaar van de betrokken aanvraag en de 2 voorafgaande belastingjaren. Een aantal specifieke sectoren zijn overigens uitgezonderd van toepassing van de-minimisregeling. Deze regeling is op onderdelen aangepast aan de definities die voor de onderhavige onderwerpen worden gehanteerd door de Europese Commissie, zoals in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (2006/C 323/01).