Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2012 |
Citeertitel | Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Gemeenteblad 2012-137 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2012 | 01-12-2015 | Onbekend | 09-10-2012 Gemeenteblad 2012-137 | kenmerk 998975 |
Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2012
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, gelezen het voorstel van de concerndirecteur Dienstverlening van 9 oktober 2012; kenmerk 998975;
gelet op de artikelen 1, 65 en 67, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, artikel 58 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, de artikelen 32, 33 en 34 van de Regeling gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en artikelen 4:81 en 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht en op de circulaire briefadres (BPR2012-0000306843) van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 juni 2012;
overwegende dat het noodzakelijk is om een regeling vast te stellen met betrekking tot de aangifte van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan; besluit vast te stellen:Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2012
In deze regeling wordt verstaan onder:
1o. twee personen die volgens de gemeentelijke basisadministratie een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren); 2o. twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren); 3o. twee of meer personen die ten genoegen van het college van burgemeester en wethouders hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.
4o. een alleenstaande ouder met kind(eren);
Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.
Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2012.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 9 oktober 2012. De secretaris, De burgemeester, Ph. F. M. Raets J. Kriens, l.b.
Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.
Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen.
Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand krijgt een briefadres, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan acht maanden gedurende een jaar naar het buitenland gaat. Op grond van artikel 68 van de wet kan iemand die voor een periode van meer dan acht maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de GBA.
In de GBA wordt dan opgenomen dat hij/zij vertrokken is naar het buitenland. In dit geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst in de GBA opgeschort vanwege emigratie.
Artikel 58 van het Besluit GBA is een uitzondering op het gestelde in artikel 2, lid 1, sub e van deze regeling. Als een inwoner gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen. Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.
Bij circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 mei 2005 (kenmerk BPR2005/U56970) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 65, lid 1 en artikel 66, lid 1 van de wet, in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 67, lid 3, van de wet zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In artikel 32 t/m 34 van de Regeling GBA is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden. Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 67, lid 4 van de wet, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.
Ingevolge artikel 70 van de wet is de aanvrager verplicht inlichtingen te verstrekken aan het gemeentebestuur en documenten te overleggen indien de bijhouding van de basisadministratie dat verlangt.
De aanvrager zal aannemelijk moeten maken dat hij geen woonadres heeft. De aanvrager doet dit aan de hand van inlichtingen en stukken. Ten eerste dient de aanvrager aan de hand van een vragenlijst gemotiveerd en schriftelijk aan te geven wat de reden is van de aanvraag briefadres. Ten tweede dient hij de benodigde stukken over te leggen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 5. Bij de aangifte dient onder meer een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 70 lid 2 van de wet.
In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur (maximaal zes maanden) te worden opgenomen. De aanvrager dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.
Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aanvrager wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aanvrager kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.
Wanneer de aanvrager niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd waarin vermeld wordt dat de aangifte briefadres buiten behandeling wordt gesteld wegens het ontbreken van de gevraagde documenten.
Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om de aangifte buiten behandeling te stellen (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.
Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aanvraag briefadres. Sinds 1 maart 2009 geldt sub i als nieuwe weigeringsgrond. Hiermee wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens een briefadres kunnen hebben op één adres.
Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van zes maanden te verlenen met de mogelijkheid tot éénmalige verlenging met nogmaals zes maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger worden ingeschreven op een woonadres waar hij feitelijk verblijft. Hierop is een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen hebben te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan schippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres wordt voor deze categorie om de vijf jaar getoetst.
Ieder half jaar wordt gekeken of de aanvrager inmiddels een woonadres heeft. Dit gebeurt ook wanneer de aanvrager nog niet heeft aangegeven dat hij inmiddels beschikt over een woonadres. Middels een brief wordt betrokkene verzocht aan te geven of hij al een woonadres heeft, dan wel of hij nog steeds een briefadres heeft. Naar aanleiding van de reactie van betrokkene wordt bepaald of betrokkene ingeschreven wordt op een woonadres of op het briefadres ingeschreven blijft.
In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling, bijvoorbeeld in het geval van de eenmalige verlenging zoals vastgelegd in artikel 6 lid 2 van de regeling. Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeengekomen. Conform artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.