Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Edam-Volendam

Verordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Edam-Volendam

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Edam-Volendam
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Edam-Volendam
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Edam-Volendam
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147, lid 1
  2. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
  3. Wet werk en bijstand art. 8, lid 2
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-12-201201-01-201201-01-2013Nieuwe regeling

22-11-2012

NIVO 12-12-2102, Stadskrant 10-12-2012

84B-2012 (A/C), nr. 8

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Edam-Volendam

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebbendezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 3. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van de gemeente Edam-Volendam;

    • b.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Edam-Volendam;

    • c.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • d.

      peildatum: datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat;

    • e.

      referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • f.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede “een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan” moet worden gelezen als “de referteperiode”, waarbij een bijstandsuitkering, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen moet worden gezien;

    • g.

      vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet op de peildatum;

Hoofdstuk 2 Voorwaarden

Artikel 2. Doelgroep

  • 1. Tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag behoren personen van 21 jaar en ouder doch jongerdan 65 jaar met langdurig een laag inkomen, geen in aanmerking te nemen vermogen en geen uitzicht op inkomensverbetering. Ingeval van gehuwden dienen beide echtgenoten aan voornoemde criteria te voldoen.

  • 2. Personen die op de peildatum of in de referteperiode ofwel aanspraak hebben gehad op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000, of voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in aanmerking zijn gekomen, worden wel geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben en komenaldus niet voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

Aan de voorwaarde van het hebben van een langdurig laag inkomen is voldaan indien gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 4. Hoogte langdurigheidstoeslag

  • 1. De hoogte van de langdurigheidstoeslag is afhankelijk van de situatie op de peildatum.

  • 2. De toeslag bedraagt:

    • -

      voor een alleenstaande € 363,00 per jaar;

    • -

      voor een alleenstaande ouder € 464,00 per jaar;

    • -

      voor gehuwden € 517,00 per jaar.

  • 3. Indien één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De in lid 2 genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari geïndexeerd met het wettelijk indexeringspercentage van de alimentatie. De bedragen worden afgerond op hele euro’s.

Hoofdstuk 3 slotbepalingen

Artikel 5. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag van bekendmaking en heeftterugwerkende kracht tot 1 januari 2012.

  • 2. Tot uiterlijk 1 januari 2013 is deze verordening niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 WWB.

  • 3. De op 16 februari 2012 door de raad vastgestelde Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Edam-Volendam, is tot uiterlijk 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing op personen als bedoeld in

    artikel 78w lid 1 WWB. Per 1 januari 2013 vervalt de op 16 februari 2012 vastgestelde Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Edam-Volendam.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Verordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Edam-Volendam

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van

Edam-Volendam in zijn openbare vergadering

d.d. 22 november 2012

 

De griffier,                                   De voorzitter,

 

Nota-toelichting

Algemene toelichting Verordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Edam-Volendam

  

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimum inkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om middels inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de WWB in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen.

De voorwaarden om voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking te komen staan vermeld in artikel 36 WWB. Het college verleent de langdurigheidstoeslag op aanvraag. Door de zinsnede in de wet

“geen uitzicht heeft op inkomensverbetering” wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed

arbeidsperspectief, zoals studenten, niet in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. De ondergrens voor aanvragers van de langdurigheidstoeslag is bepaald op 21 jaar, omdat dit de leeftijd is waarop de ouderlijke onderhoudsplicht vervalt. Personen van 65 jaar en ouder zijn uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag. Als gevolg van de reeds gerealiseerde inkomensverbetering voor personen van 65 jaar en ouder (hogere norm) blijft deze doelgroep buiten het bereik van de regeling.

Gemeenten kunnen zelf bepalen wat zij onder de termen “langdurig” en “laag inkomen” verstaan. Met betrekking tot de invulling van het begrip “laag inkomen” is de gemeenteraad gebonden aan een ondergrens en aan een bovengrens. De ondergrens is de toepasselijke bijstandsnorm. De bovengrens bedraagt 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm (artikel 36 lid 6 WWB).

Vastgelegd is dat een persoon slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking kan komen voor een langdurigheidstoeslag. De verstrekking is echter niet gebonden aan die periode van 12 maanden. Het kan zijn dat per 12 maanden meerdere malen langdurigheidstoeslag wordt verstrekt, indien de verstrekking ziet op een recht dat in een voorgaand jaar is ontstaan, maar pas later is aangevraagd.

 

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting Verordening langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Edam-Volendam 

 

Artikel 1. Begrippen 

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden gewijzigd.  

 

Een referteperiode van 60 maanden, zoals artikel 36 WWB voor 2009 voorschreef, wordt in de praktijk als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimuminkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Deze periode van drie jaar wordt bevestigd in onderzoeken verricht door het NIBUD. Daarnaast kan uit het feit dat de minimumleeftijd voor het recht op langdurigheidstoeslag is verlaagd van 23 naar 21 jaar worden afgeleid dat onder langdurig ten minste drie jaar moet worden begrepen. Een belanghebbende is immers in beginsel vanaf 18 jaar een zelfstandig rechtssubject. In deze verordening wordt aangesloten bij de periode van drie jaar.

 

Artikel 2. Doelgroep

De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria van artikel 36 lid 1 WWB voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld. Bij gehuwden moet in het oog gehouden worden dat het recht op langdurigheidstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden belanghebbenden op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide echtgenoten voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op langdurigheidstoeslag (vergelijk bijvoorbeeld CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, LJN BN2529).

 

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

In het algemene gedeelte van deze toelichting is reeds toegelicht dat onder “langdurig” een termijn van 36 maanden wordt verstaan.

Er is bewust voor gekozen om het recht op de langdurigheidstoeslag niet toe te kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een hoger inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstandsnorm valt niet te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar en ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat het inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm van belanghebbenden onder de 65 jaar. Afhankelijk van de gezinssituatie bedraagt het verschil maar ongeveer 5%. Het hanteren van een grens van 110% zou daarom maken dat de uitsluiting van 65-plussers in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie.

 

Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen genegeerd te worden (zie uitspraken CRvB 19-08-2008, LJN BE8918 en CRvB 15-02-2011, LJN BP5532).

 

Artikel 4. Hoogte langdurigheidstoeslag

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is afhankelijk van de gezinssituatie. De bedragen zijn bij decentralisatie van de langdurigheidstoeslag (2009) afgeleid van de normenbrief met de bijstandsbedragen van het ministerie van SZW.

 

In lid 3 wordt een regeling getroffen overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 WWB voor situaties waarbij ingeval van gehuwden één van de echtgenoten op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB.

 

Om niet jaarlijks de verordening voor de bedragen te hoeven aanpassen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch te indexeren gelijk de indexering alimentatie.

 

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2012. Hierbij is aansluiting gezocht bij de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets. Voor een beperkte groep bijstandsgerechtigden blijft de oude ‘Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Edam-Volendam’ nog van kracht tot uiterlijk 1 januari 2013. Dat is geregeld in lid 2 en 3 van dit artikel. Het gaat hierbij om personen voor wie toepassing van de huishoudinkomenstoets tot een hogere uitkering leidt. Op grond van artikel 78w WWB blijven de oude gezinsbegrippen nog op hen van toepassing tot uiterlijk 1 januari 2013.