Organisatie | Bergen (NH) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren |
Citeertitel | Parkeerverordening 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Parkeerverordening 2012
Nadere regels behorende bij artikel 4 van de Parkeerverordening 2013
Besluit tot aanwijzing weggedeelten en terreinen voor betaald parkeren en tot het stellen van voorschriften voor het in werking stellen van parkeerapparatuur
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 13-12-2012 Gemeentekrant, 19 december 2012 | Onbekend |
De raad van de gemeente Bergen;
gelezen het voorstel van het college van 30 oktober 2012;
gezien het advies van de Algemene raadscommissie d.d. 22 november 2012;
overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en voor het uitgeven van vergunningen voor het parkeren;
gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
vast te stellen de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (PARKEERVERORDENING 2013)
Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen
Afdeling III Verbodsbepalingen
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet:
wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig/brommobiel een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig/brommobiel duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning achter de voorruit van het motorvoertuig/brommobiel en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet:
in zone A: voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig/brommobiel die in het bezit is van een geldige en leesbare gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en deze op een zichtbare plaats achter de voorruit van het voertuig heeft aangebracht en tevens het motorvoertuig/brommobiel overeenkomstig het Besluit Parkeerschijf van 15 december 1997 (Staatscourant 245/1997) heeft voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en waarbij de toegestane parkeerduur van maximaal 11/2 uur niet is verstreken;
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
een eigenaar of houder van een motorvoertuig/brommobiel die in het bezit is van een geldige en leesbare gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en deze op een zichtbare plaats achter de voorruit van het voertuig heeft aangebracht voor zover deze eigenaar/houder het motorvoertuig/brommobiel heeft geparkeerd op een vergunninghoudersparkeerplaats;
vergunninghoudersparkeerplaatsen in zone E, indien de eigenaar of houder van een motorvoertuig/brommobiel overeenkomstig het Besluit Parkeerschijf van 15 december 1997 (Staatscourant 245/1997) heeft voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en waarbij de toegestane parkeerduur van maximaal 1 uur niet is verstreken.
ARTIKELSGEWIJZE Toelichting op de Parkeerverordening 2013
In dit artikel is een aantal definities opgenomen en wordt een aantal in de parkeerverordening gehanteerde begrippen nader omschreven.
Dit artikel spreekt voor zich. In het zogenaamde Aanwijzingsbesluit worden door het college de betreffende weggedeelten aangewezen en worden de in dit artikel bedoelde tijdstippen vastgesteld.
Op grond van het eerste lid van dit artikel is het college bevoegd parkeervergunningen te verlenen. In het tweede lid zijn de door het college te verlenen vergunningen opgenomen in de parkeerverordening.
Voor het aanvragen en verlenen van een vergunning worden door het college nadere regels vastgesteld.
De beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat binnen een redelijke termijn een beslissing wordt genomen op een aanvraag voor een vergunning. Om op dit punt voor de aanvrager duidelijkheid te verschaffen, zijn de termijnen in de verordening zelf opgenomen. Een termijn van acht weken wordt in het bestuursrecht als redelijk aangemerkt.
Een vergunning wordt in beginsel voor maximaal 1 jaar verleend. In lid 2 van dit artikel is de bepaling opgenomen dat het college bevoegd is voor een bewonersvergunning voor de eerste auto een langere duur vast te stellen. Het derde lid spreekt voor zich. In het vierde lid is een regeling opgenomen in geval van verlies of diefstal van een vergunning. In dat geval wordt ten hoogste éénmaal een nieuwe vergunning verleend.
In dit artikel zijn de intrekkings- en wijzigingsgronden opgesomd. Deze opsomming van intrekkings- en wijzigingsgronden is limitatief. Om andere redenen kan een vergunning dus niet worden ingetrokken. Na intrekking van de vergunning kan deze niet meer gebruikt worden bij het parkeren van voertuigen in het betaald parkeergebied. Indien dit wel geschiedt kan een naheffingsaanslag worden opgelegd.
In de eerste twee leden van dit artikel zijn verbodsbepalingen opgenomen teneinde ervoor te zorgen dat parkeerplaatsen en parkeerautomaten in het betaald parkeergebied ook als zodanig gebruikt kunnen worden. In het derde lid van dit artikel is een bepaling over het parkeren van kampeermiddel e.a. in het betaald parkeergebied opgenomen. Het stallen van een
kampeermiddel e.a. is geregeld in artikel 5:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bergen. In dit artikel wordt ook binnen de Parkeerverordening de mogelijkheid geschapen om drie dagen de caravan e.d. op de openbare weg te stallen.
In dit artikel zijn verbodsbepalingen opgenomen betreffende het gebruik van parkeerapparatuur en het gebruik van parkeerplaatsen. Verder zijn in dit artikel de uitzonderingen opgenomen waarvoor het in het tweede lid gestelde verbod niet geldt. Een van deze uitzonderingen betreft het gehandicaptenparkeren een en ander overeenkomstig het raadsbesluit van 28 september 2004. In de kort betaald parkeergebieden (zone A) dienen gehandicapten wel gebruik te maken van een parkeerschijf aangezien in deze zones de maximale parkeerduur 1,5 uur bedraagt.
Ook is het nu mogelijk gemaakt om met behulp van de mobiele telefoon te betalen.
In dit artikel is een verbodsbepaling opgenomen betreffende het gebruik van een parkeerplaats op een vergunninghoudersparkeerplaats of een autodateplaats. In het tweede lid is een uitzondering op dit verbod opgenomen voor wat betreft het gehandicaptenparkeren een ander overeenkomstig het raadsbesluit van 28 september 2004. Tevens is een uitzondering op dit verbod opgenomen voor wat betreft zone E van het betaald parkeergebied, waar gedurende maximaal 1 uur met een parkeerschijf als bedoeld in het Besluit Parkeerschijf van 15 december 1997 (Staatscourant 245/1997) mag worden geparkeerd.