Organisatie | Beverwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Beverwijk 2009 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag 2009 gemeente Beverwijk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | langdurigheidstoeslag |
De datum van de inwerkingtreding van deze verordening ligt voor de datum van de bekendmaking. Ingevolge artikel 142 Gemeentewet is dit niet mogelijk. Zodoende treedt deze verordening acht dagen na publicatie in werking, te weten op 7 mei 2009.
Wet werk en bijstand, artikel 8, lid 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-05-2009 | 14-02-2013 | Onbekend | 23-04-2009 De Kennemer, 29-4-2009 | Raadsstuk 2009/4245 |
De raad van de gemeente Beverwijk;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 februari 2009, nummer 2009/4245;
gehoord de Commissie Onderwijs, Sociale Zaken, Cultuur en Welzijn d.d. 9 maart 2009;
gelet op artikel 8 lid 1 sub d van de Wet werk en bijstand;
vast te stellen de Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Beverwijk 2009
II. Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 2 - Langdurig, laag inkomen
Een belanghebbende voldoet aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen als gedurende de referteperiode het netto inkomen per maand maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm is.
Artikel 3 - Hoogte van de langdurigheidstoeslag
Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Toelichting Verordening Langdurigheidstoeslag
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB zoals dat vanaf 1 januari 2009 luidt, dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag.
Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt. In de verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijkgesignaleerde tekortkomingen. Verder is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk ongewenste armoedevaleffecten voorkomt.
De doelgroep van de langdurigheidstoeslag is hetzelfde als de doelgroep van het Beverwijks minimabeleid. Dat wil zeggen personen met een inkomen hebben tot 110% van de geldende bijstandsnorm. Dit kunnen personen zijn met een inkomen uit een bijstanduitkering, een andere uitkering of uit arbeid.
De langdurigheidstoeslag is een vorm van bijzondere bijstand. In artikel 36 lid 1 WWB is o.a. geregeld aan welke persoon een langdurigheidstoeslag kan worden verleend en dat hij/zij slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden hiervoor in aanmerking kan komen.
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.
Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig en laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Er is gekozen om bij een langdurig, laag inkomen aan te sluiten bij het minimabeleid van de gemeente Beverwijk.
Met een langdurig, laag inkomen wordt bedoeld als een persoon gedurende 3 jaar een netto inkomen van maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm heeft. Een referteperiode van vijf jaar (60 maanden), zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1-1-2009) voorschreef, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden drie jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Deze termijn wordt nu ook al bij het minimabeleid gehanteerd (o.a. bij de voorwaarde om voor een bedrag om niet voor duurzame gebruiksgoederen in aanmerking te komen en bij de aflossing van leningen). Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar.
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is bij benadering gebaseerd op de bedragen voor de langdurigheidstoeslag zoals die onder de tot 1-1-2009 geldende bepalingen golden. De nu gekozen 40% van de voor de betrokkene geldende bijstandsnorm plus de maximale gemeentelijke toeslag (inclusief vakantiegeld) ligt iets hoger dan de tot 1-1-2009 in de wet vastgelegde bedragen. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel twee maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van 1 januari van het desbetreffende jaar.
In het tweede lid wordt bepaald dat de situatie op de peildatum bepalend is. De peildatum is de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat.
Het derde lid ziet uitsluitend op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Echter, indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB (bijv. één persoon van de gehuwden is boven de 65 jaar), hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.