Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Integraal Veiligheidsplan 2012-2015 |
Citeertitel | Integraal Veiligheidsplan 2012-2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-02-2013 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 27-09-2012 Huis aan Huis, 6 februari 2013 | Onbekend. |
Voor u ligt het Integraal Veiligheidsplan. Integraal op meerdere manieren: bewoners en externe partners hebben actief meegedacht, meerdere beleidsterreinen hebben een rol gehad in de opzet van het plan en een deel is samengesteld met meerdere gemeenten gezamenlijk. Een breed gedragen veiligheidsbeleid dus.
Op 15 november 2011 is de startnotitie voor de IVP vastgesteld door de raad. De raad heeft hiermee aangegeven het belangrijk te vinden dat er gericht aandacht besteed wordt aan veiligheid. In die startnotitie is een aantal doelstellingen verwoord, doelstellingen die door middel van het voorliggende IVP bereikt moeten worden. Deze doelstellingen zijn:
Om ervoor te zorgen dat deze doelstellingen bereikt kúnnen worden, zijn bewoners en externe veiligheidspartners actief betrokken. Niet alleen door achteraf reactie te geven, maar ook door vooraf input te geven. De input die door hen gegeven is, is direct mee genomen in de prioriteitenvaststelling en in de actiepunten in de lokale paragraaf. De actiepunten zijn dan ook niet alleen gericht op de gemeentelijke organisatie, maar meer nog op de bewoners en wat zij kunnen doen om de veiligheid in de buurt te verbeteren. De doelstellingen zijn dan ook ambitieus, maar door de inbreng van de bewoners zelf zeker haalbaar.
Nadat eind 2011 de startnotitie is vastgesteld, zijn er twee bijeenkomsten geweest voor de opzet van het IVP: één voor inhoudelijk medewerkers en de politie, en één voor externe partners en bewoners. Politie, jongerenwerk en straathoekwerk waren hierbij opnieuw aanwezig. Het doel van deze twee bijeenkomsten was het komen tot een prioriteitenvoorstel. Dit is gelukt, op 12 april 2012 heeft de raad de volgende prioriteiten vastgesteld:
Rond dezelfde tijd zijn de gemeenten Hattem, Heerde, Oldebroek, Elburg, Nunspeet en Epe aan het werk gegaan met een gezamenlijk deel. De driehoek heeft het gezamenlijke deel op 20 juni 2012 vastgesteld. Bedoeling was dat het IVP zou bestaan uit een gezamenlijk deel, met een lokale paragraaf. Die lokale paragraaf is in voorliggende stuk een hoofdstuk geworden, vanwege de vele lokale ideeën. Toch is wel getracht het stuk kort en leesbaar te houden.
De gemeente zit momenteel in een tijd van bezuinigingen, wat voor het IVP soms lastig is. In het IVP zijn veel actiepunten opgenomen die 'slechts' ambtelijke inzet of inzet van bewoners of externe partners vragen. Er zijn echter ook actiepunten in mee genomen die geld kosten. Deze hebben een bepaald effect, waardoor ze niet kunnen worden weggelaten uit het voorstel. Het streven is geweest om ook de 'dure' actiepunten mee te nemen, zodat de raad alle mogelijkheden binnen het veiligheidsterrein ziet en er over kan oordelen.
Het IVP start met een gezamenlijk deel, wat bestaat uit de algemene inleiding in hoofdstuk 1, de uitgangspunten voor het IVP in hoofdstuk 2 en de gezamenlijke prioriteiten en de uitwerking daarvan in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 besteedt vervolgens aandacht aan de lokale uitwerking van de prioriteiten. De financiële paragraaf hierbij is mee genomen in de bijlagen.
Van de gemeenten wordt verwacht dat zij zorg dragen voor de veiligheid op lokaal niveau. In de nieuwe politiewet (voorstel ligt bij Eerste Kamer) wordt hiertoe de betekenis van een door de gemeenteraad vastgesteld IVP versterkt. Op basis van het IVP zal in de driehoek de politie-inzet worden bepaald. De gemeenten moeten de regiefunctie op zich nemen. De gemeenten Elburg, Epe, Hattem, Heerde, Oldebroek en Nunspeet, straks alle deel uitmakend van het politieteam Noord Veluwe van de politie-eenheid Oost, willen midden in de maatschappij staan en vinden het dan ook belangrijk daar aandacht aan te besteden en actief werk te maken van deze gemeentelijke kerntaak. Om de onderwerpen goed aan te kunnen pakken is er behoefte aan een integraal en samenhangend veiligheidsbeleid waarbij de prioriteiten helder zijn aangegeven, gemotiveerd en gepland.
Wat bedoelen we met integrale veiligheid?
Integrale veiligheid is veelomvattend. Integrale veiligheid tracht alle facetten van veiligheid bijeen te brengen in een beleid, waarbij alle betrokkenen (zowel binnen als buiten de gemeentelijke organisatie) gezamenlijk trachten te komen tot een veiligere samenleving. Daarbij is het zaak dat alle schakels van de veiligheidsketen goed op elkaar aansluiten en dat er een goede systematiek, samenhang en samenwerking is bij de ontwikkeling en uitvoering van dit beleid. De regie ligt bij het lokale bestuur, waarbij de burgemeester conform de Gemeentewet belast is met de hand-having van de openbare orde en veiligheid.
In algemene zin is een tendens waarneembaar naar nog grotere organisatie-eenheden. Verdere regionalisering van de brandweer in regioverband, de Nationale politie, grotere politieteams, vertrek van het Openbaar Ministerie naar Arnhem etc. Het is van belang om alle ontwikkelingen binnen dit thema nauwlettend te volgen. Een tendens is ook ‘meer blauw op straat'. Bij de politie wordt gezocht naar efficiëntere administratieve afdoening van wat op straat wordt geconstateerd. Anderzijds trekt de politie zich verder terug en worden taken overgelaten aan gemeenten, zoals parkeertoezicht, overtredingen van de APV, gevonden en verloren voorwerpen etc. Toezicht-houders en Buitengewoon Opsporingsambtenaren (Boa’s) nemen veel van deze taken over, maar het is wel van belang om in de gaten te houden waar grenzen liggen als het gaat om capaciteit en complexiteit. Gelet op bovenomschreven ontwikkelingen is het dan ook cruciaal dat gemeenten integraal veiligheidbeleid hebben.
De gemeenten worden door de inwoners als veilig ervaren. Dit willen wij zo houden en waar mogelijk verbeteren. Een goede communicatie over de feitelijke veiligheidssituatie maar ook versterking van de sociale cohesie is daarvoor de basis. We streven naar een efficiënte en adequate samenwerking met onze strategische veiligheidspartners, waarbij de veiligheid in brede zin van onze inwoners op een aanvaardbaar niveau blijft gewaarborgd. Verder zorgen wij, binnen de beschikbare middelen, voor toezicht en handhaving op straat en een adequaat optreden tegen overtredingen. Het is van belang om alle ontwikkelingen nauwlettend te volgen. Daarbinnen blijft het versterken van de samenwerking met onze veiligheidspartners en de samenwerking tussen de gemeenten een belangrijk aandachtspunt. Daarnaast leggen wij ook steeds meer verantwoordelijkheden terug bij burgers en instanties in het kader van zelfredzaamheid.
De cijfers laten zien dat de gemeenten geen buitensporige veiligheidsproblemen kennen. Er zijn wel ontwikkelingen die ons dwingen om bepaalde onderwerpen extra aandacht te geven. Dit Integraal Veiligheidsplan benoemt de belangrijkste bedreigingen. Het geeft aan op welke wijze daar al aan gewerkt wordt en door welke partijen. Het stelt vast op welke wijze daar nog beter aan gewerkt kan worden en zorgt voor aandacht en betrokkenheid van relevante partijen. De bedreigingen zijn voor nagenoeg het gehele politiedistrict gelijk. Het gaat dan om jeugdproblemen, (huiselijk) geweld, woning (en bedrijfs-)inbraken, alcohol en drugsgebruik en overlast (o.a. rond uitgaansgelegenheden en bij evenementen) en aanpak van voertuigcriminaliteit. Daar waar nodig wordt per gemeente een extra accent gelegd.
De term integraal veiligheidsbeleid wekt de indruk dat vooral nieuw beleid moet worden ontwikkeld. Integraal veiligheidsbeleid houdt echter ook in dat bestaande activiteiten op het gebied van veiligheid in kaart worden gebracht, worden gebundeld en op elkaar worden afgestemd. Vervolgens wordt daar waar nodig nieuw beleid gemaakt. Veiligheidsbeleid beslaat niet alleen een breed terrein, het is ook een complex terrein.
Het creëren van draagvlak en het stimuleren van ‘partners in veiligheid’ is een essentieel onderdeel van die regierol. De gemeente bevordert dat samenwerkingsverbanden en netwerken goed functioneren. De gemeente kan een onderwerp onder de aandacht brengen en op de politieke agenda plaatsen en vervolgens besluiten thema’s te prioriteren. De regierol omvat tevens het bepalen van de richting en het aangeven van de randvoorwaarden waaronder andere partners een bijdrage kunnen leveren. Naast de rol van regisseur levert de gemeente ook een inhoudelijke bijdrage bij de aanpak van veiligheidsproblemen.
2.2 De overheid kan het niet alleen
De verantwoordelijkheid voor een veilige samenleving ligt niet uitsluitend bij de gemeentelijke overheid. Politie, brandweer en het OM hebben een verantwoordelijkheid, maar maatschappelijke organisaties en de burgers zijn nadrukkelijk ook zelf verantwoordelijk voor (hun) veiligheid. Gezamenlijke verantwoordelijkheid is de beste voedingsbodem voor effectief veiligheidsbeleid. Veiligheidsinitiatieven van burgers of vanuit het maatschappelijk middenveld verdienen daarom steun. Bij het opzetten van projecten moet zowel de behoefte aan veiligheid van de betrokkenen, als hun eigen inbreng bij het bereiken van meer veiligheid, centraal staan.
2.3 Veiligheidsinventarisatie als startpunt
Een van de uitgangspunten van het veiligheidsbeleid is het analyseren van de situatie alvorens over te gaan tot de aanpak van de belangrijkste problemen. De gemeenten beschikken hiertoe over allerlei informatiebronnen, variërend van aangiftecijfers politie tot enquêtegegevens uit de Integrale VeiligheidsMonitor (IVM 2009) en/of de Leefbaarheidsmonitor. Hieraan heeft een deel van de bevolking meegewerkt. Met behulp van deze bronnen zijn de hoofdprioriteiten bepaald.
De hieronder genoemde prioriteiten gelden voor alle gemeenten. Specifieke lokale prioriteiten worden afzonderlijk aangeven in het bijbehorende gemeentelijk deel van dit plan. Van belang is dat ook afstemming is en wordt gezocht met de gemeenten van het team Veluwe West. Verder wordt ervan uitgegaan dat in de driehoek afspraken worden gemaakt over inzet van politie-capaciteit bij de prioriteiten:
2.5 Intergemeentelijke samenwerking
Nagenoeg elke gemeente op de Noord Veluwe wordt met dezelfde vraagstukken geconfronteerd. Mede vanwege dit gegeven is er de afgelopen jaren bovenlokale samenwerking op veiligheidsthema’s tot stand gekomen. Het NOG Veiligerhuis is daar het duidelijkste voorbeeld van: samenwerking op thema’s tussen de 22 gemeenten, de regiopolitie, justitie- en zorgpartners, met name om gezamenlijk de juiste dadergerichte maatregelen te nemen.
Vanwege de voordelen van bovenlokale samenwerking willen we de intergemeentelijke samenwerking op het terrein van de integrale veiligheid, specifiek die tussen de gemeenten Elburg, Epe, Hattem, Heerde, Oldebroek en Nunspeet versterken. Nu we als gemeenten aan de vooravond staan van een nieuw lokaal integraal veiligheidsplan, is het logisch om naast het specifiek lokale ook het gezamenlijke waar mogelijk te versterken.
2.6 Looptijd veiligheidsplan/tussenevaluatie na 2 jaar
Dit integraal veiligheidsplan heeft een looptijd van vier jaar. Er zullen in de loop van de tijd echter zaken veranderen. Veiligheid is geen statisch begrip. Er worden successen geboekt waardoor de veiligheid toeneemt of een situatie neemt plotseling in ernst toe of er is een andere aanpak noodzakelijk om een thema succesvol aan te pakken, etc. Daarom wordt voorgesteld om halverwege de looptijd een tussenevaluatie te houden en te bekijken of het noodzakelijk is tot bijstellingen te komen. Dit gebeurt min of meer in dezelfde periode als de tweejaarlijkse politieprioritering in 2014.
2.7 Communicatie als instrument
In de discussie over veiligheid gaat het altijd om hoe veilig het daadwerkelijk is (objectieve veiligheid) en hoe mensen de veiligheid ervaren (subjectieve veiligheid). Mede onder invloed van berichten over veiligheid in de media (waaronder het uitvergroten van incidenten) is er doorgaans geen causale relatie tussen beide vormen van veiligheid. We streven ernaar een reëel beeld te presenteren van de veiligheid in de gemeente. Dit doen we door middel van communicatie: berichtgeving verzorgen over de feitelijke veiligheidsgegevens en daarnaast laten zien wat we doen. Een ander aspect van communicatie is voorlichting geven over preventie en over eventuele risico’s.
HOOFDSTUK 3 GEZAMENLIJKE HOOFDPRIORITEITEN
In dit hoofdstuk staat per gezamenlijke prioriteit beschreven wat het probleem is, wat de algemene doelstelling is, wat we er nu al aan doen en wat de actiepunten zijn voor de looptijd van dit beleidsplan. De actiepunten zijn vormgegeven in een tabel, waarin aandacht wordt besteed aan de concrete doelstellingen bij de prioriteit, aan de acties die daarvoor nodig zijn en wanneer deze acties uitgevoerd moeten worden. Bij de toelichting staat vervolgens een eventuele aanvulling op het actiepunt ter verduidelijking en er staat aangegeven welke gemeenten zich willen conformeren aan het actiepunt. In de lokale paragrafen staat vervolgens eventueel waarom een gemeente niet aan het actiepunt mee doet. Ook als de gemeente al tot uitvoering is over gegaan, staat dat in de lokale paragraaf.
Veiligheid is een breed terrein. Om uitvoering te kunnen geven aan de belangrijkste onderwerpen op dit terrein, zijn er prioriteiten vastgesteld. Daarnaast zijn algemene acties nodig om aandacht te geven aan de veiligheid in de gemeenten. Om ook hiervoor aandacht te geven, is een tweetal algemene actiepunten opgesteld. Deze kunnen gezien worden als overkoepelende actiepunten voor de rest van het veiligheidsbeleid en daarnaast voor de uitvoering van onvoorziene acties.
In een aantal gemeenten is naast personele inzet, geen budget beschikbaar voor de reguliere activiteiten op veiligheid en voor ad hoc taken. Op die manier kan bij concrete veiligheidsproblemen budgettechnisch geen actie worden ondernomen. Zo kan de gemeente bijvoorbeeld concrete initiatieven vanuit de bewoners niet ondersteunen/faciliteren of niet inspelen op concrete veiligheidsproblemen. Ook is er in meerdere gemeenten geen BOA beschikbaar voor de handhaving op APV-feiten of is er te weinig capaciteit hiervoor. Bij onder andere evenementen lopen gemeenten zo op tegen handhavingsproblemen met betrekking tot bijvoorbeeld fout-parkeren, maar ook met betrekking tot bijvoorbeeld overlast, is er geen handhaving vanuit de gemeente.
In veel gevallen van overlast en vernielingen zijn alcohol en/of drugs in het spel. Middelengebruik zorgt ervoor dat de grenzen bij mensen vervagen of dat ze niet meer goed weten wat ze doen. Overlast en vernielingen kan een resultaat zijn. Bij jongeren is dat meer zichtbaar, omdat zij meer op straat te vinden zijn, maar het probleem speelt zich ook af bij volwassenen. Daarnaast zorgt
middelengebruik voor of tijdens het autorijden voor een onveilige verkeerssituatie, met mogelijk verkeersslachtoffers als gevolg.
De leefbaarheid en veiligheid in kernen verbeteren door het gebruik van alcohol en drugs te ontmoedigen en het verkrijgen te bemoeilijken.
Alcohol en drugsgebruik is, naast dat overlast een gevolg hiervan kan zijn, ook slecht voor de ontwikkeling van kinderen. In het brede gezondheidsbeleid (gezamenlijk voor de RNV-gemeenten) is dit onderwerp dan ook meegenomen. Uit deze samenwerking komen acties naar voren, bijvoorbeeld op het gebied van regelgeving en handhaving, maar ook voor preventie-activiteiten. Gezamenlijke aanpak is dus al vormgegeven.
Na enkele jaren van stabiele cijfers met zelfs een licht dalende trend valt vanaf eind 2010 de fikse stijging van het aantal woninginbraken op. De stijging heeft zich in 2011 nog eens flink voortgezet en lijkt zich ook in 2012 voort te zetten. Ook de politiecijfers van het aantal inbraken in bedrijfsauto's en in bedrijven blijven voortdurend relatief hoog. Een actueel onderwerp dus. Dit geldt voor de gehele Noord West Veluwe.
Ondanks de toegenomen inzet van de politie blijft vooral het aantal woninginbraken stijgen. De politie doet veel aan opsporing, maar de preventie van inbraken ligt toch vooral bij de eigenaren zelf (waaronder de woningstichting). Ook bij de ondernemers zelf ligt het primaat bij het nemen van preventieve maatregelen op het eigen bedrijfsterrein. Communicatie over preventie en maatregelen in de openbare ruimte liggen in het bereik van de gemeenten.
De actualiteit van het onderwerp wordt nog eens versterkt door de vele wekelijkse berichten in de lokale media over de inbraken. Dit vestigt (gewild) de aandacht op de risico’s op een inbraak, maar tegelijkertijd brengt het ook veel onrust en geeft het een onveilig gevoel bij burgers en de buurtbewoners van mensen die slachtoffer zijn geworden van een (woning)inbraak.
Het aantal inbraken terugdringen naar het niveau van vóór 2010 door de kennis van preventie bij burgers en ondernemers te vergroten, waardoor eigenaren overgaan tot het nemen van preventieve maatregelen en waardoor bij gebruikers van woningen (en bedrijfspanden en bedrijfsauto’s) een mentaliteitsverandering wordt bereikt. Beter gezegd: gemakzuchtig wonen/handelen veranderen in bewust wonen/handelen.
Door kennisdeling en verdergaande afstemming van maatregelen door politie, gemeenten, woningstichting en eigenaars van woningen of bedrijven uiteindelijk komen tot een voor inbrekers minder aantrekkelijk werkgebied.
Verkeersveiligheid heeft hoge prioriteit binnen het veiligheidsveld, mede vanwege de toename van de verkeersdrukte. Er vallen nog steeds teveel verkeersslachtoffers en daarom is het belangrijk aandacht te houden voor dit onderwerp. De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn parkeeroverlast, te hard rijden en de verkeersveiligheid rondom basisscholen.
Verkeersveiligheid is altijd te verbeteren. Het doel is dan ook het aantal verkeersslachtoffers te verminderen en daardoor het veiligheidsgevoel in de wijken te verbeteren.
Verkeersveiligheid is een aspect dat raakvlakken heeft met vele andere beleidsterreinen van overheidszorg: ruimtelijke ordening, stedenbouw, onderhoud en beheer infrastructuur, onderwijs en welzijn maar ook communicatie. Verkeersveiligheid moet dus steeds integraal meegenomen bij deze beleidsterreinen.
Landelijke onderzoeken laten keer op keer zien dat het met ongeveer 85% van de jeugd goed gaat. De overige 15% heeft extra aandacht nodig om hen binnen de boot te krijgen en/of te houden. Dit percentage jongeren raakt echt in de problemen: alcohol- en drugsverslaving, agressie en/of vervalt tot criminaliteit. Het veiligheidsbeleid zal de komende periode veel aandacht besteden aan het voorkomen en verkleinen van de risicogroepen. Wanneer we spreken over jeugd ligt de focus op de leeftijdsgroep 12 tot en met 23 jaar. We rekenen dus ook jongvolwassenen mee.
Jeugdoverlast kent een aantal gradaties oplopend van hinderlijk aanwezig, via overlastgevend tot crimineel (Beke kwalificatie). Hangplekken van jongeren geven in het algemeen aanleiding tot klachten en worden als overlastgevend ervaren door andere burgers. In ogenschouw moet worden genomen dat ‘hangen’ een activiteit op zich is en op zichzelf ook geen probleem hoeft te zijn. Het probleem is de overlast die hieruit voortvloeit. De verschijningsvorm van de overlast bestaat uit geluidoverlast, vernielingen en het achterlaten van afval.
Er zijn in onze gemeenten geen criminele groepen (volgens de Beke kwalificatie). Wel vervallen sommige individuele jongeren tot crimineel gedrag en vertoont het aantal jongeren dat in aanraking is geweest met Justitie een stijgende lijn. De sterkste stijging doet zich voor bij 12-18 jarigen. Daarbovenop neemt ook de recidive toe. Conform de landelijke tendens komen ook meisjes vaker met Justitie in aanraking.
Aanpak van jeugdoverlast dient zich niet te beperken tot de openbare ruimte. Op school kunnen zich incidenten voordoen met betrekking tot seksuele uitbuiting van jongeren door andere jongeren of jongvolwassenen. Vroegtijdige signalering en preventie zijn sleutelbegrippen bij een integrale aanpak. Een veilige school is een school waar iedereen, zowel medewerkers als leerlingen, met plezier naar toe gaat. Dit gebeurt vooral door een veilige sfeer te creëren, waar oog en aandacht voor elkaar is en waar men wordt aangesproken op gedrag dat niet gewaardeerd of niet getolereerd wordt. Het gaat dan om veiligheidsbeleving die beïnvloed wordt door gedrag van leerlingen onderling en de reactie hierop van de medewerkers.
Overlast door jeugd doen afnemen, gemeten aan het aantal incidenten, meldingen en aangiftes (politiecijfers) en aan onveiligheidsgevoelens onder burgers (meldpunten, deelname aan veiligheidsmonitor afgezet tegen de nulmeting).
3.6 Leefbaarheid op vakantieparken / Revitalisering vakantieparken
Het is een landelijk gegeven, dat men het op bepaalde vakantieparken niet al te nauw neemt met de wet- en regelgeving. Ook op de Noordwest Veluwe zie je dat.
In onze zes gemeenten liggen verblijfsrecreatieterreinen in alle soorten en maten. Variërend van een kwalitatief hoog niveau tot terreinen met een bedenkelijke recreatieve waarde.
Mede vanwege het particuliere karakter van de terreinen en de situering in overwegend bosachtig gebied is er sprake van een zekere anonimiteit. Deze anonimiteit kan ‘faciliterend’ zijn voor criminele activiteiten en gaat ten koste van de leefbaarheid en veiligheid op en rond de vakantieparken en van de aantrekkelijkheid van de Noordwest Veluwe voor recreatie/recreanten. De situationele kennis van overheidsinstanties (gemeente, politie, brandweer, fiscus) is gebrekkig en versnipperd. Bemoeienis met parken qua handhaving is tot hier toe hooguit incident-gestuurd.
Regionale en integrale benadering
Om bovengenoemde redenen is in het Regiocontract van de RNV aandacht gevraagd voor het keren van de negatieve ontwikkeling. Onder de noemer “Revitalisering verblijfsrecreatieterreinen” is het opgevoerd als een ontwikkeltraject. De provincie ziet het belang in van een gerichte aanpak en wil hierbij ondersteunen.
De doelstelling is meerledig: Het bevorderen van de kwaliteit en leefbaarheid op de vakantieparken; het inzichtelijk maken en houden van wie er op de vakantieparken wonen of recreëren; het tegengaan en voorkomen van criminaliteit en overlast; het verminderen van de brandveiligheidsrisico's.
Organisatie en verantwoordelijkheden
In de startnotitie bij het IVP staat als een van de doelstellingen:
" Een bewegelijke, alerte gemeenschap hebben die blijvend werk maakt van veiligheid en waarin publieke en private partijen elkaar bijstaan en versterken in het op peil houden van subjectieve en objectieve veiligheid".
Om deze reden is, naast het gezamenlijke gedeelte, een traject opgestart om de bewoners en externe partners te betrekken bij de inhoud van het IVP. Na een eerste, brede workshop, vulden bewoners, externe partners en inhoudelijke medewerkers in welke prioriteiten in het IVP moesten komen te staan. De prioriteiten zijn door de raad vastgesteld. In vervolgbijeenkomsten per prioriteit, hebben selecte groepjes van bewoners, externe partners en inhoudelijke medewerkers vervolgens de invulling voor deze prioriteiten, door middel van actiepunten, gemaakt.
In onderstaand gedeelte staan deze actiepunten uitgewerkt. Als er al voldoende aandacht besteed is aan een actiepunt in het gezamenlijke gedeelte, wordt dat punt hier niet nogmaals uitgewerkt. Tevens staat in onderstaande tekst per prioriteit een uitleg wanneer het advies over een actiepunt in het gezamenlijke gedeelte voor Oldebroek anders is of meer toegelicht moet worden.
In dit stuk is de uitvoering nog niet beschreven. Na de vaststelling van het IVP komen de werkgroepjes die de prioriteiten hebben ingevuld nogmaals bij elkaar om de uitvoering van de actiepunten te bespreken. Dan wordt ook concreter wanneer de actiepunten uitgevoerd worden.
Binnen het lokale traject zijn geen algemene actiepunten besproken. Hier wordt daarom alleen ingegaan op de gezamenlijke algemene punten in het IVP.
Doordat er in Oldebroek geen BOA is die controleert op APV-feiten, kan de gemeente hierop ook niet handhaven. In actiepunt A1 wordt het inzetten van zo'n BOA genoemd. Bijvoorbeeld tijdens evenementen of drukke periodes, kan de gemeente de inzet van een BOA goed gebruiken. Gedacht kan worden aan handhaven van foutparkeren tijdens evenementen, maar ook aan handhaven van jeugdoverlast.
Handhaving is een van de punten in de kerntakendiscussie. Het voorstel van het college is om minder in te zetten op handhaving en de verantwoordelijkheid meer bij burgers, zoals de organisator van een evenement, te leggen. Extra inzet van BOA's past niet bij dit idee en zal daarom niet door Oldebroek uitgevoerd worden.
Actiepunt B1 betreft een algemeen budget. Hiermee wordt de mogelijkheid om adequaat te reageren op veiligheidsproblemen of initiatieven van bewoners verbeterd. Als voorbeeld: zonder een algemeen budget kan de gemeente geen informatiecampagne houden, kan de gemeente niet samenwerken met de politie door bijvoorbeeld informatieproject op te starten en kan de gemeente geen lokale initiatieven (financieel) ondersteunen. Daarnaast kan het algemene budget gebruikt worden voor de uitvoering van het grootste deel van de actiepunten in dit IVP.
Hoewel deze prioriteit niet past binnen de tijd van bezuinigingen, is het wel zeer belangrijk punt. Een algemeen budget is noodzakelijk wil de gemeente serieus aandacht kunnen besteden aan veiligheid.
Bron: Criminaliteitscijfers 2011
Het werkgroepje dat heeft gekeken naar de invulling van deze prioriteit is naar voren gekomen met veel verschillende actiepunten. Verantwoordelijkheid van bewoners (vooral ouders) zelf was daarbij een belangrijk punt. Zo is voorgesteld om ouders nog meer aan te spreken op de verantwoordelijkheid voor hun kind, moraalvergroting te realiseren door verenigingen en kerken in te zetten en mensen uit de buurt laten fungeren als rolmodel. Maar ook gezamenlijke inzet van de gemeente en de buurt, zoals het project sociaal activeren, om moeders en kinderen meer uit het huis te krijgen, en blijvende inzet van jongerenwerk, straathoekwerk en politie gezamenlijk. Het college heeft echter binnen de kerntakendiscussie voorgesteld om jongerenwerk niet meer uit te voeren.
Ook werd er door het werkgroepje gevraagd om als gemeente de bewoners meer te betrekken bij dit onderwerp, door wetenschappelijke cijfers openbaar te blijven maken en jongeren te betrekking bij de uitvoering van het alcoholmatigingsbeleid.
Tot slot was het idee dat bepaalde instellingen het goede voorbeeld moeten geven. Vanuit die gedachte moeten scholen streven naar alcoholvrije ouderavonden, waar ouders worden geweerd die beschonken zijn en moet er gepromoot worden voor stop op alcohol bij jongerencentra en dorpshuizen op doordeweekse dagen.
In bijlage 1 is het complete overzicht van voorgestelde actiepunten te vinden, met daarbij indien van toepassing aangegeven in welk jaartal de uitvoering moet zijn.
In paragraaf 3.2 staat beschreven welke maatregelen worden uitgevoerd in de gezamenlijkheid met de zes gemeenten. In januari 2013 gaat de nieuwe Drank- en horecawet van kracht. Maatregel A1 en A2 van het gezamenlijke deel geven uitvoering aan de wettelijke verplichtingen in die wet. Hoewel handhaving een punt van discussie is in de huidige bezuinigingstijd, is handhaving op de nieuwe DHW een wettelijke verplichting.
Maatregel C1 spreekt over een ketenbeleid. Oldebroek kent al een ketenbeleid, waarin naast bouwkundige aspecten van de keten, ook toezicht in de keten is mee genomen. Maatregel B2 van dat deel vormt een goede toevoeging op dit beleid.
Ook bij woninginbraken werd duidelijk de eigen verantwoordelijkheid van de bewoners gezien door het werkgroepje. Wel werd gevraagd om ondersteuning van de gemeente om die verantwoordelijkheid op te pakken, bijvoorbeeld tips en informatie te leveren aan bewoners via de website en het gemeentenieuws en door het Keurmerk veilig wonen te promoten. Bewoners moeten elkaar ook bewust maken van de mogelijkheden die ze zelf hebben om inbraken tegen te gaan. Zo is er al een bewonersinitiatief ontstaan in Wezep. Dit soort initiatieven moet zelf ontstaan en dus niet opgelegd worden door de gemeente, maar het moet wel ondersteund worden door de gemeente. Ondersteunen van lokale initiatieven is dan ook als één van de actiepunten genoemd.
In bijlage 1 is complete lijst met voorstellen van de werkgroep te vinden, met daarbij aangegeven in welk jaar deze uitgevoerd moeten worden.
Woninginbraken is een stijgend probleem in alle gemeenten van het politiedistrict. Sommige gemeenten zagen echter een breder probleem, namelijk ook van inbraken in bedrijven en bedrijfswagens. Dit laatste is in Oldebroek ook een groot probleem geweest, maar lijkt weer iets te zijn afgenomen. De gezamenlijke maatregelen bij inbraken staan beschreven in paragraaf 3.3.
Op een aantal punten is door de werkgroep die de lokale actiepunten opstelde, hetzelfde gezegd als wat gezamenlijk is afgesproken: afstemming tussen politie, gemeente en woningcorporatie, Keurmerk veilig wonen propageren en voorlichting/preventieactiviteiten door de gemeenten.
Maatregel A3 van het gezamenlijke deel betreft het propageren van het Keurmerk veilig ondernemen. In 2011 en 2012 is op bedrijventerrein Voskuil/Wezep-Noord een KVO-traject uitgevoerd. De uitkomsten hiervan en de keuze tot voortzetten of afsluiten, kunnen gevolgen hebben voor de uitvoering (en de kans van slagen) van maatregel A3.
Verkeersveiligheid is volgens het werkgroepje dat keek naar de invulling van deze prioriteit, bij uitstek een onderwerp dat door gemeente, politie en bewoners gezamenlijk opgepakt moet worden. De voorgestelde actiepunten zijn dan ook divers. De werkgroep vond dat bewoners meer zelf moeten reageren op verkeersonveilige situaties en de medebewoners hierop moeten aanspreken. Daarvoor is een aantal concrete voorbeelden gegeven. Verenigingen en scholen kunnen hierbij, net als bij alcohol- en drugsgebruik, ingezet worden om een grote groep bewoners te bereiken. Ook werd voorgesteld om een burendag te organiseren over dit onderwerp, eventueel met andere onderwerp[en erbij.
Aan de andere kant is het wel belangrijk dat de gemeente kijkt bij echte knelpunten wat er gedaan kan worden om de weg of het kruispunt veiliger te maken. Ook gaf de werkgroep aan dat de gemeente de bewoners moet blijven ondersteunen in de eigen verantwoordelijkheid door tips of signalen te publiceren en een informatieavond te organiseren samen met de politie.
Om de zichtbaarheid van kinderen in het verkeer te promoten stelde de werkgroep voor om hesjes te promoten, bijvoorbeeld door als gemeente een deel van de kosten voor rekening te nemen.
De volledige lijst met voorstellen staat in bijlage 1. Ook staat hierbij aangegeven in welk jaartal de actiepunten uitgevoerd kunnen worden.
Verkeersveiligheid werd in alle gemeenten als belangrijke prioriteit gezien. Daarom zijn in paragraaf 3.4 de gezamenlijke maatregelen (met de zes gemeenten) uitgewerkt. Alle maatregelen in het gezamenlijk deel komen overeen met het beleid dat in Oldebroek wordt gevoerd en brengen dus geen nieuwe dingen met zich mee. Wel is het belangrijk deze punten/maatregelen voort te zetten.
Overlast werd door de werkgroep die zich bezighield met dit onderwerp gezien als een gezamenlijk probleem. van de overlastgever en degene die overlast ondervindt, maar ook van de gemeente, politie en bewoners.
Overlast is lastig te definiëren: waar de ene vindt dat er overlast is, vindt de andere dat het normaal gedrag is. Daarom is het belangrijk om bij meldingen altijd te kijken wie de melder is en of hij al heeft geprobeerd om de overlastgevers aan te spreken. De werkgroep vindt het een verantwoordelijkheid van de bewoners zelf om mensen aan te spreken bij overlastsituaties. Er moet meer bewustwording komen dat kinderen buiten mogen spelen. Verbetering van het verantwoordelijkheidsbesef bij ouders en omwonenden kan bijvoorbeeld via verenigingen en scholen bereikt worden. Ook een burendag, zoals die ook bij het onderwerp verkeersveiligheid is genoemd, kan hier aan bijdragen.
De gemeente wordt gevraagd om te zorgen voor voldoende plekken voor kinderen en jongeren en voor inzet op overlast door middel van jongerenwerk en straathoekwerk. Het college heeft echter binnen de kerntakendiscussie voorgesteld om te bezuinigen op jongerenwerk. Leegstaande panden zijn locaties die overlast aantrekken. Deze plekken moeten volgens de werkgroep bestempeld worden als verboden toegang, zodat de politie beter kan handhaven. De werkgroep geeft tevens aan dat mensen bij problemen direct de politie moeten bellen en niet moeten wachten tot de wijkagent toevallig langs komt. Tot slot stelt de werkgroep voor om met behulp van zwerfvuilacties leerlingen zwerfvuil op te laten ruimen.
Overlast en vernielingen staat niet als zodanig uitgewerkt in het gezamenlijke deel, maar is breder genomen. In paragraaf 3.5 staan de maatregelen beschreven die de zes gemeenten samen gaan nemen op het gebied van Jeugd en veiligheid.
Bij B1 van dat deel staat de maatregel 'onderzoek doen of jeugd/jongerenwerk effectief wordt ingezet […]'. Deze maatregel is ook genoemd door het werkgroepje dat de actiepunten voor het onderwerp Overlast en vernielingen heeft opgesteld. Bewoners, inhoudelijk medewerkers en politie vinden de inzet van jongerenwerk en straathoekwerk zo belangrijk, dat het volgens hen een aparte vermelding moet krijgen in de actiepuntenlijst. Het college heeft echter binnen de kerntakendiscussie voorgesteld om het jongerenwerk niet voort te zetten.
Door de kerntakendiscussie c.q. -besluiten is ook de 'toeleiding naar intramurale activiteiten door jongerenwerk' (actiepunt D1 van het gezamenlijke deel) niet geborgd. Naast jongerenwerk is ook de toekomst van de jongerencentra nog niet bekend. Dit actiepunt moet daarom voor de gemeente Oldebroek breder gezien worden, activiteiten kunnen ook georganiseerd worden buiten jongerencentra. Dit neemt niet weg dat jongerencentra zeker een toegevoegde waarde hebben, als plek voor jongeren om zich (onder toezicht) terug te trekken.
In het gezamenlijke deel is een actiepunt mee genomen over de uitvoering van HALT-straffen op plekken waar het delict begaan is (actiepunt C1). Dit wordt in Oldebroek al zoveel mogelijk gedaan.
Actiepunt E van het gezamenlijke deel betreft een project seksuele weerbaarheid/jeugdprostitutie. Dit project loopt als pilotproject in het district Noordwest Veluwe tot en met 2012, met middelen van de provincie en centrumgemeente Zwolle. Hierna moet de gemeente zelf voor financiële dekking zorgen.
Het is nog niet duidelijk wat de effecten zijn van het project. An het einde van het project zal dit bekeken worden en pas dan wordt er een beslissing genomen over het wel of niet voortzetten van het project
Naar de inzet van een gemeentelijke ketenregisseur (actiepunt F) is al eens gekeken. Toen is besloten dat Oldebroek niet één casusregisseur wilt, maar dat er afspraken moeten komen tussen de hulporganisaties over de coördinatie van zorg. Per casus is 1 hulpverlener de coördinerende partij, afhankelijk van de organisaties die te maken hebben met de casus.
Dit heeft heel goed gewerkt, maar de afspraken worden nu minder goed nagekomen. Het actiepunt voor Oldebroek moet dus worden: verbeteren van de coördinatieafspraken met betrekking tot zorgcases.
HOOFDSTUK 5 FINANCIËLE PARAGRAAF
BIJLAGE 1 Overzicht van voorgestelde actiepunten lokaal deel