Organisatie | Wijdemeren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Wijdemeren 2013 |
Citeertitel | Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Wijdemeren 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Begraafplaatsen |
Deze verordening vervangt de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2004
Uitvoeringsbesluit graven, asbezorgen, asverstrooien en grafbedekkingen 2013
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 19-11-2015 | Nieuwe regeling | 20-12-2012 | Begraafplaatsen |
De raad van de gemeente Wijdemeren:
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2012;
gelet op artikel 149 en artikel 154, eerste lid van de Gemeentewet;
gelezen artikel 35, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging;
overwegende dat het gewenst is om regels vast te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen;
Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Wijdemeren 2013
Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Diegene die ten behoeve van een uitvaart gebruik wil maken van de faciliteiten die de begraafplaats biedt, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaand aan de dag van de begrafenis, bijzetting of verstrooiing, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag;
Het openen van een graf voor het begraven of het bezorgen van as, het daarna sluiten van een graf en het bedienen van de hulpmiddelen mag alleen gedaan worden door de beheerder of de door hem aangewezen personen. Nabestaanden kunnen deze handelingen op aanwijzing en onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten als zij hun wens hiervoor uiterlijk om 12.00 uur van werkdag voorafgaand aan het openen van het graf of het bezorgen van as, schriftelijk aan de beheerder hebben geuit. Zij zijn verplicht de aanwijzingen van de beheerder op te volgen. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.
Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte der graven
Artikel 13 Overschrijving van verleende rechten op een particulier graf
Na het overlijden van de rechthebbende kan het graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.
Artikel 16 Herstel van schade aan een grafmonument
Een rechthebbende op of een gebruiker van een graf is aansprakelijk voor schade aan een grafmonument als gevolg van brand, vandalisme, diefstal, verzakking, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een grafmonument en eventuele gevolgschade voor derden.
De rechthebbende of gebruiker is verplicht de - door welke omstandigheden ook - aan een grafmonument toegebrachte schade of verzakking op eerste aanschrijving te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders een gevaarlijke situatie oplevert en/of het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.
Indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering van het grafmonument over te gaan, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het college tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.
Artikel 17 Onderhoud door rechthebbende of gebruiker
Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat het grafmonument behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan de beheerder de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig het gehele grafmonument doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is;
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de beheerder de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van het grafmonument. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt de beheerder het voornemen tot verwijdering van het grafmonument gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het grafmonument zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
De beheerder kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan het grafmonument te herstellen binnen een gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van de beheerder het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.
Artikel 18 Onderhoud door de gemeente
Burgemeester en wethouders voorzien in het eenmaal per jaar schoonmaken van het grafmonument.
Artikel 20 Plaatsen en verwijderen van grafbedekking
Indien de werkzaamheden betreffende het plaatsen dan wel terugplaatsen en verwijderen van grafbedekking door of namens de rechthebbende op het graf worden uitgevoerd, dient dit tenminste 24 uur van tevoren aan de beheerder te worden gemeld, onder opgave van dag en tijdstip waarop met de werkzaamheden wordt begonnen.
Artikel 21 Verwijdering grafmonumenten en grafbeplanting na verstrijken van de termijn
De grafbedekking wordt na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf verwijderd. Wanneer de rechthebbende of gebruiker voor afloop van de termijn schriftelijk te kennen heeft gegeven het grafmonument of de grafbeplanting te willen bewaren, dient deze voor het verstrijken van de termijn te worden opgehaald.
Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van het grafmonument of de grafbeplanting gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
Hoofdstuk VI Opgraven en ruimen
Artikel 22 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
De gebruiker van een algemeen graf kan voor afloop van de termijn bij de beheerder een schriftelijke aanvraag indienen om bij ruiming de stoffelijke overblijfselen, indien mogelijk, te verzamelen voor herbegraven ergens anders. De gebruiker van een algemeen urnengraf of nis waarin een asbus al of niet met een urn is bijgezet kan bij de beheerder een schriftelijke aanvraag indienen om deze urn ter beschikking te stellen;
De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een schriftelijke aanvraag indienen om de stoffelijke resten te verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te plaatsen herbegraven dan wel om deze elders opnieuw te begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een schriftelijke aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Wijdemeren, gehouden op 20 december 2012.
De raad voornoemd,
de griffier, J.van Ditmarsch
de voorzitter, drs. M.E. Smit
Beknopte toeling wijzigingen in wet- en regelgeving Wet op de lijkbezorging
De Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010. Deze wijziging heeft gevolgen voor de model-beheersverordening begraafplaatsen, zoals deze was opgesteld in 2003.
De wijzigingen die aanpassing van het model noodzakelijk maken betreffen de volgende wetsartikelen:
Artikel 16: ‘Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.’
In de oude wetstekst werd als laatst mogelijke dag de vijfde dag na het overlijden genoemd. De verlenging van deze termijn heeft gevolgen voor de termijn van aanmelding van herdenkingsbijeenkomsten e.d. op de begraafplaats, die doorgaans niet kunnen samenvallen met een begrafenis. Dit wordt geregeld in artikel 5 (‘Plechtigheden’) van de model-beheersverordening.
Artikel 23, tweede lid: ‘Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.’
De term ´algemeen graf´ kwam in de oude wetstekst niet voor, maar werd al wel gebruikt in de model-beheersverordening. Daarentegen sprak het model van een ´eigen graf´ wanneer het een graf betrof waarop een uitsluitend recht was gevestigd. In het nieuwe model wordt de terminologie van de gewijzigde wet gevolgd.
Artikel 27a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat de houder van de begraafplaats ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf schriftelijk mededeling daarvan doet aan de belanghebbende bij het graf. Nu dit bij wet is geregeld is de noodzaak dit op te nemen in de model-beheersverordening vervallen.
Artikel 28. Het eerste lid van dit artikel is gewijzigd in die zin, dat de minimumtermijn voor verlening van het uitsluitend recht op een graf van twintig jaar is teruggebracht tot tien jaar.
De laatste zin van dit lid betreft de verlenging en luidt: ‘Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar.’
Een en ander heeft gevolgen voor artikel 15 (‘Termijnen particuliere graven’) van de model-beheersverordening.
Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 28 bevatten nieuwe bepalingen betreffende kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een graf:
Lid 4: ‘In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.’
Lid 5: ‘Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.’
Lid 6: ‘Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.’
Lid 7: ‘Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.’
Deze bepalingen geven de houders van de begraafplaatsen de mogelijkheid de grafrechten van verwaarloosde graven vijf jaar na constatering en bekendmaking te laten vervallen, met dien verstande dat de minimale uitgiftetermijn (tien jaar) wordt gerespecteerd. Vóór de wetswijziging kon het recht pas dertig jaar na de laatste begraving vervallen. Voor de model-beheersverordening heeft dit overigens geen directe gevolgen. Wel wordt de formulering van de wijze van bekendmaking steeds gevolgd in het model.
Artikel 32. Dit artikel gaf in de ongewijzigde wet de minister de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. Dit is uitgebreid met de mogelijkheid regels te stellen omtrent het ruimen van de graven, het verwijderen van de grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken. Deze wijziging kwam tot stand nadat was gebleken dat de samenleving behoefte had aan bepaalde richtlijnen voor met name het ruimen en de teraardebestelling van de overblijfselen.
Met het oog hierop is in het model een lid toegevoegd aan het artikel betreffende de ruiming en de bezorging van overblijfselen (artikel 24). Volgens dit lid heeft de beheerder de plicht er zorg voor te dragen dat er altijd met respect en piëteit wordt omgegaan met menselijke resten.
Artikel 32a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de rechthebbende.