Organisatie | Stichtse Vecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beheerverordening begraafplaatsen Stichtse Vecht 2013 |
Citeertitel | Beheerverordening begraafplaatsen Stichtse Vecht 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de verordeningen van de voormalige gemeenten Maarssen, Breukelen en Loenen, zie artikel 35. Met deze verordening is het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van Stichtse Vecht geharmoniseerd.
Nadere regels begraafplaatsen Stichtse Vecht
Verordening lijkbezorgingsrechten gemeente Stichtse Vecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-03-2016 | 1e wijziging (art. 22) | 01-03-2016 Gemeenteblad, 8-3-2016, 27019 | SV195 | ||
01-01-2013 | 09-03-2016 | Nieuwe regeling | 27-11-2012 Nieuwsblad voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek, 06-12-2012 | SV101 |
De raad van de gemeente Stichtse Vecht,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;
gehoord de werksessie van 14 november 2012;
gelet op artikel 35 van de Wet op lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;
Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Stichtse Vecht 2013
In deze verordening wordt verstaan onder:
begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats
particulier graf: een graf, waarvoor aan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken of het doen bijzetten van asbussen;
kindergraf: een particulier graf of algemeen graf waarin geen andere lijken worden begraven dan die van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar;
grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie in een graf waarin een of meerdere lijken worden begraven, asbussen worden bijgezet of as kan worden verstrooid; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;
asbus: een bus ter berging van as van een overledene;
urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;
particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
Een plek in of op de grond waarvooraan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
particuliere urnenkelder: een kelder waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen, met of zonder urnen;
particuliere urnennis: een nis in een urnenmuur of columbarium waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen, met of zonder urnen;
verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid;
grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf;
beheerder: de ambtenaar die in opdracht van het college belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;
rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf, een particuliere urnenkelder of particuliere urnennis;
gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend,
eigenaar: de natuurlijke persoon of een rechtspersoon die de grafbedekking op een graf of een urnennis in eigendom heeft;
grafrecht: het uitsluitend recht op het begraven en begraven houden in een particulier graf, particulier kindergraf of recht tot het doen bijzetten en bijgezet houden in een particulier urnengraf (met of zonder urnenkelder) of particuliere urnennis.
gebruik: het gebruik van een algemeen graf, algemeen kindergraf of algemeen urnengraf.
Het beheer van de begraafplaats wordt gevoerd onder verantwoordelijkheid van het college. Onder toezicht van het college worden één of meer daartoe aangewezen beheerders belast met:
Uitzondering op het in lid 1 gestelde zijn de twee begraafplaatsen Oud Breukelen gelegen achter Kerkstraat 16, en Oud Nieuwer Ter Aa, gelegen aan Kerklaan 2, waar geen begravingen en bijzettingen meer mogen plaatsvinden, behalve in die graven waarvan de rechthebbenden nog recht op een bijzetting hebben.
Het college kan nadere regels stellen omtrent de bestemming van de begraafplaats, waarbij de regels kunnen verschillen per begraafplaats en voor de te onderscheiden vakken en rijen.
Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats
Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.
Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 9. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur, drie werkdagen voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Artikel 10. Lijkomhulsel en grafgiften
Rechthebbenden of gebruikers leveren, gebruiken en accepteren uitsluitend lijkhoezen, die voldoen aan de in of krachtens de wet dan wel op basis van publiekrechterlijke verordeningen, privaatrechterlijke reglementen of algemene voorwaarden gestelde regels ten aanzien van de doorlaatbaarheid van vloeistoffen en gassen, mechanische eigenschappen, vorm en biologische afbreekbaarheid. Genoemde regels zijn vastgesteld in het Lijkomhulselbesluit 1998.
Artikel 11. Gebouwen en muziekinstallatie
Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de muziekinstallatie op de begraafplaats te Kockengen, de Nieuwer Ter Aa en Maarssen moet uiterlijk om 12.00 uur, drie werkdagen voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.
Artikel 12. Over te leggen stukken
Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.
Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven
Artikel 14. Aantal overledenen in graven en asvoorzieningen
Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er in de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen van de particuliere graven.
Artikel 15. Volgorde van uitgifte
De particuliere graven kunnen binnen de door de beheerder aangegeven grafvelden worden toegewezen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.
Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.
Artikel 17. Termijnen particuliere en algemene graven
Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien, vijftien, twintig, vijfentwintig of dertig jaar het uitsluitend recht op een particulier graf en voor de tijd van vijf, tien, vijftien, twintig, vijfentwintig of dertig jaar het uitsluitend recht op een particulier urnengraf, particuliere urnenkelder en particuliere urnennis. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimum grafrusttermijn, vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.
De rechthebbende op een particulier graf kan van het college vergunning krijgen tot het daarin voor eigen rekening en risico doen aanbrengen van een grafkelder. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels aan welke voorwaarden hiervoor moet worden voldaan.
Artikel 19. Overschrijving van verleende rechten en gebruiken
Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.
Artikel 21. Afstand doen van graven
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
Zolang het graf niet geruimd mag worden, blijft de eigenaar het eigendom houden van de in artikel 22 (Vergunning gedenkteken) bedoelde gedenktekens maar ook beplantingen en andere voorwerpen. Al hetgeen wat op het graf geplaatst is, wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht.
Artikel 24. Onderhoud door de gemeente
Naast het algemene onderhoud van de begraafplaats voorziet het college in de zorg voor de winterharde beplantingen op graven, uitgezonderd vormsnoei en het knippen van hagen.
Artikel 25. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker
Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.
Artikel 26. Niet-blijvende grafbeplanting
Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de gebruiker indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.
Artikel 27. Tijdelijke verwijdering
Artikel 28. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van verwijdering door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.
Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen
Artikel 30. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
1.Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.
2. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder gedurende 2 jaar voor het verlopen van het grafrechttermijn een aanvraag indienen om de overblijfselen en de asbus(sen) te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven respectievelijk te verstrooien. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
3.De gebruiker van een algemeen graf kan bij de beheerder gedurende 2 jaar voor het verlopen van de gebruikstermijn een aanvraag indienen om de overblijfselen of de asbus(sen) te doen verzamelen om deze elders in een nieuw uit te geven particulier graf te doen begraven respectievelijk te verstrooien. De gebruiker van een algemeen urnengraf kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
Hoofdstuk 7. Gedeelte voor kerkgenootschap
Artikel 31. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven
Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 5, eerste lid, 13, eerste lid, 16 en 22, derde lid, van deze verordening.
Artikel 34. Beslissingsbevoegdheid
In geval waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Alle oude verordeningen blijven van toepassing op verleende grafrechten; grafrechten die in het verleden zijn verleend, vallen onder de verplichtingen, vereisten en bepalingen uit de verordening die van kracht was ten tijde van de uitgifte van het recht tenzij deze inmiddels in strijd zijn met de wet.
Artikelgewijze toelichting bij de Beheerverordening begraafplaatsen Stichtse Vecht 2013
De gemeente Stichtse Vecht heeft acht gemeentelijke begraafplaatsen in beheer waarvan er zes nog actief gebruikt worden (de gemeentelijke begraafplaatsen Oud Breukelen en Oud Nieuwer Ter Aa zullen na de laatste mogelijke bijzettingen niet langer geopend zijn voor begravingen). Voor het beheren van de begraafplaatsen waren - vóór de gemeentelijke herindeling – drie aparte verordeningen van kracht. De vigerende regelgeving is, met name gezien de recente wetswijzigingen (per 1 januari 2010) maar ook sinds de gemeentelijke herindeling niet meer actueel en wordt met deze verordening aan de recente wijzigingen van de Wet op de lijkbezorging en de wensen uit de praktijk aangepast. In de deze herziene verordening met bijbehorende nadere regels zijn de wijzigingen van de Wet op de lijkbezorging verwerkt en is een harmonisatie van de regelgeving uitgevoerd. Ter begeleiding daarvan is dit document opgesteld. Per artikel is een uiteenzetting gegeven van de reden, de betekenis en de toepassing in de praktijk.
De omschrijvingen zijn opgenomen zodat voor een ieder duidelijk is wat en wie met de diverse begrippen bedoeld wordt. De begripsbepalingen zijn in het kader van deregulering voortaan één maal opgenomen en komen in de nadere regels van het uitvoeringsbesluit niet terug. Dit artikel is aangevuld met nieuwe begrippen die voortkomen uit de recente wetswijziging en de gewijzigde dienstverlening van de gemeente.
Voor een particulier graf, in welke vorm dan ook, gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden ‘voor zover van belang’ zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen van toepassing zijn op een particulier graf, respectievelijk particulier(e) urnengraf/nis. Binnen de algemene graven wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere algemene graven, algemene kindergraven en algemene urnengraven.
Dit artikel geeft de verplichtingen weer van het college. De vier taken die vanwege het college uitgevoerd moeten worden staan beschreven.
Dit artikel sluit alle andere bestemmingen dan het begraven van lijken of het bijzetten of verstrooien van menselijke crematie-as uit. Tevens is in dit artikel benadrukt dat op de twee gemeentelijke begraafplaatsen te Oud Breukelen en Oud Nieuwer Ter Aa geen begravingen meer plaatsvinden wanneer hier de laatste bijzettingen hebben plaatsgevonden. De begraafplaats zal na dit tijdstip nog per collegebesluit gesloten moeten worden verklaard.
De raad legt middels dit artikel de verantwoordelijkheid ten behoeve van de toegangstijden en de begraaftijden voor de begraafplaatsen bij het college van burgemeester en wethouders. Deze kunnen per nadere regels wijzigingen doorvoeren indien dit - bijvoorbeeld met het oog op de door de gemeente gewenste herziening van de aan te bieden diversiteit van lijkbezorging en dienstverlening – voor het beheer van de begraafplaatsen wenselijk is.
Bezoekers, steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden tijdens uitvaartplechtigheden maar ook op tijden dat geen plechtigheden plaatsvinden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat burgemeester en wethouders het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan de beheerder (mandaat). De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Het verbod met betrekking tot het gebruik van motorrijtuigen maakt strafbaarstelling mogelijk van personen die zich hier niet aan houden.
Bijeenkomsten op de begraafplaats die ‘normaal’ grafbezoek ontstijgen, dienen aangekondigd te worden, met name om te voorkomen dat deze samenvallen met ingeplande begrafenissen. Door hiervoor minimaal 6 dagen van tevoren een verplichte melding te laten doen, kan rekening worden gehouden met uitvaarten en andere bijzonderheden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals art. 2.3 van de Model- APV. Het genoemde APV-artikel behandelt betogingen op openbare plaatsen, de uitgangspunten van de Wet openbare manifestaties op openbare en niet openbare plaatsen, betogingen en de gemeentelijke bevoegdheden daarin.
Dit artikel is opgenomen om uit te sluiten dat geen nabestaanden of onbevoegden aanwezig zijn bij het opgraven van lijken of het ruimen van graven.
Een kennisgeving is nodig omdat voorkomen moet worden dat meerdere uitvaarten gelijktijdig plaatsvinden. De genoemde drie werkdagen voor de kennisgeving is noodzakelijk aangezien de beheerder zorg moet dragen voor het tijdig laten delven van het graf. Drie werkdagen biedt de beheerder in alle omstandigheden voldoende tijd om voorbereidingen te treffen.
Het is hierbij uit veiligheidsoogpunt ongewenst dat nabestaanden zelf de graven openen en sluiten. Alleen het daarvoor aangestelde personeel voert dit uit.
Dit artikel bevat een verwijzing naar het Lijkomhulselbesluit. Het is voor een goede lijkvertering van belang dat lijkomhulsels een goede doorlatendheid hebben. Alleen zo kan er voldoende vocht en zuurstof toetreden die noodzakelijk zijn. Dit geldt voor de kleding waarin de overledene draagt maar ook voor de kist waarin deze begraven wordt of, in sommige gevallen, de lijkhoes waarin deze gewikkeld is. Voor het gebruik van deze lijkhoezen bestaan regels. Genoemde regels zijn vastgesteld in het Lijkomhulselbesluit 1998. De lijkhoezen die voldoen aan de normen van het Lijkomhulselbesluit, staan op de ‘witte lijst’ van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen (LOB). Het toepassen van verkeerde lijkhoezen of slecht doorlatende lijkomhulsels (kunststof kleding, lijkwaden) kan leiden tot het stopzetten van de lijkvertering waardoor vanuit milieu hygiënisch opzicht belastende situaties kunnen ontstaan en graven niet meer ter beschikking kunnen komen voor nieuwe, toekomstige begravingen omdat het hergebruiken van de ruimte problematisch is geworden.
In dit artikel is eveneens een bepaling opgenomen dat geen vervuilende voorwerpen aan de grafruimte mogen worden toegevoegd, alsmede voorwerpen die de vertering van het lijk kunnen belemmeren of voorkomen. Dit spreekt voor zich.
Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden en het gebruik van gebouwen en muziekinstallatie ordelijk te doen verlopen. De kennisgeving voor het al dan niet gebruiken van de gebouwen en muziekinstallaties vindt bijna altijd gelijktijdig met de kennisgeving begraven plaats, vandaar dat hier dezelfde kennisgevingstermijn aangehouden is.
De Wet op de lijkbezorging eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst om de beheerder van de begraafplaats een eigen bevoegdheid te geven medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. Voor een asbus zal door degene die in de uitvaart voorziet een overdrachtsformulier van het crematorium moeten worden overlegd. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing. Bijzetting kan leiden tot verlenging van de lopende grafrusttermijn. Dat kan betekenen dat de minimale grafrusttermijn van 10 jaar moet worden gegarandeerd door het grafrecht met zoveel noodzakelijke termijnen van 5 jaar te verlengen.
Middels dit artikel wordt niet alleen uiteengezet welke vormen van lijkbezorging en asbestemming er op de gemeentelijke begraafplaatsen mogelijk zijn, er wordt tevens duidelijk limitatief onderscheid gemaakt tussen de variëteit aan particuliere- en de algemene graven.
In dit artikel is beschreven dat het college in de nadere regels kan bepalen hoeveel lijken of asbussen in de particuliere en de algemene graven kunnen worden geplaatst en dat het college de afmetingen van een graf vaststelt. Daarmee kan een eventuele discussie met nabestaanden worden voorkomen.
In het kader van het verbeteren van het dienstenaanbod en de wens om meer betrokkenheid van rechthebbenden bij de begraafplaatsen te krijgen wordt het reserveren van graven binnen bepaalde voorwaarden mogelijk. De graven worden in principe uitgegeven voor directe begraving en aansluitend op elkaar mits een rechthebbende prijs stelt op het uitzoeken van een bepaalde plek. Binnen de mogelijkheden op de begraafplaats kan in overleg met de beheerder op een door de beheerder aangewezen grafveld een grafplek worden uitgekozen voor reservering of voor directe begraving.
Met het oog op mogelijke toekomstige ontwikkelingen op de begraafplaats zoals beschreven onder vorig artikel 15, kunnen burgemeester en wethouders een nadere onderverdeling aanbrengen binnen de bestaande begraafplaatsindeling. Zo kan middels het indelen in categorieën de mogelijkheid worden geschapen om differentiatie aan te brengen in bijvoorbeeld begraafkwaliteit en het bijbehorende begraaftarief of om op een flexibele wijze met de bestaande begraafcapaciteit om te gaan.
Het uitsluitend recht voor het begraven en begraven houden van lijken wordt momenteel verleend voor 20 jaar en kan telkens worden verlengd met een termijn van 10 jaar. Door de wetswijzigingen wordt het voor de gemeente mogelijk gemaakt grafrechten ook voor 10 jaar uit te geven. De gemeente gaat daarom met de ingang van deze beheersverordening over tot de keuze om grafrechten voor 5, 10, 15, 20, 25 of 30 jaar uit te geven en biedt daarbij tevens de mogelijkheid om deze rechten te verlengen met steeds 5, 10, 15 of 20 jaar.
De rechthebbende bepaalt wie er in het graf wordt begraven en of er verlenging van het grafrecht plaatsvindt. Een grafrecht wordt verleend aan één persoon en de verlenging dient tijdig te worden aangevraagd. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moeten burgemeester en wethouders volgens de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.
Het gebruik van algemene graven (graven zonder grafrechten) wordt verleend conform de wettelijke minimale grafrusttermijn, te weten 10 jaar. Na deze periode mag een graf door de gemeente worden geruimd, het gebruik mag niet worden verlengd.
Het college bepaalt aan welke voorwaarden door rechthebbenden moet worden voldaan om een grafkelder in een particulier graf te mogen bouwen.
Zowel voor de overdracht van grafrechten van een particulier graf als van het gebruik van een algemeen graf wordt een omschrijving gegeven van mogelijke rechtverkrijgenden en gebruikers. Bepaald is dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Indien een jaar na het overlijden van de rechthebbende het recht niet is overgeschreven, kan het college het grafrecht beëindigen. Indien er naderhand toch behoefte bestaat het graf te handhaven, kan dit alleen als het betreffende graf nog niet is geruimd. Om het graf te handhaven zal een nieuw grafrecht moeten worden afgesloten voor 10, 15, 20, 25 of 30 jaar.
Ook het gebruik van een algemeen graf kan worden overgeschreven op naam van een nieuwe gebruiker. Dit is van belang omdat de gemeente sinds de wetswijziging ook de gebruikers moet aanschrijven wanneer de gebruiksperiode eindigt.
Dit artikel beschrijft wanneer grafrechten automatisch komen te vervallen en wanneer het college actief grafrechten mag beëindigen, bijvoorbeeld bij nalatigheid van de rechthebbende. Dit artikel geeft de gemeente meer bevoegdheden om op te treden tegen rechthebbenden die in verzuim blijven een op grond van deze verordening op hen rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelen. Het laten vervallen van grafrechten kan ook een tijdelijke, juridische stok achter de deur zijn bij geschillen. De positie van de gemeente als houder van de gemeentelijke begraafplaats is hiermee versterkt.
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen. Er is dan geen aanspraak mogelijk op enige vergoeding.
De vergunningseis geldt voor de gedenktekens op particuliere- en algemene graven. Het gedenkteken zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels. De gemeente bepaalt middels dit artikel nadrukkelijk geen verantwoordelijkheid te dragen voor de zich eenmaal op de begraafplaats bevindende grafbedekkingen. Een gedenkteken wordt voor de uitvoering van deze verordening geacht het eigendom van de rechthebbende of de gebruiker te zijn.
Middels dit artikel wordt de aansprakelijkheid ten aanzien van het plaatsen, aanbrengen en herstellen van grafbedekkingen nadrukkelijk bij de eigenaar gelegd. Het verplicht de rechthebbende of de gebruiker als eigenaar tevens schades te herstellen op eerste aanschrijven van het college. Dit ontheft de gemeente niet van de verantwoordelijkheid om geconstateerde gevaarlijke situaties direct op te heffen: De gemeente wordt met dit artikel de mogelijkheid geboden om in te grijpen om onveilige situaties te voorkomen of op te heffen. Dit artikel versterkt de positie van de gemeente als houder van de begraafplaats.
Het onderhoud dat door de gemeente wordt uitgevoerd, en waarvoor door de rechthebbenden een verplichte vergoeding betaald wordt, bestaat uit het algemeen onderhoud van de begraafplaats aangevuld met een beperkte dienstverlening voor alle aanwezige graven en hun grafbedekkingen. Het is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. Dit doet niets af aan de verantwoordelijkheid die rechthebbenden en gebruikers hebben voor het eigen grafonderhoud. Het geeft de gemeente de verplichting om de begraafplaats netjes en ordelijk te houden en winterharde beplanting te verzorgen, maar ook de bevoegdheid om in te grijpen binnen de grafbeplanting wanneer deze de voor de grafbedekkingen bepaalde proporties dreigen te overschrijden.
De rechthebbenden op particuliere graven en gebruikers van algemene graven zijn verplicht het grafoppervlak en de zich daarop bevindende grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Bij nalatig onderhoud kan het college overgaan tot verwijdering van de grafbedekking.
Met dit artikel wordt de verantwoordelijkheid van de rechthebbenden en gebruikers uiteengezet, ook ten aanzien van te herstellen beschadigingen.
Hoewel het gebruik van algemene graven gemiddeld een kortere periode worden uitgegeven, is bovenstaande ook van toepassing op algemene graven. In de praktijk zal het bij algemene graven echte minder snel tot ongewenste situaties leiden. Het artikel benadrukt dat de rechthebbenden en gebruikers in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het grafonderhoud, los van de werkzaamheden die van gemeentewege aan de grafoppervlakken wordt verricht.
Gedurende de tijd dat een graf niet geruimd mag worden (dat wil zeggen, gedurende de periode dat de wettelijk vereiste minimale grafrust van 10 jaar niet is verstreken en tot het moment dat het grafrecht vervalt) is de duurzaam aan de ondergrond verbonden grafbedekking en de in het graf aangebrachte grafkelder in eigendom van de eigenaar.
Het natrekkkingsrecht is gedurende de genoemde periode niet van toepassing, maar wel erna. Dat betekent dat de grafbedekking en de grafkelder na die periode direct in eigendom komt van de gemeente (de houder van de begraafplaats) en dat deze erover kan beschikken (om bijvoorbeeld de steen te verwijderen of door een graf(kelder) weer opnieuw uit te geven).
Dit gegeven geldt met terugwerkende kracht en is van toepassing op alle, op de begraafplaats aangebrachte grafbedekkingen (gedenkteken, grafbeplanting en grafkelder). In de herziene beheersverordening is het eigendom en de aansprakelijkheid op juiste wijze omschreven. Omdat sprake is van een eigendom van een eigenaar, niet zijnde de gemeente, berust het onderhoud van de grafbedekking eveneens bij de eigenaar, waarbij er voor de uitvoering van de beheersverordening vanuit gegaan wordt dat de rechthebbende de eigenaar is.
De rechthebbenden op particuliere graven en gebruikers van algemene graven zijn verplicht het grafoppervlak en de zich daarop bevindende grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. In de dagelijkse praktijk rijzen er vaker moeilijkheden over het verwijderen van bloemen en eenjarige planten. Omdat de bloemen en planten economisch eigendom zijn van de rechthebbende of gebruiker op de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om op een mededelingenbord op de begraafplaats doorlopend algemeen bekend te maken hoe daarmee wordt gehandeld. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.
Dit artikel geeft de begraafplaatsbeheerder meer mogelijkheden om een nette uitstraling van de begraafplaats te bereiken. Wanneer het onderhoud ten aanzien van niet-blijvende beplantingen, losse bloemen et cetera nalatig is, kan de beheerder optreden en overgaan tot verwijdering ervan.
Dit artikel verduidelijkt dat de kosten voor het verwijderen van een grafbedekking, in het geval van een bijzetting of begraving in het betreffende graf, voor rekening en risico van de rechthebbende zijn, niet voor de gemeente als houder van de begraafplaats. Voorts geeft het de gemeente het recht om een op een graf aanwezige grafbedekking te verwijderen zodat tot bijzetting in een naburig graf kan worden overgegaan. Deze kosten zijn voor rekening van de gemeente. Dit artikel spreekt verder voor zich.
Dit artikel beschrijft de procedure die gevolgd wordt alvorens tot verwijdering van een grafbedekking wordt overgegaan en hangt nauw samen met de in artikel 28 beschreven procedure. Beschreven is dat, wanneer de grafrechttermijn of de gebruikstermijn beëindigd is, het college bevoegd is de grafbedekking weg te nemen. Dit is een voortvloeisel uit de gewijzigde wet op dit punt. Het eigendom (ook van een grafbedekking) in het algemeen is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek). In de aangepaste Wet op de lijkbezorging (per1 januari 2010) is bepaald dat gedurende de periode waarin een graf niet mag worden geruimd, dit artikel uit het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf geplaatst is. Daarmee is het geplaatste gedenkteken eigendom ten aanzien van deze verordening van de rechthebbende en/of gebruiker. In dit artikel in de beheersverordening is dit als uitgangspunt genomen. Wanneer immers het grafrecht of het gebruik beëindigd is, treedt het natrekkingsrecht in werking en wordt alles dat duurzaam met de ondergrond verbonden is eigendom van de eigenaar van de grond, in dit geval de gemeente Stichtse Vecht. De consequentie van deze natrekking is dat de gemeente dan als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid), indien dit niet goed geregeld zou zijn in de beheersverordening.
Rechthebbenden en gebruikers kunnen, mits tijdig ingediend, het college verzoeken de grafbedekking 12 weken ter beschikking te houden.
Ook ten aanzien van de losse voorwerpen dient bepaald te worden welk traject gevolgd wordt bij afloop van de grafrecht- of gebruikstermijn. Het natrekkingsrecht is immers niet van toepassing op deze voorwerpen en zolang ze op de grafoppervlakken staan, is ook artikel 26 is hierop niet van toepassing.
Dit artikel beschrijft de werkwijze voorafgaand aan het aflopen van de grafrecht- en gebruikstermijnen en eventueel het ruimen van graven. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen. De mededeling dat een grafrechttermijn of gebruikstermijn zal gaan verlopen, vaak gecombineerd met de mededeling dat burgemeester en wethouders voornemens zijn om de graven te ruimen wanneer niet zal worden verlengd, wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de gebruiker van een plaats in een algemeen graf. Aan de rechthebbende op het particulier graf moet worden medegedeeld dat deze verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 28, eerste lid, van de Wet op de lijkbezorging. De gebruiker van een algemeen graf wordt de mogelijkheid geboden de overblijfselen her te begraven in een nieuw uit te geven particulier graf, indien dit gewenst is en voor kosten van de gebruiker.
Bij het ruimen van graven wordt in eerste instantie uitgegaan van het verzamelen van de nog aan te treffen stoffelijke overblijfselen om deze in een verzamelgraf te plaatsen. Maar ook het schudden van graven wordt mogelijk gemaakt. Hierbij blijven de overblijfselen binnen dezelfde grafruimte en worden daarvoor op een diepere laag samengebracht.
Op de oude begraafplaatsen Oud Breukelen en Oud Nieuwer ter Aa is het wenselijk dat niet langer begraven wordt nadat de laatste bijzettingen hebben plaatsgehad. Het op verzoek ruimen of schudden van graven met het oogmerk de dan beschikbare grafruimte weer opnieuw in gebruik te nemen is ongewenst en wordt middels dit artikel onmogelijk gemaakt. Tegelijkertijd geldt deze beperking ook op andere begraafplaatsen als de situatie ter plaatse de uitvoering problematisch maakt. Hierbij is te denken aan een beperkte bereikbaarheid van het graf, te hoge grondwaterstand of andere cultuurtechnische knelpunten die op voorhand niet te voorzien zijn.
Middels dit artikel heeft het college de mogelijkheid om afwijkende regels vast te stellen voor die delen van de gemeentelijke begraafplaats die door een kerkgenootschap in gebruik zijn gegeven. Het betreft regels ten aanzien van de openstelling van de begraafplaats, de tijden van begraving, de volgorde van begraving en de vergunning voor de grafbedekking.
Het komt in de praktijk vaak voor dat er graven op de begraafplaatsen zijn gelegen met een bijzondere historische betekenis: Hetzij door de overledene die er begraven ligt, hetzij alleen door de schoonheid, toepassing of funerairhistorische waarde van het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en/of door het materiaal. In dergelijke gevallen kan men deze graven plaatsen op een Lijst van historische graven, die wordt geraadpleegd voordat graven worden geruimd. Voor de genoemde graven kan het college op dat moment een afweging maken om (een deel van) deze graven te behouden. De lijst is een inventarisatie van behoudenswaardige graven.
Het college bepaalt op welke wijze het begraafplaatsregister wordt vormgegeven. Daarbij dient te worden voldaan aan de minimum eisen die zijn bepaald in de Wet op de lijkbezorging (art 27, lid 1). Hierin is bepaald dat de houder van een begraafplaats een register van alle daar begraven lijken bijhoudt, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar deze begraven zijn.
Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om te besluiten in alle instanties waarbinnen de beheersverordening geen uitkomst biedt of waar twijfel bestaat over de uitleg ervan.
Dit artikel bepaalt dat de vigerende verordening met ingang van een nader te bepalen datum niet langer van kracht is behalve voor de graven met grafrechten die er onderhavig aan zijn. Alle oude verordeningen blijven van toepassing op verleende grafrechten; grafrechten die in het verleden zijn verleend, vallen onder de verplichtingen, vereisten en bepalingen uit de verordening die van kracht was ten tijde van de uitgifte van het recht tenzij deze inmiddels in strijd zijn met de wet.
Alleen door grafrechten te verlengen kunnen wijzigingen in sommige verplichtingen tot stand komen, bijvoorbeeld de mogelijkheid van afkoop van onderhoud of de toepassing van een begraaftarief. Aan de rechten kan niets gewijzigd worden. Van het ongeldig verklaren van oude beheersverordening kan daarom geen sprake zijn.
Dit artikel bevestigt de intentie van het voorgaande artikel 35; oude besluiten blijven nog steeds van kracht (mits niet in strijd met de huidige wet) en blijven hun rechtsgeldigheid behouden alsof ze zijn genomen krachtens de nieuwe vigerende verordening. Voorts worden alle nog lopende vergunningsaanvragen alleen volgens de nieuwe vigerende verordening behandeld.