Organisatie | Ommen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening baatbelasting riolering buitengebied, gebied Zonnebloemweg 1998 |
Citeertitel | Verordening baatbelasting riolering buitengebied, gebied Zonnebloemweg 1998 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De historie bij het "Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen" is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.
Gemeentewet, art. 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-1998 | 20-06-2013 | Onbekend | 13-09-2001 Ommer Nieuws, 26-09-2001 | Onbekend | |
01-03-1998 | nieuwe regeling | 26-02-1998 Ommer Nieuws, 11-03-1998 |
Onder de naam "baatbelasting riolering buitengebied, gebied Zonnebloemweg" wordt in de vorm van een heffing ineens een belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de blauwe omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 1996 zijn gebaat door de aanleg van de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.
In afwijking van het tweede lid, sub c, worden c.q. zijn, ter keuze door belastingplichtige, de aansluitingsputten bij onroerende zaken waarop ingevolge het bestemmingsplan (mede) de bestemming "recreatieve doeleinden -ZT" (= zomerhuizenterrein) rust, op of nabij de erfafscheiding van de onroerende zaak, dan wel op nader in overleg met de belastingplichtige te bepalen plaats aangelegd.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig bij de kadastrale registratie bekend staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Heffingsmaatstaf en belastingtarief
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid bedraagt de belasting voor de onroerende zaak waarop ingevolge het bestemmingsplan (mede) de bestemming "recreatieve doeleinden -ZT" (= zomerhuizenterrein) rust en waarvan de op de onroerende zaak aangelegde riolering, niet-zijnde de huisaansluiting, ingevolge artikel 2, derde lid van de verordening niet door de gemeente is aangelegd en wordt onderhouden, per onroerende zaak € 224,62.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid bedraagt de belasting voor de onroerende zaak waarop ingevolge het bestemmingsplan (mede) de bestemming "recreatieve doeleinden -KC" (= kampeer- en caravanterrein) rust de uitkomst van de volgende formule:
V = de maximum toegelaten capaciteit aan overnachtingen in kampeermiddelen voor de onroerende zaak, zoals vermeld op de op 1 januari 1995 van kracht zijnde vergunning/vrijstelling ingevolge de Kampeerwet.
Artikel 5 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende vijftien jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient uiterlijk binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak opgelegd, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel
De "Verordening baatbelasting riolering buitengebied, gebied Zonnebloemweg", vastgesteld bij raadsbesluit van 27 februari 1997, kenmerk FIN 49130, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.