Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlissingen

Regeling maatschappelijke ondersteuning gemeente vlissingen 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlissingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling maatschappelijke ondersteuning gemeente vlissingen 2010
CiteertitelRegeling maatschappelijke ondersteuning gemeente vlissingen 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlissingen 2010

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-02-201001-01-201002-01-2012nieuwe regeling

26-01-2010

Gemeenteblad, 2010, V.12

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

REGELING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING VLISSINGEN 2010

 

 

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording.

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      de PGB-houder in gebreke blijft bij de verantwoording, of

    • b.

      het budget niet inzet voor het inkopen van de voorziening waarvoor de beschikking is afgegeven. De gemeente zal dan gebruik maken van artikel 6 in de wet, dat stelt dat gemeenten de vorm van financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan weigeren als daartegen overwegende bezwaren zijn.

  • 3.

    Een aantal woonvoorzieningen wordt bij voorkeur in natura en in bruikleen verstrekt, deze zijn: mobiele tilliften, bad-, douche- en toiletvoorzieningen en trapliften. Wanneer de aanvrager echter uitdrukkelijk om een PGB vraagt om zelf een dergelijke voorziening te kunnen aanschaffen, zal een PGB worden toegekend. Het toe te kennen PGB is gelijk aan de aanschafprijs van het voor de aanvrager goedkoopst-adequate hulpmiddel inclusief (6% of 19%) BTW. De medisch/ergonomisch adviseur bepaalt wat het voor de aanvrager goedkoopst-adequate hulpmiddel is. Aan de toekenning van een PGB voor de aanschaf van een mobiele tillift, een bad-, douche- of toiletvoorziening, of een traplift is een minimale gebruiksduur van respectievelijk tien jaar, zeven jaar en vijftien jaar verbonden. Andere woonvoorzieningen zoals opgenomen in de Beleidsregels, kunnen in de vorm van in natura, PGB of financiële tegemoetkoming verstrekt worden.

  • 4.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. Het bedrag van deze financiële tegemoetkoming bedraagt € 3.403,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

  • 5.1

    De verantwoording van het ‘klassiek’ persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

    • a.

      in alle gevallen na afloop van de verstrekking dan wel binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar, conform door B&W ter beschikking te stellen procedure en formulier. [zie ook artikel 1.3.4 van de Beleidsregels]

    • b.

      De budgethouder dient aan te tonen dat het persoonsgebonden budget daadwerkelijk is besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt. In de verantwoording moet tevens het aantal verleende uren hulp bij het huishouden per week vermeld worden. De gemeente beoordeelt de uitgaven per kalenderjaar of na afloop van de verstrekking.

    • c.

      De budgethouder hulp bij het huishouden mag tot een bedrag van € 250,00 per kalenderjaar besteden aan kosten die gemaakt moeten worden in relatie tot het persoonsgebonden budget, zoals de kosten van telefoongesprekken met de gemeente, een budgethoudersvereniging of de Sociale Verzekeringsbank, lidmaatschapsgeld van een budgethoudersvereniging of een cadeau voor de hulpverlener. Het betreft hier de ‘bestedingsvrije ruimte’ binnen het persoonsgebonden budget.

    • d.

      Het (deels) niet besteden van het persoonsgebonden budget aan het doel waarvoor het is verstrekt, leidt tot terugvordering van het niet bestede (deel van het) persoonsgebonden budget. Op het terug te vorderen bedrag wordt de ‘ bestedingsvrije ruimte’ tot ten hoogste een bedrag van € 250,00 in mindering gebracht.

    • e.

      De kosten van WA-verzekering, rechtsbijstandverzekering en het loon van de vervangende hulp bij ziekte van de hulpverlener komen op grond van de tussen de gemeente en de Sociale Verzekeringsbank gesloten aansluitovereenkomst ten laste van de gemeente. Daarnaast kunnen de budgethouders met een beroep op deze aansluitovereenkomst hun administratie kosteloos aan de Sociale Verzekeringsbank uitbesteden.

  • 5.2

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget voor een alfahulp vindt namens de werkgever van de alfahulp plaats door het door deze werkgever gekozen servicebureau. Dit servicebureau vervult in opdracht van de gemeente onder meer de ‘kassiersfunctie’. Het servicebureau betaalt het loon aan de alfahulp in opdracht en voor rekening van de werkgever van de alfahulp. Het servicebureau maakt voor de werkgever van de alfahulp een jaaroverzicht met de daadwerkelijk door de alfahulp gewerkte uren en de daarvoor voor rekening van de werkgever aan de alfahulp betaalde vergoeding. Het servicebureau zendt dit jaaroverzicht tevens aan de gemeente. De kosten van het loon van de vervangende hulp bij ziekte van de hulpverlener komen ten laste van het persoonsgebonden budget. De loonkosten van de zieke alfahulp komen (na twee wachtdagen) gedurende maximaal zes weken direct ten laste van de gemeente.

  • 6.a

    Bij bedragen tot € 10.000,- per jaar zal het college de besteding van het PGB steekproefsgewijs controleren, aan de hand van de verantwoording zoals vermeld in artikel 1, vijfde lid.

  • 6.b

    Bij bedragen boven € 10.000,- per jaar zal het College van B&W de besteding van het PGB altijd controleren, aan de hand van de verantwoording zoals vermeld in artikel 1, vijfde lid.

  • 7.

    a. De verantwoording van het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 1, vijfde lid komt bij de aanschaf van een vervoermiddel of een rolstoel te vervallen indien de persoon die in aanmerking komt voor het persoonsgebonden budget, de gemeente machtigt de aanschafprijs rechtstreeks over te maken aan de door de aanvrager gekozen leverancier. De aanvrager overlegt daartoe de factuur aan de gemeente. Na het betalen van de leverancier maakt de gemeente het resterend deel van het persoonsgebonden budget over aan de aanvrager.

    • b.

      Wanneer de aanvrager er echter uitdrukkelijk om vraagt om het persoonsgebonden budget in zijn geheel te ontvangen om daarna zelf de leverancier te betalen voor de gekochte voorziening, is de in artikel 1, vijfde lid, beschreven verantwoording van het persoonsgebonden budget van overeenkomstige toepassing.

    • c.

      Dit houdt in dat de aanvrager binnen dertig dagen na betaling van de voorziening een kopie van de factuur en het bewijs van betaling aan de gemeente moet zenden. Het niet besteden van het persoonsgebonden budget aan het doel waarvoor het is verstrekt, leidt tot terugvordering van het niet bestede persoonsgebonden budget. Het deels niet besteden van de voor de aanschaf bestemde component binnen het persoonsgebonden budget (het in artikel 5 onder a (en b) bedoelde deel dan wel het in artikel 8 onder a (en b) bedoelde deel van het persoonsgebonden budget), leidt eveneens tot terugvordering van dit niet bestede deel van het persoonsgebonden budget. Wanneer het gekochte niet voldoet aan het programma van eisen opgesteld door de adviseur wordt eveneens het budget teuggevorderd.

    • d.

      Over de besteding van de voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering bestemde component binnen het persoonsgebonden budget (het in artikel 5 onder c bedoelde deel dan wel het in artikel 8 onder c bedoelde deel van het persoonsgebonden budget) wordt geen verantwoording gevraagd.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage.

Artikel 2. Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel.

  • 1.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven € 22.222,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% per kalenderjaar bedraagt.

  • 2.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven € 15.256,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% per kalenderjaar bedraagt.

  • 3.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven € 27.222,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% per kalenderjaar bedraagt.

  • 4.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven € 21.058,- Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 3. Vaststelling bedrag en persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

  • 1.

    Uurtarieven pgb hulp bij het huishouden: Onderstaande tabel bevat de uurtarieven hulp bij het huishouden 1 en hulp bij het huishouden 2 voor het ‘klassiek’ persoonsgebonden budget en het uurtarief van het persoonsgebonden budget voor een alfahulp.

     

    Uurtarieven persoonsgebonden budget

  • Categorie hulp bij het huishouden

    Uurtarieven persoonsgebonden budget

    HH 1

    € 14,60

    HH 2

    € 17,60

    Alfahulp

    € 16,00

  • 2

    Nadere voorwaarden en condities omtrent (uurtarieven) persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden: De hoogte van het budget wordt afgeleid van de geïndiceerde categorie hulp bij het huishouden (HH 1 of HH 2) en het aantal geïndiceerde uren per week binnen die categorie, afgerond op decimalen. De uurtarieven persoonsgebonden budget omvatten tevens een vergoeding voor de kosten die gemaakt moeten worden in relatie tot het persoonsgebonden budget zoals vermeld in artikel 1, vijfde lid, en een vergoeding van eventuele reiskosten. De kosten van WA-verzekering, rechtsbijstandverzekering , het loon van de vervangende hulp bij ziekte van de hulpverlener, ziekteverzuimbegeleiding en arbodienst komen op grond van de tussen de gemeente en de Sociale Verzekeringsbank gesloten aansluitovereenkomst ten laste van de gemeente. Daarnaast kunnen de budgethouders met een beroep op deze aansluitovereenkomst hun administratie kosteloos aan de Sociale Verzekeringsbank uitbesteden. De gemeente neemt alle voorwaarden en condities omtrent het persoonsgebonden budget op in (een bijlage bij) de beschikking.

  • 3

    Netto en bruto PGB: Het netto PGB is het bruto PGB minus de eigen bijdrage. De persoon aan wie het PGB is toegekend, ontvangt het bruto PGB.

  • 4.

    Uurtarief pgb voor een alfahulp: De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een alfahulp wordt afgeleid van het aantal geïndiceerde uren per week tot het maximum van de betreffende klasse. De kosten van het loon van de vervangende hulp bij ziekte van de hulpverlener komen ten laste van het persoonsgebonden budget. De loonkosten van de zieke alfahulp komen (na twee wachtdagen) gedurende maximaal zes weken direct ten laste van de gemeente. De kosten van de door het servicebureau verleende bemiddeling komen evenals de kosten van de door het servicebureau verrichte kassierswerkzaamheden ten laste van het persoonsgebonden budget voor de alfahulp (zit in het uurtarief).

Artikel 3a. De indeling in klassen van hulp bij het huishouden in natura

Op basis van de indicatie wordt hulp bij het huishouden in natura in een van onderstaande klassen toegekend.

Indeling in klassen van hulp bij het huishouden in natura

klasse 1 (0 - 1,9 uur per week)

klasse 2 (2 - 3,9 uur per week)

klasse 3 (4 - 6,9 uur per week)

klasse 4 (7 - 9,9 uur per week)

klasse 5 (10 - 12,9 uur per week)

klasse 6 (13 - 15,9 uur per week)

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 4. Woonvoorzieningen

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de offerte, voor zover deze door het college is geaccepteerd.

  • 2.

    Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Vlissingen 2010 bedraagt € 2.722,-.

  • 3.

    Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19, tweede tot en met vijfde lid van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Vlissingen 2010 bedraagt € 6.806,-.

  • 4.

    Artikel 21 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Vlissingen 2010 bepaalt dat de eigenaar-bewoner van een aangepaste woning, waarvan de waarde is gestegen als rechtstreeks effect van de door de gemeente gesubsidieerde woningaanpassingen, de eventuele verkoop van deze woning binnen een periode van tien jaar na gereedmelding van de gesubsidieerde aanpassingen aan het college moet melden.

  • 5.

    Deze waardestijging wordt gedurende de eerste tien jaren na gereedmelding lineair afgeschreven, d.w.z.: over elk van deze tien jaren wordt tien procent van het bedrag van de waardestijging afgeschreven.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5. Persoonsgebonden budget vervoermiddel

Het persoonsgebonden budget voor een vervoermiddel wordt op basis van de volgende criteria bepaald:

  • a.

    de aanschafprijs van het voor de aanvrager goedkoopst-adequate vervoermiddel inclusief 6% BTW. De medisch/ergonomisch adviseur bepaalt wat het voor de aanvrager goedkoopst-adequate vervoermiddel is.

  • b.

    Indien van toepassing: de aanschafprijs inclusief 6% BTW van de voor de aanvrager noodzakelijke aanpassing(en) van het vervoermiddel. De medisch/ergonomisch adviseur bepaalt welke aanpassing(en) eventueel voor de aanvrager noodzakelijk is (zijn).

  • c.

    de tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van het vervoermiddel gedurende de totale gebruiksduur met een minimum van zeven jaar bedraagt 28% van de aanschafprijs van het vervoermiddel exclusief BTW. Dit bedrag wordt tegelijk en eenmalig met de onder a (en b) bedoelde vergoeding(en) uitgekeerd.

Artikel 6. Inkomensgrens

De inkomensgrens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning, bedraagt € 15.256,- voor alleenstaanden 65 + en € 22.222,- voor 65- en voor echtparen 65 + € 21.058,- en 65 - € 27.222,- bruto.

Artikel 7. Gebruik eigen auto, taxi en rolstoeltaxi

  • a.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 1.294,-.

  • b.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 1.294,-

  • c.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.942,-

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 8. Persoonsgebonden budget rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt op basis van de volgende criteria bepaald:

  • a.

    de aanschafprijs van de voor de aanvrager goedkoopst-adequate rolstoel inclusief 6% BTW. De medisch/ergonomisch adviseur bepaalt wat de voor de aanvrager goedkoopst-adequate rolstoel is.

  • b.

    Indien van toepassing: de aanschafprijs inclusief 6% BTW van de voor de aanvrager noodzakelijke aanpassing(en) van de rolstoel. De medisch/ergonomisch adviseur bepaalt welke aanpassing(en) eventueel voor de aanvrager noodzakelijk is (zijn).

  • c.

    De tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van de rolstoel gedurende de totale gebruiksduur met een minimum van zeven jaar bedraagt 28% van de aanschafprijs van de rolstoel exclusief BTW. Dit bedrag wordt tegelijk en eenmalig met de onder a (en b) bedoelde vergoeding(en) uitgekeerd.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 9. Verplicht medisch advies.

Artikel 32, tweede lid, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Vlissingen 2010 regelt in welke gevallen advies gevraagd kan worden aan een extern medisch adviseur. In de volgende gevallen zal altijd om extern advies worden gevraagd:

  • a.

    collectief vervoer met een bijzondere vervoerswijze;

  • b.

    financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten;

  • c.

    eerste aanvraag van een elektrische rolstoel;

  • d.

    technische vervangingsaanvraag van een niet geveerde scootermobiel, waarbij gevraagd wordt een geveerde scootermobiel te verstrekken;

  • e.

    een niet algemeen gebruikelijk vervoermiddel met hulpmotor;

  • f.

    technische vervangingsaanvraag van een driewielfiets, waarbij gevraagd wordt een driewielfiets met hulpmotor te verstrekken;

  • g.

    begeleidersbediening [zowel de aanvrager als de persoon die zich niet in staat acht de rolstoel te duwen, worden door de arts beoordeeld];

  • h.

    een eerste aanvraag van een tillift;

  • i.

    een eerste aanvraag van een complexe bad-, douche- of toiletvoorziening;

  • j.

    medisch moeilijk objectiveerbare aandoeningen (fibromyalgie, ME/CVS, Whiplash, RSI, bekkeninstabiliteit, dystrofie);

  • k.

    bij discrepantie tussen de door de aanvrager aangevoerde en de door de indicatiesteller geobjectiveerde beperkingen;

  • l.

    bij voorgenomen afwijzing op medische gronden.

Artikel 10. Samenhangende afstemming.

  • 1.
    • Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies zoals bedoeld in artikel 32 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

  • 2.

    Het college betrekt deze bevindingen in de besluitvorming en de motivering van het besluit.

     

    Aldus vastgesteld te Vlissingen op 26 januari 2010.

     

    Burgemeester en wethouders van Vlissingen,

    de secretaris, de burgemeester,

     

    dr. ir. J.J. van Houdt drs. W.J.A. Dijkstra

Toelichting

 

Hoofdstuk 5: Collectief vervoer is enkel verkrijgbaar in natura (artikel 24

van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning). Overige vervoersvoorzieningen zijn verkrijgbaar in natura en bruikleen, of als PGB dan wel een financiële tegemoetkoming. In geval van een PGB of een financiële tegemoetkoming zijn de artikelen 5 tot en met 7 van toepassing.

Artikel 5.

ad a. De medisch/ergonomisch adviseur houdt bij het bepalen van wat voor de aanvrager het goedkoopst-adequate vervoermiddel is, rekening met de door de gemeentelijke leveranciers aangeboden kernassortimenten. Wanneer in geen van beide kernassortimenten een voor de aanvrager goedkoopst-adequaat vervoermiddel beschikbaar is, kiest de medisch/ergonomisch adviseur het voor de aanvrager goedkoopst-adequate vervoermiddel buiten het kernassortiment van de gemeentelijke leveranciers. De gemeente vergoedt in beide gevallen de gehele aanschafprijs inclusief 6% BTW zoals die door de gemeentelijk leveranciers is of wordt vastgesteld. In de aanschafprijs zijn de kosten van eventueel noodzakelijke aanpassingen zoals bedoeld onder b) (eveneens inclusief 6% BTW) inbegrepen.

ad c. De termijn van zeven jaar komt overeen met de economische afschrijvingstermijn van de in natura verstrekte voorzieningen. De tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering is afgeleid van de in de revalidatiebranche gehanteerde vuistregel dat deze kosten per jaar uitgedrukt kunnen worden in een percentage van de aanschafprijs exclusief BTW, zijnde 4% van de aanschafprijs exclusief BTW.

Artikel 8.

ad a. De medisch/ergonomisch adviseur houdt bij het bepalen van wat voor de aanvrager de goedkoopst-adequate rolstoel is, rekening met de door de gemeentelijke leveranciers aangeboden kernassortimenten. Wanneer in geen van beide kernassortimenten een voor de aanvrager goedkoopst-adequate rolstoel beschikbaar is, kiest de medisch/ergonomisch adviseur de voor de aanvrager goedkoopst-adequate rolstoel buiten het kernassortiment van de gemeentelijke leveranciers. De gemeente vergoedt in beide gevallen de gehele aanschafprijs inclusief 6% BTW zoals die door de gemeentelijk leveranciers is of wordt vastgesteld. In de aanschafprijs zijn de kosten van eventueel noodzakelijke aanpassingen zoals bedoeld onder b) (eveneens inclusief 6% BTW) inbegrepen.

Ad c. De termijn van zeven jaar komt overeen met de economische afschrijvingstermijn van de in natura verstrekte voorzieningen. De tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering is afgeleid van de in de revalidatiebranche gehanteerde vuistregel dat deze kosten per jaar uitgedrukt kunnen worden in een percentage van de aanschafprijs exclusief BTW, zijnde 4% van de aanschafprijs exclusief BTW.