Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening Kerkrade 2012 |
Citeertitel | Bomenverordening Kerkrade 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Bomenverordening Kerkrade 2006
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-11-2012 | Nieuwe regeling | 26-09-2012 Zuid-Limburger 10-10-2012 | 12Rb0034 |
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ( Wabo ) brengt een aantal verplichte wijzigingen van artikelen met zich mee in de “Bomenverordening 2006“. De aanvraag voor een kapvergunning valt nu onder het omgevingsrecht en zal de procedure van de Wabo moeten doorlopen.
Alle procedureregels en procedurevoorschriften moeten uit de Bomenverordening worden gehaald omdat deze strijdig zijn met Wabo procedures. Strafbaarstelling van overtreding van het kapverbod of voorschriften zoals “niet gebruik”of “overgang van herplantplicht op een rechtsopvolger” zijn eveneens verwijderd. De Wabo stelt in artikel 2.3 het kapverbod strafbaar en artikel 6 van de Wet Economische Delicten bepaalt de strafmaat. Het standaard voorschrift dat niet tot vellen mag worden overgegaan nadat de bezwaartermijn is afgelopen, is eveneens uit de Bomenverordening gehaald. De Wabo bepaalt in artikel 6.1 dat een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen pas na de bezwaartermijn ( 6 weken ) mag worden gebruikt..
De bomenverordening is, naast de Boswet, het wettelijk kader dat de instandhouding van het bomenbestand regelt. In deze verordening zijn objectieve afwegingscriteria geformuleerd en wordt tevens aangehaakt bij het in het bomenstructuurplan verwoorde beleid en de vastgestelde lijst van waardevolle en monumentale bomen.
In voorliggende nota van het bomenbeleid van de gemeente Kerkrade, Bomenverordening 2012, wordt de juridische bescherming van bomen in de gemeente Kerkrade weergegeven.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 20 cm op 1,3 meter boven het maaiveld indien sprake is van:
vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben, behoudens periodiek knotten, kandelaberen of dunnen;
Artikel 3 Aanvraag omgevingsvergunning activiteit kappen/vellen/rooien
De omgevingsvergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Een omgevingsvergunning tot vellen kan worden opgeschort of geweigerd, nadat een omgevingsvergunning, activiteit bouw- of aanleg is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van de vergunning tot vellen niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand heeft aangemeld aan Burgemeester en Wethouders.
Artikel 5 Waardevolle / Monumentale bomen
De gemeente bezit een lijst, als bedoeld in artikel 2 eerste lid sub a en b waarin o.a. monumentale bomen zijn opgenomen, waarvoor in beginsel geen omgevingsvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.
De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van waardevolle en monumentale bomen is verplicht Burgemeester en Wethouders onmiddellijk mededeling te doen van:
* eigendomsoverdracht van de houtopstand;
* het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand;
* de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.
Artikel 6 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
Artikel 7 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort gelijk aan de boomwaarde, conform taxatie volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen, in het gemeentelijk bomenfonds cq voorziening voor instandhouding van de bomenstructuur.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
* overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;
Burgemeester en Wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.
Artikel 9 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 2 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
Artikel 10 Bestrijding van iepenziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en Wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
b. de iepen ter plaatse te ontbasten en de bast te vernietigen;
c. de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen.
a. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben ofte vervoeren.
b. Het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.
c. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.
Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 10, derde en vierde lid, artikel 11, eerste en tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechtelijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de bij besluit van het bevoegd gezag of door Burgemeester aangewezen personen.
Artikel 14 Uitzicht belemmerende beplanting
De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, op te binden of te verwijderen na aanschrijving door het bevoegd gezag, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
Artikel 15 Betreden van gebouwen en terreinen
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze afdeling dit vereist, zijn degene die belast zijn met de zorg voor de naleving van deze verordening of daaraan meewerken, bevoegd gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kerkrade op 26 september 2012.
Artikelsgewijze toelichting Bomenverordening 2012Artikel 1: Begripsomschrijvingen
Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. De minimale diktemaat is de meest gangbare en meest heldere vorm van afbakening. Andere vormen, zoals het vrijgeven van bepaalde boomsoorten of gebieden (erven, tuinen of wijken), leiden sneller tot misverstanden en vergissingen. Voor de maat van minimaal 20 cm is gekozen om invulling te geven aan de wens de hoeveelheid regels en bureaucratie te verminderen en de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en samenleving te versterken.
Door de minimale doorsnede en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn. Beeldbepalende heesters of klimplanten, alsook pasgeplante herdenkings- of toekomstbomen, die niet de minimale doorsnede hebben, kunnen óf binnen de hoofdbomenstructuur staan óf opgenomen zijn in de lijst met monumentale bomen en bijzondere houtopstand op deze wijze beschermd zijn. Zie verder artikel 5.
Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.
Hoofdbomenstructuur: Vastgestelde opbouw en onderlinge samenhang van houtopstand in een bepaald gebied, in relatie tot het desbetreffende gebied.
Boomvormer: Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.
Hakhout: Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
Houtwal: Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.
(Lint)begroeiing: Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat ‘begroeiing’ in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.
Bosplantsoen: Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers.
Struweel: Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.
Heg: Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, met een minimale lengte van 3 meter.
Klimplant: Verhoutend, overblijvend gewas dat zich hecht aan een dragend element, zoals een wand of muur. Bedoeld zijn beeldbepalende verticale begroeiingen van één of meer klimplanten van meer dan twee verdiepingen hoog.
Dode bomen: Met ‘zowel vitaal als afgestorven’ is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunningplichtig te maken. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of ‘bij vergissing’ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.
Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.
De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.
Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
De wet algemene bepalingen omgevingsrecht ( Wabo )geeft de term “bevoegd gezag “ weer. Nu de aanvraag tot vergunning of ontheffing tot het vellen van houtopstanden voortaan een aanvraag tot een omgevingsvergunning is, dient de term “bevoegd gezag “ gehanteerd te worden i.p.v. Burgemeester en Wethouder. De Wabo schrijft voor dat de omgevingsvergunning wordt verleend door één bevoegd gezag en dat één procedure wordt doorlopen met één procedure van rechtsbescherming mogelijkerwijs in twee instanties. Niet altijd is het bevoegd gezag, om te oordelen over een omgevingsvergunningaanvraag, het college van Burgemeester en Wethouders. Het kan voorkomen dat het college van gedeputeerde Staten het bevoegd gezag is of de minister. De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegd gezag. Ook wijzigingen of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde bevoegd gezag.
Dit verbod is in verschillende opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1).
2a. De vrijstelling voor tuinen of erven kleiner dan 250 m2 komt voor uit het feit dat bomen het gebruik van relatief kleine (stads)tuinen sterk kunnen beperken. Evenals de beperking van een diktemaat wordt ook hier de eigen verantwoordelijkheid en zeggenschap van de burgers benadrukt.
Met een bij een woning behorende achtertuin wordt bedoeld een bij die woning bedoeld perceel of perceelgedeelte dat in gebruik is als tuin of erf en waarbij de woning de tuin voor minimaal de helft van de perceelbreedte afschermt van de openbare weg.
In principe wordt hierbij de achtergevelrooilijn conform bestemmingsplan gehanteerd.
Bomen in voor- of zijtuinen zijn doorgaans bepalend voor het beeld van de straat of buurt derhalve ze gelijkgesteld worden met bomen in openbaar groen.
2b. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand:
De zinsnede ‘die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd’ bedoelt de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of fruitbomen zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel omgevingsvergunning, activiteit kapplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.
Artikel 3: Aanvraag omgevingsvergunning
Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de door derde-belanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden.
Als voorbeelden van de weigeringsgronden kunnen worden genoemd:
* cultuurhistorische waarden, zoals het hebben van een specifieke gebruiksvorm, het verwijzen naar een specifieke historische gebeurtenis, het aanwezig zijn op een plek met bijzondere betekenis, het aanwezig zijn op een markeringsplek, het hebben van een mythologische betekenis, het behoren tot een bijzonder fruitras, het geadopteerd zijn door bijvoorbeeld een vereniging;
Aangezien voor waardevolle en monumentale bomen in beginsel geen vergunning tot vellen wordt afgegeven (art. 4 lid 3) is het wenselijk vooraf helderheid te scheppen in de criteria op grond waarvan voor dergelijke bomen wel een vergunning tot vellen verleend kan worden.
Deze criteria zijn als volgt geformuleerd:
* Schade aan gebouwen. Bomen kunnen aanzienlijke schade berokkenen aan bouwwerken. De grootte van de schade is veelal afhankelijk van de standplaats, de boomsoort en de kwaliteit van de constructie. Reeds aanwezige schade is doorgaans vrij eenvoudig te constateren (bijv. scheuren ) Moeilijker is het wanneer nog geen sprake is van schade doch men mogelijke toekomstige schade wenst te voorkomen. Specialistisch onderzoek dient dan aan te geven wat het schaderisico is. Een dergelijk onderzoek dient plaats te vinden door een gespecialiseerd boomtechnisch bedrijf in opdracht van de vergunningaanvrager. Er is hier duidelijk gekozen voor de term ‘gebouwen’ in plaats van bouwwerken aangezien bouwwerken zoals tuinmuren, keerwanden of infrastructurele voorzieningen ondergeschikt worden geacht aan waardevolle en monumentale bomen. In dit kader kan bij de beoordeling nog onderscheid gemaakt worden tussen waardevolle en monumentale bomen.
* Groot maatschappelijk belang. Het belang van waardevolle en monumentale bomen kan ondergeschikt zijn aan ontwikkelingen van groot maatschappelijk belang. Daarbij is dit onder invloed van de maatschappelijke ontwikkelingen tijdgebonden en kan enig besluit in tegenspraak zijn met een jaren eerder genomen besluit. In deze situaties zal de afweging steeds door het college plaats dienen te vinden.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46 - 3:50 en 4:82 - 4:84) dient de motivering van het besluit van Burgemeester en Wethouders te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.
Met Habitatrichtlijn is bedoeld de EU richtlijn van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (92/43).
Artikel 5: Waardevolle en Monumentale bomen en bijzondere houtopstand
De lijst met monumentale bomen bevat bijzondere beschermwaardige bomen en andere houtopstand. De lijst kan ook houtopstand bevatten met een kleinere dwarsdoorsnede dan in artikel 1 genoemd. Op deze wijze kan een (landschappelijk) waardevolle houtopstand, nieuw aangeplante herdenkingsbomen met een kleinere diktemaat toch bescherming genieten. Duurzaam behoud van houtopstand op de lijst van monumentale bomen heeft een hoge prioriteit. De houtopstand is extra beschermd doordat alleen bij hoge uitzondering een kapvergunning wordt verleend. Verder is het beleid erop gericht de monumentale (niet de waardevolle) bomen op te nemen in bestemmingsplannen waarbij de opname precies uitgewerkt wordt in de bestemmingsplanvoorschriften en de (toekomstige) kroonprojectie zorgvuldig ingetekend wordt op de plankaart. Door het dwingend karakter van het bestemmingsplan zijn deze bomen direct in beeld bij iedere herbestemming. Er kunnen dus geen bouw- en aanlegactiviteiten plaatsvinden zonder dat dit aan de boombestemming getoetst wordt.
Artikel 6: Bijzondere vergunningsvoorschriften
De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.
Natuurbescherming: Lid 4 maakt het mogelijk op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder de Flora- en Faunawet (wet van 25 mei 1998, Stb. 402), Europese vogel- en habitatrichtlijnen, nadere concrete voorschriften op te leggen, bijvoorbeeld het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of niet vellen op zodanige wijze dat nabije beschermde soorten planten of paddestoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn. De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet (art. 12 Flora- en Faunawet), maar soms is er de behoefte van concretere afbakening van begrippen als broedseizoen of wijze van vellen. Soms geeft men onder de vergunning een uitleg hoe de aanvrager met dit onderwerp om kan gaan. Indien er aanleiding toe is, kan de uitvoering van deze bepaling wel door voorschriften bij de vergunningverlening worden geregeld.
Andere werken: Lid 5 verwoordt de bevoegdheid van het bevoegd gezag om de vergunningverlening afhankelijk te stellen van andere vergunningplichtige werken en de uitvoering daarvan. Soms kan in een eerdere fase dan bij vergunning om te vellen al tot een aanhouding van het kapbesluit besloten worden op grond van artikel 4 van deze verordening. Uitvoering van deze bepalingen is afhankelijk van de wijze waarop de communicatie tussende verschillende sectoren is geregeld. Ook hiervoor is een beleidsmatige uitwerking gewenst.
Artikel 7: Herplant-/instandhoudingsplicht
Voorschriften: Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 14.
Financiële herplant: Let op dat een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt dient te worden blijkens de rechtspraak en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Bovendien moet die herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd worden.
De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.
Artikel 9: Afstand van de erfgrenslijn
De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten’. Daarom is in deze modelverordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met ‘nihil’ voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische mogelijkheden in burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd.
Artikel 10: Bestrijding iepenziekte
Dit artikel is toegevoegd, hoewel reeds soortgelijke artikelen in den lande van kracht zijn, meestal met ‘ontschorsen’ in plaats van ‘ontbasten’. De bast is het levende weefsel onder de schors en het is noodzakelijk de gehele bast te verwijderen. Belangrijk is dat na velling ter plaatse wordt ontbast, om potentieel broedhout en verspreiding van de besmetting te voorkomen. Onder artikel 2 lid 3 is al kort toegelicht dat dit iepenziekte nodig is geworden nu het Besluit bestrijding iepenziekte is opgeheven en de Minister de gemeenten zelf de bevoegdheid heeft gelaten om tegen deze ziekte op te treden. Optreden is dringend gewenst om nog enige iepen in ons land over te houden (vgl. de situatie in Engeland).
In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een afdeling ‘Groen’.
Het apart bijeenzetten van de strafbepalingen levert meer overzichtelijkheid op.
De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door Burgemeester en Wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.
Ratio: De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot bijzondere maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt).
Samenloop: Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken.
De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door Burgemeester en Wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan publieke bomen of houtopstanden.
Schadevergoeding: De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van hetzelfde feit.
Ter toezicht op de naleving en het toezicht op de uitvoering en handhaving van het verbod een houtopstand te vellen of te doen vellen zonder omgevingsvergunning (art. 5.13 Wabo ) zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Hierbij dienen toezichthouders tevens te beschikken over een machtiging tot betreden verstrekt door Burgemeester en Wethouders.
Bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand
Iedere gemeente in Nederland heeft een zekere financiële autonomie (zelfbestuur). Dus hoewel deze bijdrageregeling zich beperkt tot maatregelen voor duurzaam onderhoud, kan men de regeling natuurlijk uitbreiden tot reguliere onderhoudsmaatregelen.
Artikel 1: Bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand
Soms zal het praktischer en goedkoper zijn als de gemeente zelf bepaalde werkzaamheden verricht. Het verdient aanbeveling een dergelijke beheersovereenkomst of erfdienstbaarheid voor meer jaren aan te gaan en notarieel vast te leggen en in de daarvoor bestemde registers te laten inschrijven, om in geval van een nieuwe eigenaar of andere zakelijk gerechtigde ook tegenover hen een recht op de houtopstand te hebben. Verstandig is het om het kapverbod nog eens expliciet in een dergelijke overeenkomst te vermelden.
Artikel 2: Procedure bijdrageregeling monumentale bomen
Boomverzorger is verkozen boven boomverzorgingsbedrijf om niet aan het juridische vereiste van een bedrijf/onderneming te hoeven voldoen. De deskundigheid staat immers voorop. De gemeente zal de begroting moeten opstellen bij geringe financiële draagkracht van aanvrager.
Appendix: Bijdrage regeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand
ARTIKEL 1: Bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand
Maximale bijdrage monumentale bomen en bijzondere houtopstand
ARTIKEL 2: Procedure bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand
ARTIKEL 3: Hoogte van de bijdrage
ARTIKEL 4: Uitbetaling bijdrage
De bijdrage wordt uitbetaald indien: