Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting
2013
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor
vakantie- of andere recreatieve doeleinden;
- b.
lengte: de lengte over alles;
- c.
oppervlakte: het product van de grootste lengte vermenigvuldigd
met de grootste breedte;
- d.
vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik,
zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en
wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker
leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten
minste een maand;
- e.
etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om
21.00 uur;
- f.
maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;
- g.
seizoen: het tijdvak van 1 april tot 1 oktober;
- h.
schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze
vervangt.
Artikel 2 Belastbaar feit
Ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente op vaartuigen
waarvoor wegens de aanwezigheid in het watergebied van de gemeente in
welke vorm dan ook een vergoeding wordt betaald door personen, die niet
als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam
watertoeristenbelasting een directe belasting geheven.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt
tot verblijf als bedoeld in artikel 2 aan hem ter beschikking
staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande
vaartuigen.
- 2.
De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te
verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting
verschuldigd wordt.
- 3.
Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is
aan te wijzen, is belastingplichtig de schipper, de eigenaar of de
gebruiker van een vaartuig als in artikel 2 bedoeld dan wel een
andere persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een
dergelijk vaartuig.
Artikel 4 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
- 1.
door degenen die verblijf houden aan boord van:
- a.
een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot
verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen,
van hulpbehoevenden of van bejaarden;
- b.
kano's, roei- en volgboten tot een lengte van 4
meter;
- c.
een vaartuig dat tijdelijk uit hoofde van zijn of haar
beroep werkzaamheden verricht;
- d.
een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid
in het gemeentelijke watergebied bevindt;
- 2.
waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op
de heffing en invordering van toeristenbelasting;
- 3.
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van
de Vreemdelingenwet 2000 , die rechtmatig in Nederland verblijft
in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde
wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een
gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder
verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang
Asielzoekers.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen dat verblijf is
gehouden.
- 2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt een gedeelte van een
etmaal voor een vol etmaal gerekend.
- 3.
In afwijking van het eerste lid wordt voor het houden van verblijf
aan vaste ligplaatsen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze
verordening, de belasting geheven naar het oppervlakte van het
vaartuig en de duur - maand of seizoen - van het gebruik van de
ligplaats.
- 4.
Voor de toepassing van het derde lid wordt een gedeelte van een
vierkante meter (m²) naar beneden afgerond op een volle vierkante
meter (m²).
- 5.
In afwijking van het derde lid wordt op een door belastingplichtige
bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld
op basis van de maatstaf van het eerste lid indien blijkt dat dit
tot een lager belastingbedrag leidt dan op basis van het derde lid
zou worden geheven.
Artikel 6 Belastingtarief
- 1.
Het tarief voor de belasting als berekend op basis van artikel 5,
eerste lid van deze verordening bedraagt per persoon, per
overnachting € 1,10.
- 2.
Het tarief voor de belasting als berekend op basis van artikel 5,
derde lid van deze verordening bedraagt per
seizoen;
- a.
voor een vaartuig met een oppervlakte van
minder dan
zestien
(16)
vierkante meter (m²) € 23,35.
- b.
voor een vaartuig met een oppervlakte van
tenminste
zestien
(16)
vierkante meter (m²), maar
minder dan zesentwintig
(26)
vierkante meter (m²) € 65,75.
- c.
voor een vaartuig met een oppervlakte van
tenminste
zesentwintig
(26)
vierkante meter(m²) €
105,05.
- 3.
Het tarief voor de belasting als berekend op basis van artikel 5,
derde lid van deze verordening bedraagt per
maand;
- a.
voor een vaartuig met een oppervlakte van
minder dan
zestien
(16)
vierkante meter (m²) € 4,65.
- b.
voor een vaartuig met een oppervlakte van
tenminste
zestien
(16)
vierkante meter (m²), maar
minder dan zesentwintig
(26)
vierkante meter (m²) € 13,00.
- c.
voor een vaartuig met een oppervlakte van
tenminste
zesentwintig
(26)
vierkante meter (m²) € 20,70.
Artikel 7 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het seizoen.
Artikel 8 Wijze van belastingheffing
- 1.
De belasting welke is ontstaan ingevolge artikel 3, eerste lid,
wordt bij wege van aanslag geheven.
- 2.
In alle overige gevallen wordt de belasting geheven door middel van
nota of andere schriftuur.
Artikel 9 Voorlopige aanslag
Na aanvang van het belastingtijdvak, doch niet voor 1 mei, kan aan de
belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten
hoogste 75% van het bedrag waarop de aanslag over het tijdvak
vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Artikel 10 Aanslaggrens
Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal etmalen dat
gelegenheid tot verblijf is of wordt gegeven, gedurende het
belastingtijdvak minder dan tien zal of heeft belopen.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990,
moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na
dagtekening van de aanslag.
- 2.
De door middel van nota of andere schriftuur geheven belasting is
verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding ter zake van het
verblijf van het vaartuig wordt bepaald, of indien dat tijdstip
eerder valt, op het tijdstip waarop het in het in artikel 2 bedoelde
verblijf van het vaartuig wordt beëindigd.
- 3.
De algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de
voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 12 Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden,
voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze
verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te
melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen
gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en
d, van de Gemeentewet.
Artikel 13 Aangifteplicht
De belastingplichtige die niet binnen een maand na afloop van het
belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet
binnen een maand na afloop van het belastingjaar een aanslag is
opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die maand bij
het college van burgemeester en wethouders een verzoek in te dienen om
te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
Artikel 14 Administratieve verplichtingen en verblijfregister
- 1.
Belastingplichtige is gehouden een administratie bij te houden ter
zake van het verblijf, waartoe belastingplichtige gelegenheid biedt,
dan wel heeft geboden.
- 2.
De gemeente verstrekt ten aanzien van de in het eerste lid genoemde
administratie kosteloos een standaard verblijfregister.
- 3.
Belastingplichtige mag gebruik maken van een andere administratie of
administratievorm dan het in het tweede lid genoemde
nachtverblijfregister, indien deze administratie of
administratievorm tenminste gelijkduidende gegevens bevat en een
administratieve controle op de verblijfsadministratie mogelijk
maakt.
Artikel 15 Kwijtschelding
Bij de invordering van de watertoeristenbelasting wordt geen
kwijtschelding verleend.
Artikel 16 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de
watertoeristenbelasting.
Artikel 17 Overgangsrecht
De ‘Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting
2012’ van 21 december 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in
artikel 18, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met
dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die
zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 18 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van de bekendmaking.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.
Artikel 19 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening
watertoeristenbelasting 2013.