ARTIKEL 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater;
- d.
incidentele lozing: incidentele afvoer van water van beperkte duur,
zoals afvoer in verband met bronbemaling en bodemzuivering.
ARTIKEL 2 AARD VAN DE BELASTING
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfswater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater
en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
ARTIKEL 3 BELASTBAAR FEIT EN BELASTINGPLICHT
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van
waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt
afgevoerd.
- 2.
Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde belasting wordt als
gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan; degene die
dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
ARTIKEL 4 ZELFSTANDIGE GEDEELTEN
Als gedeelten van een in artikel 2 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de
rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat als twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
ARTIKEL 5 MAATSTAF VAN HEFFING
- 1.
De belasting wordt geheven naar:
- a.
een vast bedrag per perceel en
- b.
het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt
afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters water dat twee jaar voorafgaand aan het belastingjaar naar
het perceel is toegevoerd of is opgepompt.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt de belasting
voor incidentele lozingen geheven naar het aantal kubieke meters
water dat in het belastingjaar op de gemeentelijke riolering is
afgevoerd.
- 4.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die zijn
voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met een vaste capaciteit in bedrijf is
geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van
toepassing als vaststelling van de hoeveelheid opgepompt
water geschiedt op grond van enige andere wettelijke
bepaling.
- 5.
De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid water wordt
verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
ARTIKEL 6 TARIEVEN
Maatstaf van heffing en tarieven behorend bij deze verordening is opgenomen
in de bijbehorende Tarieventabel gemeente Assen voor belastingen, heffingen
en rechten.
ARTIKEL 7 VRIJSTELLING
Vrijgesteld van rioolheffing is elke kubieke meter afgevoerd afvalwater
boven de grens van 40.000m3.
ARTIKEL 8 BELASTINGJAAR
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
ARTIKEL 9 WIJZE VAN HEFFING
De belasting wordt door middel van een aanslag geheven.
ARTIKEL 10 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD EN HEFFING NAAR TIJDSGELANG
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar, of
als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is
de belasting verschuldigd voor zoveel volle kalendermaanden als er
in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht overblijven.
- 3.
Als de belastingplicht in de loop van het jaar eindigt, bestaat
aanspraak op ontheffing voor zoveel kalendermaanden, inclusief de
maand waarin de belastingplicht eindigt, als er in dat jaar na het
einde van de belastingplicht nog overblijven.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing, als de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en daar een ander
perceel in gebruik neemt.
ARTIKEL 11 TERMIJNEN VAN BETALING
- 1.
De aanslagen moeten worden betaald in twee termijnen, waarvan de
eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en
de tweede twee maanden later.
- 2.
Als het totaalbedrag op het aanslagbiljet € 2.500 is of meer moet
het bedrag worden betaald in één termijn, die vervalt zes weken na
de dagtekening van het aanslagbiljet.
- 3.
Als het totaalbedrag op het aanslagbiljet meer is dan € 100 doch
minder is dan € 2.500 moet het verschuldigde bedrag worden betaald
in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening
van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven.
Het aantal termijnen is tenminste drie en ten hoogste acht. De
eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het
aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand
later. De in dit lid genoemde betaalwijze geldt alleen wanneer de
termijnen met een automatische incasso worden betaald.
Artikel 11a KWIJTSCHELDING
- 1.
- 2.
Met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van
gemeentelijke belastingen verschuldigd door een natuurlijk
persoon die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent, zijn de
afdelingen 1, 2 en 5 van Hoofdstuk II van de Uitvoeringsregeling
Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing
indien de belastingen geen verband houden met de uitoefening van
dat bedrijf of beroep.
- 3.
Bij de berekening van het bedrag van de kwijtschelding worden de
kosten van het bestaan gesteld op 100% van de genormeerde
bijstandsuitkering.
- 4.
Door het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere
regels gesteld worden over de uitvoering van dit artikel.
ARTIKEL 12 INWERKINGTREDING
- 1.
De Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2010,
vastgesteld op 17 december 2009 wordt ingetrokken op de onder het
tweede lid genoemde datum maar blijft van toepassing op belastbare
feiten die zich voor deze datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.