Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand 2010 |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Richtlijn B074 is vervangen en B073, B152, B153, B154 en B155 zijn vervallen
WWB, art 35 lid 1 en WWB art. 15
nvt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2015 | Wijziging: bijlage bij art. 9 van beleidsregels bijzondere bijstand 2010 | 27-11-2012 Udens Weekblad 05-12-2012 | College 27-11-2012 |
Het College van burgemeester en wethouders,
overwegende dat het College bevoegd is om beleidsregels te stellen in het kader van de bijzondere bijstand;
overwegende dat met ingang van 01 juli 2010 de verordening bijzondere bijstand Uden 2004 wordt ingetrokken;
Hoofdstuk 4. Verdere uitvoering
Artikel 9. Verdere invulling door College
Het College van burgemeester en wethouders zal, bij vaststelling van zijn besluit, gebruik maken van de in de bijlage opgenomen richtlijnen.
Hoofdstuk 5. Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten
Artikel 11. Grondslag categoriale bijzondere bijstand
Op grond van artikel 35 van de wet kan het College van burgemeester en wethouders categoriale bijzondere bijstand verlenen voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten.
Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand 2010.
Burgemeester en wethouders van Uden
mr. J.M. Smarius drs. H.A.G. Hellegers
Artikelswijze toelichting Beleidsregels bijzondere bijstand 2010
In artikel 2 wordt een grove invulling gegeven van de verdere gemeentelijke invulling van artikel 35 Wwb. Vanuit de Wet werk en bijstand wordt de ruimte geboden aan het College van burgemeester en wethouders om een deel van de uitvoering van de bijzondere bijstand op gemeentelijk niveau te regelen. Zo is er een zekere beleidsvrijheid voor de bepaling wanneer er sprake is van ‘uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten’.
Uitgangspunt is dat de bijzondere bijstand aangevraagd moet worden vóór dat de kosten worden gemaakt. Dit heeft een aantal redenen. Allereerst is het in sommige gevallen gewoonweg niet mogelijk om de noodzaak van de kosten nog te beoordelen, nadat de kosten zijn gemaakt. Vaak moet duidelijk zijn wat de oude situatie was (bijvoorbeeld bij woninginrichting, tandartsbehandeling), voordat bepaald kan worden of vervanging van deze oude situatie noodzakelijk is.
Daarnaast is het uitgangspunt bij veel kosten dat deze voldaan kunnen worden uit de bijstandsnorm en kan alleen in bijzondere (financiële) situaties tot verstrekking van bijzondere bijstand worden overgegaan. Wanneer een aanschaf al heeft plaatsgevonden, kan niet worden gesteld dat een belanghebbende geen middelen had om zelf te voorzien in de kosten (bijvoorbeeld bij woninginrichting).
Uit praktische en coulance overwegingen wordt van dit principe afgeweken wanneer het lage kosten betreft, om te voorkomen dat een belanghebbende voor elk klein bedrag een aanvraag in moet dienen. Om te voorkomen dat bijstandsverlening met terugwerkende kracht eerder regel dan uitzondering wordt, geldt hier de beperking dat kosten over het voorgaande jaar uiterlijk op 1 februari ingediend moeten zijn. Hiermee wordt invulling gegeven aan de gedachte dat wanneer het gaat om eerder gemaakte kosten, er na een bepaalde tijd niet meer gesproken kan worden van bijzondere omstandigheden die er voor zorgen dat er sprake is van noodzakelijke kosten die niet voldaan kunnen worden door belanghebbende.
Met in acht name van artikel 4:84 Awb kan afgeweken worden van de bepaling dat bijzondere bijstand vooraf dient te worden aangevraagd. De kern van dit artikel houdt in dat wanneer een beleidsregel wegens bijzondere omstandigheden een onevenredig gevolg heeft voor een belanghebbende in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doel, dit afgewogen moet worden.
De draagkrachtperiode vangt in principe aan op het moment van aanvragen. Echter, in artikel 3 is reeds aangegeven dat het mogelijk is om, in bepaalde gevallen, bijstand te verlenen met terugwerkende kracht. Feitelijk is voor het bepalen van de draagkracht met name van belang op welk moment de kosten zijn gemaakt, omdat vanaf dat moment de situatie van belanghebbende moet worden beoordeeld. De praktijk haalt in veel gevallen de theorie op dit punt in. Feitelijk is in het merendeel van de aanvragen de situatie zo dat het moment waarop de kosten worden gemaakt niet gelijk is aan de aanvraagdatum. Artikel 4 dient wat dat betreft ook praktisch ingevuld te worden op dit punt.
Dat geldt ook zeker voor het derde lid van dit artikel. Op dit moment is het zo dat bijzondere bijstand in principe wordt toegekend voor de periode van een jaar, en dat na dit jaar een herbeoordeling plaatsvindt waarbij de klant veelal een hernieuwde aanvraag moet indienen. Middels uitvoeringsafspraken zal op korte termijn een invulling worden gegeven aan een uitvoeringssystematiek die veel dichter aan komt te liggen bij de wijze waarop op dit moment met de verstrekking van algemene bijstand (levensonderhoud) wordt omgegaan. Vandaar dat in lid 3 uitdrukkelijk wordt verwezen naar afwijkingsmogelijkheden wanneer de inkomenssituatie en het type kosten daar ruimte voor bieden. Het ligt binnen de bevoegdheid en taken van de afdeling Sociale Zaken om hierover verdere uitvoeringsafspraken vast te leggen.
Het in lid 1 vermelde hoofdstuk 3, paragraaf 4 regelt de vaststelling van de middelen, waarmee bij bijstandverlening rekening moet worden gehouden. Hiertoe worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Bij de vaststelling van de draagkracht is het bepaalde in de artikelen 31 tot en met 34 Wwb van belang, waarin geregeld is wat al dan niet tot de middelen van de belanghebbende moet worden gerekend.
Het vermogen wordt geheel in aanmerking genomen voor zover dit meer bedraagt dan de vermogensgrenzen als bedoeld in artikel 34, lid 2 en 3, van de wet. De Wwb laat voor bijzondere bijstand de ruimte om het gehele vermogen zonder vrijlating in aanmerking te nemen, maar hiervoor is in Uden niet gekozen. Wel betekent dit dat een vermogen boven de vermogensgrens, ontstaan door rente over dat vermogen of sparen uit de periodieke uitkering, bij berekening van de algemene periodieke uitkering buiten beschouwing blijft, maar voor bijzondere bijstand wel in aanmerking wordt genomen.
Het eerste lid van artikel 35 geeft dat burgemeester en wethouders voor de beoordeling van de mogelijkheden van de belanghebbende (de draagkracht) in beschouwing nemen:
Ten aanzien van de draagkrachtpercentages wordt het huidige beleid voortgezet. Uitgangspunten voor het gemeentelijk beleid zijn:
Voor het vaststellen van de draagkracht in het inkomen worden verschillende percentages gehanteerd. Bij kosten van medische, psychische en / of sociale aard wordt via een 0-percentage gekozen voor een vrijlating van het inkomen tot 120% van het toepasselijke bijstandsniveau. Daarboven wordt 50% van het meerinkomen als draagkracht aangemerkt. Voor overige kosten, zoals woonkosten en kosten levensonderhoud, wordt het inkomen boven bijstandsniveau volledig als draagkracht gerekend.
Uitgangspunt is dat bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt. Hierbij wordt aangesloten bij de mogelijkheden en de beperkingen die de Wwb openlaat. In artikel 48 lid Wwb zijn een aantal situaties genoemd waarin bijstand verstrekt kan worden als lening. Binnen de beleidsregels wordt hier volledig bij aangesloten, wat inhoudt dat bijzondere bijstand wordt verstrekt als lening wanneer er sprake is van 1 of meer van de onderstaande situaties:
Daarnaast zijn er situaties denkbaar dat er bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen. In de regel is de Gemeentelijke Kredietbank te Nijmegen voor deze kosten een voorliggende voorziening. Echter in sommige gevallen is er sprake van noodzakelijke kosten, maar is een lening bij de genoemde Kredietbank niet mogelijk. In deze uitzonderlijke gevallen wordt de bijstand, conform artikel 51 lid 1, verstrekt als lening.
Binnen de gemeente Uden wordt gewerkt met het Handboek Wwb van Schulinck. Het betreft hier een handboek voor de uitvoering van de wet, waarbij op diverse plaatsen ruimte is om de gemeentelijke richtlijnen, uitvoeringsafspraken en beleid in te voeren. Zo ook voor de, meest voorkomende, kostensoorten bijzondere bijstand. Bij de invoering van de Wwb zijn deze beleidsrichtlijnen voor het laatst door het College vastgesteld. Gelijktijdig met deze algemene beleidsregels, zullen deze beleidsrichtlijnen (die inmiddels op diverse punten zijn aangepast aan de ontwikkelingen sinds 2004) opnieuw aan het College aangeboden worden. In het vervolg zullen deze richtlijnen éénmaal per jaar tegen het licht van de nieuwe ontwikkelingen worden gehouden. Wanneer wijzigingen betrekking hebben op beleidskeuzes zullen deze aan het College worden voorgelegd.
Op diverse plaatsen in de richtlijnen zijn bedragen opgenomen, met daarbij een vermelding van de bron. Om te voorkomen dat bij elke wijziging van één van de bronbedragen een nieuw Collegebesluit dient te worden genomen, is in dit artikel geregeld dat er automatisch indexering plaats zal vinden.
Bijlage 1. Richtlijnen bijzondere bijstand
Met ingang van 01-07-2010 wordt de verordening bijzondere bijstand Uden 2004 ingetrokken. Daar het aan het College van burgemeester en wethouders is om regels te stellen omtrent de uitvoering van de bijzondere bijstand, worden gelijktijdig de beleidsregels bijzondere bijstand 2010 van kracht.
Binnen deze beleidsregels wordt ruimte opengelaten om aan de hand van beleidsrichtlijnen in het Handboek Schulinck verdere invulling te geven aan het uitvoeringsbeleid. Deze beleidsrichtlijnen bijzondere bijstand worden in dit document behandeld.
Bij het bepalen van de volgorde van de beleidsrichtlijnen is uitgegaan van de volgorde waarin deze zijn opgenomen in het Handboek WWB van Schulinck. Ook de nummering is conform dit handboek en verloopt derhalve niet chronologisch.
B073. Brillen en contactlenzen
Zie beleid inzake specifieke medische kosten B074.
B074. Overig beleid inzake specifieke medische kosten
De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de WWB als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten (artikel 15 WWB).
Indien in het kader van de AWBZ en Zvw op grond van een bewuste beslissing over de noodzakelijkheid van een voorziening de keuze is gemaakt om één of meer kostensoorten niet in de voorziening op te nemen of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de WWB zich bij die keuze aan te sluiten en komt men ten aanzien van die kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking (zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 46; CRvB 03-07-2001, nrs. 00/1989 en 00/1993 NABW). Dit betekent in het algemeen dat kostensoorten die niet op grond van de Zvw of AWBZ worden vergoed ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand krachtens artikel 35 lid 1 WWB.
De rechter geeft in jurisprudentie consequent aan dat volgens haar de Zorgverzekeringswet en de AWBZ toereikende en passende voorzieningen zijn. Dit betekent dat er geen recht bestaat op bijzondere bijstand voor medische kosten. Alle noodzakelijke kosten zijn immers in de voorliggende voorzieningen opgenomen. Enige uitzondering kan zijn wanneer er sprake is van zeer dringende redenen op grond van artikel 16, lid 1 van de Wwb.
De gemeente Uden heeft er in het verleden voor gekozen is sommige gevallen bijzondere bijstand voor medische kosten wel te vergoeden. De rechter noemt dit “buitenwettelijk begunstigend beleid” en zal bij toetsing bekijken of de gemeente zich aan haar eigen beleid heeft gehouden.
Bij besluit van 4 september 2012 heeft het college besloten om dit buitenwettelijk begunstigend beleid niet meer toe te passen en daarmee aan te sluiten bij hetgeen de wetgever heeft beoogd.
Het college biedt daarbij de mogelijkheid aan cliënten om zich aanvullend te verzekeren via de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering bij CZ of VGZ. Hiermee wordt volwassenen een ruimere voorziening geboden zonder dat daarmee buitenwettelijk beleid gevoerd wordt. Voor een deel van de premie voor de aanvullende verzekering kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Daar waar een cliënt niet in aanmerking komt voor een aanvullende verzekering (zorgverzekeraars mogen in sommige gevallen cliënten weigeren) kan eventueel wel bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten. Echter wanneer een cliënt niet wordt toegelaten en dit aan de cliënt zelf te wijten is, is bijzondere bijstand niet mogelijk (denk aan cliënten met betalingsachterstanden bij de zorgverzekeraar).
Voor de eigen bijdrage van medische kosten is het wel mogelijke om bijzondere bijstand te verstrekken. Let hierbij goed op het verschil tussen eigen bijdrage en eigen risico.
Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook paragraaf B3.3). Denk in dit geval bijvoorbeeld aan:
Bijzondere bijstand ten behoeve van uitvaartkosten kan verleend worden aan de nabestaanden, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de erfgenaam of bloed-/aanverwante niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen.
Binnen redelijke grenzen kan rekening worden gehouden met de persoonlijke voorkeur van betrokkenen en dient de persoonlijke waardigheid te worden gerespecteerd. Desalniettemin wordt een totaalbedrag van € 6.000,00 als maximaal acceptabel aangemerkt. Bij een begrafenis komen daar de kosten van een grafsteen nog bij, waarvoor maximaal € 2.500,00 gerekend kan worden.
Deze maximum bedragen zijn gebaseerd op een sobere doch gebruikelijke uitvoeringswijze. Bovenstaande bedragen gelden per 01-01-2010.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Hierbij dient vermeld te worden dat er vaak meerdere erfgenamen zijn, die allen een evenredig deel van de uitvaart dienen te betalen. Vaak wordt de rekening verstuurd naar de persoon die de uitvaart heeft geregeld. Deze persoon heeft vervolgens verhaalsrecht op de overige erfgenamen. Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt alleen dat deel vergoed dat voor kosten van de aanvrager is, de mogelijkheid om te verhalen op de overige erfgenamen dient in eerste instantie te worden gezien als een voorliggende voorziening.
De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
De beschikking moet vermelden, dat de belanghebbende verplicht is om de verleende bijstand te besteden aan het voldoen van zijn aandeel in de uitvaartkosten van de overledene.
De kosten tengevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken onder bewindstelling.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook B3.2). Hiervan is sprake als:
-de bewindvoering geschied in het kader van de WSNP, dan geldt het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld én de kosten van bewindvoering door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel (5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen) zijn vastgesteld.
Voor de kosten van bewindvoering in het kader WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand, tenzij deze kosten niet uit de onder bewind vallende goederen kunnen worden voldaan, dus wanneer de aflossingsruimte (nagenoeg) volledig wordt benut.
Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder afwijkend heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt in beginsel om niet verleend.
De kosten tengevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele.
Er bestaat geen voorliggende voorziening voor de kosten van curatele.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van curatele die door de Kantonrechter afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen.
Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
De bijzondere bijstand voor kosten van curatele wordt in beginsel om niet verleend.
Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat, griffierecht en reiskosten.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook paragraaf B3.3). Denk in dit verband aan:
Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan belanghebbende met een laag inkomen in aanmerking komen voor een toevoeging van een advocaat. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In dat geval worden de kosten (excl. de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb. Zie ook paragraaf B7.8.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand is/wordt verleend. Ook de eigen bijdrage voor verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur (zie paragraaf B7.8) komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.
De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. De belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen. Naast de eigen bijdrage voor de toevoeging op grond van de Wrb mogen door een advocaat nog de volgende kosten in rekening worden gebracht (limitatieve opsomming):
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Verleen de bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand in beginsel om niet (artikel 48 lid 1 WWB). Indien de kosten het gevolg zijn van een tekortschietende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, verleen de bijzondere bijstand dan in de vorm van borgtocht of een geldlening (artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB; zie ook paragraaf B9.3).
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand:
B079. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting
De algemene bijstandsnorm voor personen van 18 t/m 20 jaar (artikel 20 WWB) en de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders wordt toereikend geacht om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Aan thuiswonenden personen van 18 t/m 20 jaar wordt geen aanvulling via de bijzondere bijstand verstrekt.
Aan de uitwonende alleenstaande (ouder) en gehuwde/samenwonende, waarvan een of beide partners jonger is/zijn dan 21 jaar, kan in aanvulling op de algemene bijstand bijzondere bijstand op grond van artikel 12 WWB worden verstrekt voor de hogere kosten van het uitwonend zijn, als
Van noodzakelijke zelfstandige huisvesting is in ieder geval sprake als
Belanghebbende wordt geacht (zelf) redelijkerwijs geen beroep op zijn ouders te kunnen doen als op basis van een schriftelijke indicatie van een instelling voor jeugdhulpverlening sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen ouder(s) en kind. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de bijstandsnorm voor (een) belanghebbende(n) van 21 jaar in een vergelijkbare leefsituatie verminderd met de werkelijk van toepassing zijnde bijstandsnorm en de berekende ouderlijke bijdrage.
Voor de beoordeling of en in hoeverre de middelen van de ouders toereikend zijn om in de noodzakelijke bestaanskosten van hun kind te voorzien wordt aangesloten bij de Tremanormen. De bijzondere bijstand wordt behoudens dringende redenen met toepassing van de Tremanormen op de ouder(s) verhaald.
LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de norm voor de algemene bijstand en niet over de aanvulling via de bijzondere bijstand.
B080. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting
Aan de alleenstaande van 18 tot 21 jaar, die in een inrichting verblijft, kan bijzondere bijstand worden verleend voor zijn persoonlijke uitgaven ('zak- en kleedgeld') voor zover de eigen middelen en die van zijn ouder(s) niet toereikend zijn of van de belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij voor financiële hulp een beroep op zijn ouder(s) doet.
De bijstand is maximaal gelijk aan de bijstandsnorm voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijft. Voor de beoordeling of en in hoeverre de middelen van de ouder(s) toereikend zijn om in deze kosten te voorzien wordt aangesloten bij de Tremanormen (bekend bij 'terugvordering en verhaal').
Kinderbijslag wordt, als deze voor de jongere kan worden aangewend, in mindering gebracht. Bij plaatsing in een voorziening ingevolge de Wet op de Jeugdhulpverlening is zak- en kleedgeld in de dagprijs begrepen.
B082. Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen
Indirecte studiekosten van ten laste komende kinderen in het voortgezet onderwijs, zijnde reiskosten. Wanneer kinderen 18 jaar worden (of anderszins niet langer te laste komend zijn) stopt de vergoeding.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid1 WWB; zie B3.2). Hierbij dient opgemerkt te worden dat de WTOS, naar aanleiding van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, niet langer in alle gevallen aangemerkt kan worden als een passende en toereikende voorliggende voorziening voor reiskosten. Daar er, in de WTOS tegemoetkoming, geen sprake is van een forfaitair bedrag aan reiskosten is het aan het College om een besluit te nemen over de hoogte van bijzondere bijstand voor reiskosten.
Recht op bijzondere bijstand beroepsonderwijs
Bijzondere bijstand ten behoeve van ten laste komende kinderen die BOL (geen BBL, hierbij is doorgaans sprake van een contract bij een werkgever) onderwijs volgen is alleen mogelijk in de volgende gevallen:
Recht op bijzondere bijstand voortgezet onderwijs
De tegemoetkoming in de schoolkosten is op het voortgezet onderwijs (ook VMBO) veel lager dan in het beroepsonderwijs. Over het algemeen moet er ook vanuit gegaan worden dat voortgezet onderwijs op fietsafstand (10 km, van deur tot deur) te bereiken is. In die gevallen dat fietsen niet mogelijk is (in verband met de afstand of om andere objectieve redenen), kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de volledige reiskosten. Voorwaarde hierbij is wel dat er geen soortgelijke onderwijsinstelling dichterbij is.
Bijstandsverlening vindt plaats aan de ouders op basis van de goedkoopste tarieven in het openbaar vervoer. In eerste instantie zal dat zijn aanschaf van een NS-maandtrajectkaart, zo nodig inclusief 1 of meerdere buszones. Voor de tarieven zie de NS-reisplanner, de internetsite van de NS www.ns.nl/ of de Reislijn www.9292ov.nl/ (0900 - 9292). Aanwezigheidslijsten zijn niet vereist. Toekenning te bezien per studiejaar. Indien de school met de NS een kortingsregeling is overeengekomen of anderszins geldelijke voordelen aanbiedt, wordt het bijstandsbedrag hierop afgestemd. Het is van belang deze mogelijkheid in het onderzoek te betrekken.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
De bijzondere bijstand voor reiskosten van ten laste komende kinderen wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
De beschikking moet vermelden, dat de belanghebbende verplicht is om vervoersbewijzen te overleggen.
B083. LBIO-bijdrage residentiële opvang kinderen
De wijze waarop de LBIO-bijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage dient te bekostigen uit eigen middelen waaronder de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW). Er bestaat in beginsel dan ook geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening passend en toereikend is.
De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.
Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen is bijzondere bijstand (in de vorm van een geldlening) mogelijk. De bijstand wordt in deze situatie afgestemd op de specifieke behoefte van de aanvrager.
Voor de doelgroep ouderen bestaat er een subsidieregeling voor maaltijden die verstrekt worden door de Stichting Welzijn Ouderen (SWO). De kostprijs van deze gesubsidieerde maaltijden wordt geacht in de uitkeringsnorm aanwezig te zijn. Wanneer iemand, door een hoger inkomen, niet in aanmerking komt voor deze subsidie, of wanneer er om een andere reden geen gebruik gemaakt kan worden van de maaltijden van de SWO, kan mogelijk bijzondere bijstand worden verstrekt conform onderstaande richtlijn.
Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van voeding. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend.
Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien het ouderen betreft die zelf niet meer op een verantwoorde wijze voor een warme maaltijd kunnen zorgen. Een indicatie van de SWO of van een andere zorginstelling wordt voor de verstrekking van bijzondere bijstand voor deze kosten als voldoende beschouwd.
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk kosten onder aftrek van € 4,20 per warme maaltijd, zijnde het bedrag genoemd in artikel 55 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (1 januari 2010), dat verondersteld wordt in de norm te zijn inbegrepen. Dit betekent dat cliënten die in aanmerking (kunnen) komen voor de gesubsidieerde maaltijden vanuit de Stichting Welzijn Ouderen, niet in aanmerking komen voor een aanvulling vanuit de bijzondere bijstand, daar er sprake is van een passende en toereikende voorliggende voorziening.
De bijstand wordt om niet toegekend.
Met uitzondering van de verschuldigde eigen bijdragen voor AWBZ-zorgvoorzieningen heeft het College bewust geen beleid geformuleerd met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand voor kosten zorg en hulp, dit in verband met de voorliggende voorziening die in principe passend en toereikend wordt geacht.
De eigen bijdragen op grond van AWBZ en Zfw komen voor vergoeding in aanmerking (zie paragraaf B7.5 onderdeel 3.1).
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
B087. Communicatie en signalering
Kosten van communicatie- en/of alarmeringsvoorzieningen, zoals gesprekskosten, abonnementskosten, aanschaf- en aansluitkosten
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Denk in dit geval aan:
-ABWZ/ziektekostenverzekering en daarop gebaseerde Regeling hulpmiddelen 1996.
Communicatiekosten (gesprekkosten, abonnementskosten, aanschaf- en aansluitkosten) behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die kunnen worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau. Alleen wanneer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, is verlening van bijzondere bijstand mogelijk. Hiervan is sprake als:
een levensbedreigende situatie de belanghebbende voor de onmiddellijke noodzaak plaatst om te beschikken over telefoon. In dat geval zijn de kosten van aansluiting en van aanschaf van de telefoon bijzonder noodzakelijk. Het gaat dan om incidentele situaties met een acuut karakter, waarin de overigens algemeen gebruikelijke kosten niet worden geacht te behoren tot een normale planning van de uitgaven. Het abonnementsgeld kan gedurende maximaal 3 maanden worden begrepen in de bijzondere bijstand. Voor gesprekskosten kan alleen in zeer bijzondere omstandigheden een vergoeding worden verstrekt.
In bijna alle gevallen zullen de eventuele extra kosten of de noodzaak tot aanschaf van een telefoon een gevolg zijn van een ziekte of handicap. Bij twijfel of er in verband hiermee sprake is van extra kosten wordt een medisch advies gevraagd.
Indien men reeds over een telefoon beschikt op het moment dat bijstand wordt aangevraagd, kan voor de daaraan verbonden kosten in het algemeen geen afzonderlijke bijstand worden verleend. Ook als men door ziekte, ouderdom of gebreken en het als gevolg daarvan sterker aan huis gebonden zijn meer aangewezen raakt op telefoon voor het onderhouden van sociale contacten, behoeft dit op zichzelf geen aanleiding te zijn tot bijstandsverlening.
Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de NIBUD-Prijzengids.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
De bijzondere bijstand voor communicatiekosten wordt in beginsel om niet verstrekt.
Aan de bijstand te verbinden verplichtingen
Aan de verlening van de bijstand wordt de verplichting verbonden dat belanghebbenden de bijzondere bijstand besteden aan het doel waarvoor deze is verleend (artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9)
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Voor stookkosten zijn er geen voorliggende voorzieningen.
Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de stookkosten. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien:
-er een medische noodzaak is voor het maken van deze extra kosten.
Indien is gebleken dat in het individuele geval sprake is van extra kosten wordt een medisch advies gevraagd of in verband met de opgegeven handicap, een hoger temperatuur in de woning verzorgend of helend werkt en daardoor noodzakelijk kan worden geacht.
Van extra kosten is sprake indien ten gevolge van een handicap zoveel extra stookkosten gemaakt moeten worden in ruimten waar belanghebbende of diens huisgeno(o)t(en) zich regelmatig ophouden, dat dit in vergelijking met een gezond persoon in (nagenoeg) dezelfde woonsituatie budgetbelastend is. Dit doet zich met name voor indien:
De hoogte van de voor bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten onder aftrek van de van toepassing zijnde stookkosten zoals opgenomen in de NIBUD-Prijzengids.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen
Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt de volgende verplichting verbonden:
-bestedingsverplichting (artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9): de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
B089. Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten)
Het College verstrekt geen bijzondere bijstand voor reiskosten woon-werkverkeer. Indien noodzakelijk kan het College reïntegratiemiddelen inzetten voor deze kosten.
B091. Reiskosten bezoek zieke familieleden
De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (= belanghebbende) naar het verpleegadres waar de zieke verblijft.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB; zie B3.2). Denk in dit verband aan:
-een aanvullende ziektekostenverzekering die belanghebbende heeft afgesloten (zie B3.2). In sommige aanvullende verzekeringen kan de te bezoeken persoon zich verzekeren. Indien dit het geval is, dient de vergoeding in mindering te worden gebracht van de bijzondere bijstand.
De noodzaak voor het bezoeken van een zieke wordt aanwezig geacht indien:
Als uitgangpunt voor een noodzakelijk, toereikend en adequaat bezoekfrequentie geldt: 5 dagen per week door één persoon. Bij langdurig verblijf in een verpleeginrichting (of psychiatrisch ziekenhuis), dient de bezoekfrequentie te worden bepaald op basis van een individuele beoordeling.
Zijn er minderjarige kinderen voor langere tijd opgenomen dan kan er geen bijstand worden verstrekt voor reiskosten indien aanspraak bestaat op dubbele kinderbijslag. Dit overeenkomstig jurisprudentie (RvS 27 september 1993/5).
Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzonder bijstand wordt bepaald op de goedkoopste vorm van reizen per openbaar vervoer (trein en bus), ook al kiest men voor vervoer per auto. Een uitzondering kan worden gemaakt voor de situatie wanneer de kosten van reizen met de auto lager uitvallen. Hulpmiddel bij de vaststelling van de kosten/vergoeding zijn de NS-reisplanner, de internetsite van de NS www.ns.nl/ en eventueel de Reislijn www.9292ov.nl/ (0900 - 9292). Als uitgangspunt nemen de aanschaf van een 5-retourkaart, zo nodig in combinatie met een 45-strippenkaart bij reizen per bus. Op basis daarvan de vergoeding per retour bepalen. Bij de aanvraag wordt de vergoeding per retour alsmede de bezoekfrequentie in het besluit vastgelegd en zal uitbetaling uitsluitend plaatsvinden aan de hand van een door belanghebbende opgestelde en geleverde bezoeklijst. Er is geen verklaring van de instelling vereist.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen (artikel 35 lid 1 WWB) in mindering gebracht. Zie voor de gemeentelijke beleidsregels inzake het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen en het al dan niet toepassen van het drempelbedrag B7.2.
Vorm van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel verleend om niet.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
Naast de algemene verplichtingen (zie paragraaf B5) wordt op grond van artikel 55 WWB een bestedingsverplichting opgelegd. Tevens moeten vervoers- of bezoekbewijzen worden overgelegd binnen 5 werkdagen na de aangevraagde bezoekdatum, ter controle van de bestedingsverplichting.
De kosten voor het vervoer van het woonadres van belanghebbende naar het UWV werkbedrijf.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB; zie ook B3.2). Voor zover bekend zijn er geen voorliggende voorzieningen.
Tot de algemeen incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen, het komen voor gesprekken e.d. op het UWV Werkbedrijf. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.
De kosten die verbonden zijn aan een geldlening bij een kredietverlenende instantie voor zover die uitgaan boven maximale aflossingscapaciteit in gevolge de bepaling van de kredietverlenende instantie.
Er is geen voorliggende voorziening.
Er bestaat (in beginsel) geen recht op bijstand voor suppletie.
In de situaties waarin belanghebbende de (totaal) benodigde geldlening voor incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan niet tot stand kan brengen bij een (normale) kredietverlenende instantie omdat de door de kredietverlenende instantie berekende aflossingcapaciteit van belanghebbende ontoereikend is, verleent het College bijstand voor de (totale) kosten van de incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan. De (normale) kredietverlenende instantie is dan namelijk geen voorliggende voorziening meer omdat belanghebbende er niet daadwerkelijk gebruik van kan maken (zie B3.2). Bovendien is dit voor belanghebbende en de gemeente goedkoper omdat geen rente hoeft te worden betaald. Zie voor het beleid ten aanzien van duurzame gebruiksgoederen paragraaf B7.14 onderdeel 4.
B094. Kosten schuldhulpverlening
De kosten die verbonden zijn aan het oplossen van een schuldenprobleem.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Denk in dit geval aan:
Als belanghebbende in een situatie verkeert waarin aflossing van de schuldenlast onmogelijk is en de betaling van de schulden noodzakelijk en urgent is, kan bijstand worden verleend.
Als belanghebbende niet in staat is om een afbetalingsverplichting te treffen met de schuldeisers, is hij aangewezen op de hulp van de Gemeentelijke Kredietbank (GKB). De GKB kan op aanvraag van belanghebbende een saneringskrediet verstrekken. Er kan een borgstelling worden verleend op grond van artikel 49 onderdeel a WWB in die gevallen waarin de kredietbank een aanvraag voor een saneringskrediet afwijst, omdat het inkomen van belanghebbende te weinig zekerheid biedt dat deze aan de aflossing kan voldoen.
Als schuldsanering, al dan niet met borgstelling, niet mogelijk is, kan bijzondere bijstand worden verleend ter aflossing van (een deel van) de schuldenlast. Voorwaarde is dat aflossing van de schulden noodzakelijk en urgent is doordat het voortbestaan van de schuld belanghebbende in zijn bestaan bedreigt. Bijvoorbeeld bij dreigende uit huiszetting of afsluiting van nutsvoorzieningen.
In alle gevallen waarin bijstand ter aflossing van een schuldenlast wordt verleend, wordt overeenkomstig artikel 48 lid 2 WWB bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt, tenzij er sprake is van zeer dringende redenen (artikel 49 onderdeel b WWB).
B095. Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2).
Voor deze kosten is door de gemeente een aparte regeling in het leven geroepen, die als passende en toereikende voorliggende voorziening wordt gezien. Het betreft hier het activiteitenfonds. Aanvullende bijzondere bijstand voor deze kosten is dan ook niet mogelijk.
B096. Bewassing en kledingslijtage
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Voor de kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage zijn er geen voorliggende voorzieningen. Ter voorkoming van extra bewassing bestaat er op grond van de Regeling zorgverzekering wel recht op incontinentie absorptiemiddelen.
Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.
Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien:
-als gevolg van lichamelijke gebreken of het extra wassen als gevolg van het noodzakelijk gebruik van zalf sprake is van meer dan normale slijtage
Het voorgaande is geen limitatieve opsomming van situaties waarin recht bestaat op bijzondere bijstand voor de kosten van bewassing en ten gevolge van kledingslijtage. Het betreft slechts een beleidsregel. Zowel op grond van de artikel 35 lid 1 WWB als op grond van artikel 4:84 Awb kan en moet in individuele gevallen worden afgeweken.
De hoogte van de voor bijzondere bijstand in aanmerking komende
meerkosten van kleding wordt bepaald aan de hand van de geïndexeerde GMD-lijst onder aftrek de richtprijs voor een kledingpakket op grond van de NIBUD-Prijzengids bij een inkomen op bijstandsniveau resp. het voor de andere inkomensklasse gebruikelijke bedrag voor kleding op grond van het NIBUD-Budgethandboek.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen
Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt de volgende verplichting verbonden:
·bestedingsverplichting (artikel 55 WWB; zie B5.8): de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
B097. Toeslag bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders
Om in een aantal gevallen de daling in het inkomen enigszins op te vangen, wordt een toeslag bijzondere bijstand verleend aan een voormalig alleenstaande ouder die een gezamenlijk huishouding voert met zijn voormalig ten laste komende kind.
Zolang de som van de inkomens van de alleenstaande en het kind lager is dan de norm voor een echtpaar ontvangt de alleenstaande periodieke bijzondere bijstand ter grootte van het verschil. Als het kind een inkomen heeft uit studiefinanciering wordt dit inkomen vastgesteld op het bedrag voor een thuisinwonende studerende als bedoeld in artikel 33 lid 2 van de WWB.
De bijzondere bijstand bedraagt maximaal het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder en de norm voor een alleenstaande.
De toeslag moet beëindigd worden:
B098. Kosten van scholing en opleiding
Voor de kosten van noodzakelijk geachte scholing wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. Indien nodig kan het College re-integratiemiddelen inzetten ter dekking van deze kosten. Hierover worden op cliëntniveau individuele afspraken gemaakt.
B099. Verwervingskosten (algemeen)
Voor algemene verwervingskosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. Indien nodig kan het College re-integratiemiddelen inzetten ter dekking van deze kosten.
B100. Kosten kinderopvang (verwervingskosten)
Voor de kosten van kinderopvang wordt, aangezien de Wet Kinderopvang is aan te merken als een voorliggende voorziening, in beginsel geen bijzondere bijstand verleend.
Degenen die niet in aanmerking komen voor een voorliggende voorziening kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand. De doelgroep bestaat uit alle gehuwden en alleenstaande ouders die anderszins kinderopvang nodig hebben op noodzakelijke en bijzondere gronden, bijvoorbeeld om medische redenen.
B101. Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten
De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten. Voorbeelden hiervan zijn: wasmachine, koelkast, huisraad en vloerbedekking.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). Denk in dit geval aan of:
De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende wordt geacht hiervoor te reserveren.
Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. In dat geval wordt bijzondere bijstand verleend, ook als dit bijstand betekent in aanvulling op een voorliggende voorziening. Het feit dat belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich nog geen bijzondere omstandigheid. De volgende omstandigheden kunnen mogelijk wel als bijzonder worden aangemerkt:
De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen zoals vermeld in de NIBUD-Prijzengids. Indien de belanghebbende de kosten van de betreffende goederen niet in redelijkheid kan voldoen uit bijstand ter hoogte van de richtprijzen is het nodig om hiervan af te wijken.
In het geval dat belanghebbende bij de aanschaf van duurzame milieuvriendelijke gebruiksgoederen een 'energiepremie' ontvangt, dan houdt dit feitelijk in dat de aanschafprijs wordt verlaagd. Gezien het complementaire karakter van de WWB en het feit dat alleen de noodzakelijke kosten vergoed kunnen worden, kan dan ook voor deze verlaagde aanschafprijs (daadwerkelijke kosten) en voor zover deze binnen het richtlijnenbedrag blijven, bijstand worden verleend.
Bij complete woninginrichting wordt uitgegaan van de volgende berekening:
Voor de maximumbedragen voor een complete woninginrichting werd tot 1 januari 2001 aangesloten bij het normbudget voor inrichtingskosten voor VVTV'ers. Per 1 januari 2002 is deze rijksvergoedingsregeling komen te vervallen. Het laatst bekende normbudget voor inrichtingskosten per 1 januari 2001 was € 1.350 per persoon. Na berekening van alle indexeringen sinds dat moment, komt het bedrag voor 2009 uit op € 1658,29, dit bedrag zal jaarlijks worden geïndexeerd.
Vorm en betaling bijzondere bijstand
De bijstand wordt verleend in de vorm van borgtocht indien de belanghebbende alleen onder deze voorwaarde een lening kan afsluiten bij een geldverstrekker (meestal de gemeentelijke kredietbank). De bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening indien borgtocht niet mogelijk is. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
Aan de bijstand wordt een bestedingsverplichting verbonden en de verplichting om betalingsbewijzen te overleggen. Aan de hand van deze betalingsbewijzen dient te worden vastgesteld of betrokkene de bijzondere bijstand heeft besteed aan kosten van woninginrichting. Daar de verstrekte bijstand (in het geval van een volledige inrichting, normbudgetten) niet voldoende is om een woning volledig in te richten met nieuwe artikelen, is de aanvrager zelf verantwoordelijk voor de gemaakte keuzes. Dit is anders bij een gedeeltelijke inrichting, of de verstrekking van enkele duurzame gebruiksgoederen. In deze situaties kunnen maximaal de Nibud-normen worden verstrekt en dient gecontroleerd te worden of betrokkene de bedragen juist heeft besteed.
Kosten in verband met verhuizing bijvoorbeeld de kosten in verband met het transport van de inboedel en kosten van stoffering, verf en behang.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als en voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Denk in dit geval aan:
De kosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (zie CRvB 20-04-1999, nr. 97/6694 ABW). Er is in ieder geval sprake van een bijzondere omstandigheid indien:
Wel geld in bovenstaande voorbeelden het principe dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden wanneer de verhuizing ruim van te voren had kunnen worden voorzien en er hierdoor ruimte is geweest om voor de kosten te reserveren.
De hoogte van de bijstand voor verhuiskosten is gelijk aan:
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
Vorm waarin de bijstand wordt verstrekt
De bijstand wordt om niet verstrekt.
Aan de bijstand te verbinden verplichtingen
Aan belanghebbende worden de volgend verplichtingen opgelegd:
B103. Eerste maand huur en administratiekosten
De kosten van een dubbele huur (gedurende een verhuizing) komen in principe niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Het betreft hier algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die behoren bij de kosten van een verhuizing, waarvoor (indien de verhuizing te voorzien was) voor gereserveerd had kunnen worden.
Daarnaast bestaat er de situatie dat een betrokkene voor het eerst een woning toegewezen krijgt (denk hierbij aan bijvoorbeeld asielzoekers). In deze situatie is er in de meeste gevallen recht op een overbruggingsuitkering (zie B159). De eerste huurbetaling wordt geacht van deze overbruggingsuitkering te kunnen worden voldaan. Indien er (om wat voor reden dan ook) toch bijzondere bijstand wordt verstrekt voor deze kosten let dan op de bepalingen in artikel 48 lid 2 onder a. Hierin wordt aangegeven dat bijstand als een lening kan worden verstrekt indien een betrokkene binnen afzienbare tijd alsnog kan beschikken over inkomsten om de kosten te voldoen.
Ook de kosten van een waarborgsom behoren tot de kosten waarbij (in het geval van een voorziene verhuizing) voor gereserveerd kan worden. Bij een verhuizing van het ene naar het andere huis, komt vaak de waarborgsom van de oude woning ook vrij.
Wanneer voor het eerst een woning wordt toegewezen of er sprake is van een onvoorziene verhuizing en hiervoor niet gereserveerd kon worden, dan kan bijzondere bijstand worden verleend voor de waarborgsom. Deze wordt wel altijd verstrekt in de vorm van een lening.(artikel 48 lid 2 onder c Wwb).
B105. Overbrugging scherpe terugval in inkomen
Als een plotselinge, onvoorziene en niet verwijtbare terugval in inkomen tot op bijstandsniveau leidt tot financiële problemen kan onder de volgende voorwaarden tijdelijk bijzondere bijstand worden verleend:
Het College verstrekt in beginsel geen overbruggingsuitkeringen voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt geacht toereikend te zijn. Indien een belanghebbende gesteld wordt voor noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, waardoor liquideitsproblemen kunnen ontstaan omdat hij deze niet uit de eigen middelen kan voldoen kan voor deze kosten bijzondere bijstand worden verstrekt (zie B7.1 ).
In het geval dat, ondanks het bovenstaande beleidsuitgangspunt, op grond van bijzondere omstandigheden aan belanghebbende toch een overbruggingsuitkering voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan wordt verstrekt, wordt de bijstand verstrekt als algemene bijstand om niet. Deze algemene bijstand bedraagt maximaal 1 maandnorm (exclusief vakantietoeslag).
N.B.: in overbrugging tijdens de bijstandsaanvraag is voorzien door het verplichte voorschot; zie B10.3.2.2.
B106. Overige bijzondere kosten
Kosten i.v.m. middelbaar onderwijs
Bij de overgang van basisonderwijs naar middelbaar onderwijs worden de kosten van aanschaf van een computer en een schooltas eenmalig aangemerkt als 'bijzondere kosten'. De aanvraag hoeft niet perse bij aanvang van de middelbare school te worden ingediend. De behoefte kan bijvoorbeeld ook pas in het tweede jaar ontstaan. Wel kan er maar eenmalig een vergoeding worden gegeven.
Bij een computer worden in de bijstand betrokken een standaard beeldscherm, een printer, een modem voor verbinding met het internet en standaardsoftware voor tekstverwerking, spreadsheets en e-mail. Extra software (bijv. database of fotobewerking) en hardware (bijv. scanner) worden niet in de bijstand betrokken.
Voor de computer geldt er alleen een vergoeding plaats kan vinden indien in de afgelopen 5 jaar aan hetzelfde gezin geen bijzondere bijstand voor een computer, of een computer in natura (computerproject 2009) is verstrekt door de gemeente Uden.
B145. Berekening woonkostentoeslag huurders
Bepaal of bereken de rekenhuur overeenkomstig de Wet op de huurtoeslag (zie V2.5.2.5).
Stap 2: maximale WKT (op grond van de WHT-systematiek)
Bereken overeenkomstig de WHT-systematiek (zie "berekeningsformulier huurders") de maximale WKT.
Stap 3: ontvangen huurtoeslag in mindering brengen
Wanneer de woonkostentoeslag een aanvulling is op de (te lage) huurtoeslag, moet het bedrag dat aan huurtoeslag wordt ontvangen in mindering worden gebracht op de berekende maximale woonkostentoeslag (zie stap 2).
Stap 4: aanvullende WKT bij huur boven maximum huurgrens
Wanneer de huur meer bedraagt dan de maximum huurgrens (zie V2.5.2.1), dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen. Besteedt in dit verband in ieder geval aandacht aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol.
Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, stel de hoogte hiervan dan vast op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens (zie "berekeningsformulier huurders").
De woonkostentoeslag wordt in dit geval toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar. Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt.
B146. Berekening woonkostentoeslag eigenaren
De berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren komt grotendeels overeen met die voor huurders. Alleen stap 1 is verschillend. Hieronder volgt derhalve een opsomming van de woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag.
De woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag zijn:
Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het actuele overzicht van normen en bedragen. Deze bedragen zijn door het ministerie van VROM vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening.
Voor het overige zij verwezen naar de stappen 2 t/m 4 van de berekening van de woonkostentoeslag voor huurders (zie hiervoor).
B148. Extra kosten chronisch zieken, gehandicapten en ouderen
Zie de beleidsregels bijzondere bijstand 2010 en de toelichting hierop.
Onder bepaalde voorwaarden kan bijzondere bijstand voor de kosten van een specifiek dieet worden vergoed vanuit de bijzondere bijstand, nadat door een onafhankelijke partij is vastgesteld welk type dieet gevolgd dient te worden. Hierbij is niet perse noodzakelijk dat een medisch advies wordt aangevraagd. Een verklaring van een specialist dat een bepaald dieet noodzakelijk is op medische gronden is daarbij voldoende.
Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij door het Nibud bepaalde meerkosten. Wanneer er sprake is van een dieet dat niet wordt genoemd in de Nibud-lijst, is er naar alle waarschijnlijkheid sprake zijn van een dieet waaraan geen meerkosten zijn verbonden en wordt geen bijzondere bijstand verleend, tenzij betrokkene onomstotelijk kan aantonen dat er wel degelijk meerkosten zijn, in deze situaties wordt individueel (bijvoorbeeld door middel van een medisch advies) bepaald hoe hoog de meerkosten zijn.
B152. Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening
Zie beleid inzake specifieke medische kosten B074.
Zie beleid inzake specifieke medische kosten B074.
Zie beleid inzake specifieke medische kosten B074.
B155. Fysiotherapie en oefentherapie
Zie beleid inzake specifieke medische kosten B074.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Beantwoording van de vraag of onder een eigen risico voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallende kosten voor bijstandsverlening in aanmerking komens, is enigszins complex.
Allereerst dient bedacht te worden dat de Zvw zowel een verplicht eigen risico voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder (artikel 18a lid 1 Zvw), als een vrijwillig (hoger) eigen risico (artikel 19 lid 2 Zvw) kent. De onder een vrijwillig gekozen (hoger) eigen risico vallende kosten zijn niet af te wentelen op de WWB in de zin dat het als noodzakelijk te beschouwen kosten zou betreffen en komen derhalve niet voor bijstandsverlening in aanmerking. De onder het verplicht eigen risico vallende kosten daarentegen vormen wel noodzakelijke kosten van het bestaan. Hierbij is extra complicerend het feit dat:
Chronisch zieken Dientengevolge hebben chronisch zieken en gehandicapten op grond van artikel 15 lid 1 WWB in beginsel geen recht op bijzondere bijstand voor onder het verplicht eigen risico vallende kosten. Zie hierover B7.4.3.1.
Overige belanghebbenden Voor overige belanghebbenden, die evenmin recht hebben op bijzondere bijstand voor de eerste € 111,00 van het verplicht eigen risico, bestaat daarentegen geen (vergelijkbare) voorliggende voorziening voor de bovengemiddelde onder het verplicht eigen risico vallende kosten (de kosten boven € 111,00).
Tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de onder het verplicht eigen risico van de Zvw vallende kosten. Tot het bedrag van de gemiddeld onder het verplicht eigen risico vallende kosten (een bedrag van € 111,00) voorziet de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau in deze kosten en kan er in beginsel geen bijzondere bijstand voor deze kosten verleend worden.
Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Verordening bijzondere bijstand gemeente Uden 2004 kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien er ten aanzien van de bovengemiddeld onder het verplicht eigen risico vallende kosten geen (vergelijkbare) voorliggende voorziening openstaat, zoals chronisch zieken en gehandicapten die kennen (artikel 118 a Zvw).
De hoogte van de toe te kennen bijzondere bijstand voor bovengemiddeld, onder het verplicht eigen risico vallende kosten, bedraagt thans maximaal een bedrag van € 54,00 per kalenderjaar.
De kosten worden vergoed voor zover deze per kalenderjaar een bedrag van € 111,00 te boven gaan met een maximum van € 54,00 per kalenderjaar en er geen aanspraak bestaat op de CAK-compensatie.
Dat deel van het eigen risico wat de gemiddelde ziektekosten overstijgt, kan mogelijk vanuit de bijzondere bijstand worden vergoed. Hiervoor is het wel zaak dat een betrokkene geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening. Het CAK kan de extra kosten van het eigen risico compenseren in het geval er sprake is van een chronische ziekte (medicijngebruik) of verblijf in bepaalde zorginstellingen. Daar de criteria voor deze vergoeding vanuit het CAK nog niet volledig vaststaan, is het recht op bijzondere bijstand pas te beoordelen nadat duidelijk is of een betrokkene al dan niet in aanmerking komt voor een vergoeding vanuit het CAK (automatisch of op aanvraag).
Het uitgangspunt van de gemeente Uden is dan ook dat er geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, tenzij de klant kan aantonen dat er wel sprake is van kosten, maar deze niet worden gecompenseerd. Slechts in uitzonderlijke gevallen, wanneer de kosten er wel zijn, maar deze volgens het CAK niet worden veroorzaakt door chronische ziekte, is een vergoeding dus vanuit de bijzondere bijstand mogelijk.
Het CAK voert de compensatieregeling pas in het laatste kwartaal van het jaar uit. Wanneer een klant niet automatisch vanuit het CAK een vergoeding krijgt, kan deze nog achteraf aangevraagd worden. Hierdoor kan het zijn dat een belanghebbende pas in het volgende jaar weet dat er geen recht bestaat op de compensatieregeling. Bijzondere bijstandsverlening blijft voor deze kostensoort dan ook achteraf mogelijk (dit in tegenstelling tot vrijwel alle andere kostensoorten). Gelet op het geringe bedrag van de kosten, wordt deze bijstand niet bij wijze van voorschot verleend in afwachting van een besluit van het CAK, tenzij er sprake is van zeer dringende omstandigheden. Deze regeling werkt terug tot 1 januari 2009.
Vorm van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt verleend om niet.
B013. Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde
Op grond van artikel 13 lid 1 onder a is er geen recht op (bijzondere) bijstand bij verblijf in detentie. Er wordt dan ook geen bijzondere bijstand verstrekt voor het aanhouden van de woning tijdens detentie. Eventueel met hulp van de reclassering, zal de gedetineerde zelf zorg moeten dragen voor het (kunnen) aanhouden van de woning door tijdige reservering voor deze kosten, het afsluiten van een lening of het tijdelijk (onder)verhuren van de woning.
Zeer bijzondere omstandigheden / dringende redenen
Alleen in acute noodsituaties is het mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor de doorbetaling van de vaste lasten. Dit is alleen mogelijk indien betrokkene voldoende aan kan tonen dat er zeer dringende omstandigheden zijn en dat de bovengenoemde oplossingen voor het probleem niet tot de mogelijkheden behoren. In dergelijke uitzonderlijke situaties wordt de bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening op grond van artikel 48 lid 2 onder b. Het uitgangspunt hierbij is dat een detentie aan betrokkene te verwijten valt en daarmee een vorm is van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid.
Indien er bijzondere bijstand voor deze kosten wordt toegekend, geldt dit alleen voor de kosten van de huur en eventueel het vastrecht van nutsvoorzieningen (gas, water elektriciteit). De duur van de detentie (en daarbij de bijzondere bijstand) mag maximaal 6 maanden bedragen. Indien de periode van detentie langer is, dan is bijzondere bijstand per definitie niet mogelijk.
B014. Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde
De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar inrichting waar de gedetineerde verblijft.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening artikel 15 WWB; zie ook paragraaf B3.3). Voorzover bekend is er geen voorliggende voorziening.
De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht indien:
Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzonder bijstand is gelijk aan goedkoopste vorm van reizen per openbaar vervoer (ook al kiest men voor vervoer per auto) voor het betreffende traject. Een uitzondering kan worden gemaakt voor de situatie wanneer de kosten van reizen met de auto lager uitvallen. Hulpmiddelen bij de vaststelling van de kosten/vergoeding zijn de NS-reisplanner, de internetsite van de NS www.ns.nl en eventueel de Reislijn www.9292ov.nl (0900 - 9292). Neem als uitgangspunt de aanschaf van een 5-retourkaart zo nodig in combinatie met een 45-strippenkaart bij reizen per bus. Op basis daarvan de vergoeding per retour bepalen. Bij de aanvraag wordt de vergoeding per retour alsmede de bezoekfrequentie in het besluit vastgelegd en zal uitbetaling uitsluitend plaatsvinden aan de hand van een door belanghebbende ingeleverde bezoeklijst welke is afgegeven door de strafinrichting.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen (artikel 35 lid 1 WWB) en het (eventueel van toepassing zijnde) drempelbedrag (artikel 35 lid 2 WWB) in mindering gebracht. Zie voor de gemeentelijke beleidsregels inzake het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen en het al dan niet toepassen van het drempelbedrag paragraaf B7.3.
Vorm van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt verleend om niet.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
Naast de algemene verplichtingen (zie hoofdstuk B5) wordt op grond van artikel 55 WWB een bestedingsverplichting opgelegd. Tevens moeten vervoers- of bezoekbewijzen moeten worden overgelegd binnen 5 werkdagen na de aangevraagde bezoekdatum, ter controle van de bestedingsverplichting. Zie paragraaf B5.10 voor de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.
B058. Bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting
Wanneer iemand vanuit een Wwb-uitkering (tijdelijk) naar een inrichting vertrekt, is het uitgangspunt dat de uitkering na een periode van 4 weken wordt omgezet naar de norm zak en kleedgeld, tot die tijd wordt nog de ‘normale’ norm betaald (zie B6.8.4).
Het aanhouden van een woning kan in sommige gevallen noodzakelijk zijn. Hierbij dient wel altijd te worden beoordeeld of te verwachten is dat een betrokkene binnen een redelijke termijn (maximaal 6 maanden) terug zal keren naar de eigen woning. Indien niet de verwachting is dat deze terugkeer zal plaatsvinden, wordt geen bijzondere bijstand verleend.
Wanneer na een periode van zes maanden desondanks blijkt dat er nog geen terugkeer plaats zal vinden, wordt de bijzondere bijstand beëindigt. Hierop is alleen een uitzondering mogelijk op het moment dat er inmiddels een ontslagdatum is vastgesteld en deze binnen een half jaar is gesteld.