Organisatie | Wijk bij Duurstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Procedureverordening advisering tegemoetkoming in planschade 2012 |
Citeertitel | Procedureverordening advisering tegemoetkoming in planschade 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Planschade, ruimtelijke ordening |
Geen
Artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-11-2012 | Onbekend | 13-11-2012 De Wijkse Courant, www.wijkbijduurstede.nl | Onbekend |
In 2009 heeft de raad de “Procedureverordening advisering tegemoetkoming in planschade 2009” vastgesteld. Deze behoeft aanpassing op enkele ondergeschikte onderdelen. De overgangsbepalingen kunnen komen te vervallen. Daarnaast wordt voorgesteld om het drempelbedrag te verhogen naar € 500,-. Voor het overige blijft de verordening inhoudelijk ongewijzigd.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt dat bij gemeentelijke verordening regels moeten worden gegeven over de aanwijzing van een adviseur en de wijze waarop deze tot een advies komt. In dat kader heeft de raad in 2009 de “Procedureverordening tegemoetkoming in Planschade 2009” vastgesteld. In deze verordening zijn overgangsbepalingen opgenomen. Dit was noodzakelijk, omdat de oude procedureregeling uit 2005 nog van toepassing was op lopende planschadezaken (op grond van de oude WRO) en in enkele situaties die onder de overgangsbepalingen vielen. Inmiddels is in alle gevallen de Wro van toepassing, zodat deze overgangsbepaling niet meer van toepassing is. Deze kan dan ook komen te vervallen.
Volgens artikel 6.4 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening heffen burgemeester en wethouders van de aanvrager om planschade een recht ten bedrage van € 300,-. De wet biedt de mogelijkheid dat de gemeenteraad het drempelbedrag bij verordening met ten hoogste twee derde deel verhoogt, dan wel verlaagt. Voorgesteld wordt om het drempelbedrag te verhogen tot € 500,-.
Overwegingen die leiden tot het besluit
De huidige verordening is vastgesteld in 2009. De verordening is grotendeels gebaseerd op de modelverordening van de VNG. In de huidige verordening zijn overgangsbepalingen opgenomen. Dit was noodzakelijk, omdat de oude procedureregeling uit 2005 nog van toepassing was op lopende planschadezaken (op grond van de oude WRO) en in enkele situaties die onder de overgangsbepalingen vielen. Inmiddels is in alle gevallen de Wro van toepassing, zodat deze overgangsbepalingen niet meer van toepassing is. Deze kunnen dan ook komen te vervallen.
Volgens artikel 6.4 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening heffen burgemeester en wethouders van de aanvrager om planschade een recht ten bedrage van € 300,-. De aanvrager dient dit bedrag, hierna te noemen drempelbedrag, binnen vier weken op de gemeentelijke rekening of op een aangegeven plaats te storten, op straffe van het niet ontvankelijk verklaren van de aanvraag. De wet biedt in bovengenoemde bepaling de mogelijkheid dat de gemeenteraad het drempelbedrag bij verordening met ten hoogste twee derde deel verhoogt, dan wel verlaagt. Wijziging van het drempelbedrag is strikt facultatief: als de gemeenteraad daartoe niet overgaat, geldt onverkort het in de wet genoemd bedrag van € 300,-. Dit dient te worden vastgelegd in een gemeentelijke verordening (geen legesverordening, gelet op artikel 217 Gemeentewet). Overigens wordt het drempelbedrag gerestitueerd indien het verzoek om tegemoetkoming in planschade gegrond blijkt.
Het voorstel is om het drempelbedrag te verhogen tot € 500,- . Argumenten hiervoor zijn:
Het recht is nu bij lange na niet kostendekkend. Zo kost een planschadeadvies al snel
€ 1.500 – 2.000,- (dit is exclusief de kosten voor een eventuele taxatie). Daarnaast zijn er de kosten voor de ambtelijke inzet. Met de verhoging wordt bijgedragen aan verdere kostendekking;verhoging van het recht kan alleen bij verordening. Nu de verordening wordt aangepast, kan dit worden meegenomen;
bij planschadeclaims die deels of geheel gehonoreerd worden, vindt restitutie van het recht plaats. De burger is dus maar ten dele de "dupe" van verhoging van het recht. Gegronde claims worden niet geraakt door verhoging van het recht, maar er gaat hooguit een ontmoedigingseffect van uit naar lichtvaardige aanvragen om tegemoetkoming in planschade;
voor zover gesteld mocht worden dat een recht van € 500 drempelverhogend werkt, moet opgemerkt worden dat een drempel ook reeds in de wet zit. Artikel 6.2 Wro stelt het forfaitair maatschappelijk risico op 2% van de oorspronkelijke waarde van de onroerende zaak (of 2% van het oorspronkelijke inkomen). Overstijgt het planschadebedrag dit percentage niet, dan blijft schadebetaling achterwege.
De verordening treedt in werking nadat deze is gepubliceerd.
De bekendmaking wordt in de Wijkse Courant en op de gemeentelijke website gepubliceerd. Na de vaststelling van de verordening zal deze op de gemeentelijke website en op www.overheid.nl worden geplaatst en ter inzage worden gelegd.
De verordening biedt vooral een juridisch kader. De verhoging van het drempelbedrag naar
€ 500,- heeft uiteraard financiële consequenties.
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Procedureverordening advisering tegemoetkoming in planschade 2012
Het wettelijk recht als bedoeld in artikel 6.4, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening bedraagt € 500,-
Artikel 4. Opdrachtverstrekking
Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 5. Adviseur of adviescommissie
Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.
Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.
Artikel 6. Deskundigheid en onafhankelijkheid
Artikel 7. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie
Nadat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 4 heeft verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:
De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.
Artikel 8. Werkwijze adviseur of adviescommissie
De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.
Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet.
Indien een verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 7, tweede lid van deze verordening is ingediend, begint de in het zevende lid van dit artikel bedoelde termijn te lopen na de dag waarop door het college de beslissing op het verzoek om wraking is bekendgemaakt of, indien een andere adviseur wordt aangewezen, na de dag waarop deze door het college is aangewezen.
Toelichting procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade
Krachtens artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan degene die in de vorm van
inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal
lijden als gevolg van een planologische maatregel, op aanvraag een tegemoetkoming in
planschade worden toegekend, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de
aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming in planschade niet voldoende
Afdeling 6.1 (Tegemoetkoming in schade) van de Wro bevat bepalingen over het tijdstip
waarbinnen aanvragen moeten worden ingediend (artikel 6.1, vierde en vijfde lid, Wro), is
uitgewerkt welke schade in ieder geval voor rekening van de aanvrager dient te blijven
(artikel 6.2 Wro) en wordt ingegaan op zaken die het bestuursorgaan bij het nemen van een
beslissing op het aanvragen om een tegemoetkoming in planschade dient te betrekken
Artikel 6.1, derde lid, Wro stelt eisen aan de aanvraag om een tegemoetkoming, die op grond
van artikel 6.7 Wro in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn uitgewerkt. De regels in het Bro leiden tot een uniformering en standaardisering van regels omtrent de inrichting en behandeling en de wijze van beoordeling van een aanvraag om tegemoetkoming in schade. Onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) bestond de noodzaak dat iedere gemeente een regeling voor de behandeling van de planschadeverzoeken moest opstellen. De regeling met betrekking tot de behandeling van de aanvragen is nu terug te vinden in het Bro.
In het Bro zijn in afdeling 6.1 (Tegemoetkoming in schade) de vereisten voor het indienen
van een aanvraag, alsmede een aantal procedurevoorschriften en de regels voor het
aanwijzen van een adviseur opgenomen. Artikel 6.1.3.2 Bro verplicht het college een
adviseur aan te wijzen die advies uitbrengt over de op de aanvraag te nemen beslissing. In
artikel 6.1.3.3, eerste lid, Bro wordt voorgeschreven dat de gemeente een verordening moet
vaststellen over de wijze waarop een adviseur wordt aangewezen en de wijze waarop deze
tot een advies komt. In artikel 6.1.3.3, tweede lid, Bro wordt bepaald dat de verordening in
ieder geval betrekking moet hebben op:
Bij de definiëring van de begrippen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Wro en het
Bro en voor zover dit noodzakelijk werd geacht is een aanvulling gegeven. Voor een juiste
interpretatie van de verordening is naast raadpleging van artikel 1 kennisneming van de
algemene bepalingen in artikel 6.1.1.1 Bro van belang. Ten behoeve van de duidelijkheid
van de begrippen adviseur en adviescommissie is in deze verordening een van het Bro
afwijkende omschrijving van het begrip adviseur opgenomen. Het begrip gemeente is
afzonderlijk gedefinieerd om te verduidelijken dat indien de verordening het woord gemeente
gebruikt, het de gemeente betreft waar de aanvraag om tegemoetkoming in planschade is
Volgens artikel 6.4 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening heffen burgemeester en wethouders van de aanvrager om planschade een recht ten bedrage van € 300,-. De wet biedt de mogelijkheid dat de gemeenteraad het drempelbedrag bij verordening met ten hoogste twee derde deel verhoogt, dan wel verlaagt. Voorgesteld wordt om het drempelbedrag te verhogen tot € 500,-. Hiermee wordt men ontmoedigd om een lichtvaardige claim in te dienen. Als een verzoek om tegemoetkoming van schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt gehonoreerd, wordt het betaalde recht geheel terugbetaald.
Artikel 3. Indiening van de aanvraag
Een aanvraag wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier ‘Aanvraag om tegemoetkoming planschade’. De belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet ontvangen een afschrift van de aanvraag.
Artikel 4. Opdrachtverstrekking
Het college dient binnen twaalf weken een opdracht te verstrekken aan de adviescommissie,
tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 Bro of aan artikel 4:5 van de Algemene
wet bestuursrecht. Artikel 6.1.3.1, eerste lid, Bro geeft het college de bevoegdheid een
aanvraag binnen vier, dan wel acht weken indien de aanvrager eerst nog een termijn krijgt de
aanvraag aan te vullen, als kennelijk ongegrond af te wijzen. Artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bro
heeft betrekking op de bevoegdheid van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht waarbij een
onvolledige aanvraag verder buiten behandeling moet worden gelaten.
Volgens artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bro moet het besluit tot het niet in behandeling nemen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag aan de aanvrager worden medegedeeld. Voor zover de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, krijgt het college acht weken de tijd na het tijdstip waarop de termijn om de aanvraag aan te vullen is verstreken, om het besluit tot niet verdere behandeling van de aanvraag bekend te maken. De
laatstgenoemde beslistermijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Indien de
aanvraag kennelijk ongegrond wordt verklaard of buiten behandeling wordt gelaten, is de
verordening niet toepasselijk, tenzij de termijnen bedoeld in artikel 6.1.3.1 Bro worden
overschreden. In het laatste geval dienen niettemin één of meerdere adviseurs te worden
aangewezen en dient een opdracht te worden verstrekt.
De definitieve opdracht wordt niet eerder verstrekt dan nadat de termijn om te wraken is verstreken en er geen verzoeken tot wraking zijn ingediend, dan wel door het college afwijzend is beslist over een ingediend verzoek tot wraking.
Artikel 5. Adviseur of adviescommissie
Het college schakelt een adviseur of een adviescommissie in voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking. In dit artikel is bepaald in welke gevallen een adviseur of een adviescommissie dient te worden ingeschakeld en over welke deskundigheid een adviseur dient te beschikken.
Hoewel voor iedere aanvraag een aanwijzing van één of meerdere adviseurs noodzakelijk is, staat deze verordening er niet aan in de weg om telkens dezelfde adviseur(s) aan te wijzen.
In het eerste lid is bepaald dat de eerste adviseur wordt aangewezen die over voldoende
deskundigheid op het gebied van planschadeadvisering dient te beschikken. Afhankelijk van
de kennelijke oorzaak van de planschade kan een tweede en/of een derde adviseur worden
aangewezen die over specifieke deskundigheid op het gebied van planschade wegens
inkomensderving, onderscheidenlijk wegens waardevermindering van een onroerende zaak
als gevolg van een planologische verslechtering beschikt.
Het is aan het college van burgemeester en wethouders om, na advies te hebben ingewonnen bij de (eerste) adviseur, te beoordelen of deze (eerste) adviseur zelfstandig kan adviseren, of dat er gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag behoefte is een tweede en/of derde adviseur bij de opdracht te betrekken die beschikt over specifieke deskundigheid. Bij de aanwijzing van twee of meer adviseurs is er sprake van een adviescommissie (artikel 5, vijfde lid). De adviseurs dienen de in artikel 6.1.3.4 Bro genoemde zaken bij hun onderzoek te betrekken. Artikel 6.1.3.5, eerste lid, Bro bepaalt dat de adviseur of de adviescommissie zich door derden kan laten adviseren en bijstaan. Indien hiermee kosten zijn gemoeid is instemming van het college vereist.
Artikel 6. Deskundigheid en onafhankelijkheid
Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder a, Bro schrijft voor dat de verordening regels moet bevatten
over de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de adviseur. Om de deskundigheid van
de adviseurs te waarborgen is in het eerste lid bepaald dat het college alvorens zij tot
aanwijzing van een persoon als adviseur overgaat, kan verlangen dat deze persoon aantoont
op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 5,
tweede of derde lid, genoemde aspecten waarop hij of zij de aanvraag dient te beoordelen.
In aansluiting op artikel 3:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 6.1.1.1
onder c, Bro waaruit voortvloeit dat een adviseur niet werkzaam mag zijn onder
verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, wordt in artikel 6,
tweede lid, bepaald dat die adviseur eveneens niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Voorts bepaalt artikel 6, tweede lid, dat een adviseur niet
betrokken mag zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit
betreft deskundigen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de in het geding zijnde
planologische maatregel. In het bijzonder kan worden gedacht aan personen behorende tot
de risicoanalysecommissie die optreedt in het kader van planologische maatregelen.
Artikel 7. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing van adviseur of adviescommissie
Dit artikel bepaalt dat de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere
belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro schriftelijk op
de hoogte moeten worden gebracht van de aanwijzing van leden van de adviescommissie.
De aanwijzing dient schriftelijk bekend te worden gemaakt. Indien de aanvrager, eventuele
andere betrokken bestuursorganen of andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a,
tweede en derde lid, van de Wro zich niet kunnen verenigen met de aanwijzing van één of
meerdere leden is er de mogelijkheid om één of meerdere leden te wraken. Op verzoek van
de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen of andere belanghebbenden als
bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro kunnen één of meerdere leden
worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de vereiste
deskundigheid en onafhankelijkheid schade zou kunnen lijden. Genoemde partijen worden
gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld een verzoek tot wraking van één of
meerdere leden bij het college kenbaar te maken. Het college moet binnen twee weken na
het verstrijken van de termijn tot het indienen van een verzoek tot wraking beslissen.
Artikel 8. Werkwijze adviseur of adviescommissie
Dit artikel geeft de wijze weer waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken
bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde
lid, van de Wro onder verslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies
worden betrokken. Tevens worden de hiervoor geldende termijnen vastgelegd.
In het tweede en derde lid is bepaald dat vanuit de gemeente bijstand wordt verleend aan de
adviescommissie, door alle voorhanden zijnde informatie met betrekking tot de aanvraag om
tegemoetkoming in planschade ter beschikking te stellen. Daarnaast worden alle bescheiden
die naar het oordeel van de adviescommissie nodig zijn voor de beoordeling van de
aanvraag aan hen ter beschikking gesteld.
Het derde, vierde en vijfde lid bevatten regels over achtereenvolgens de hoorzitting, de
bezichtiging en de taxatie. Deze onderdelen behoeven niet afzonderlijk te worden
georganiseerd. Het is mogelijk om de hoorzitting te combineren met de bezichtiging en/of
taxatie. Volgens artikel 6.1.3.5, tweede lid, Bro mag van de bezichtiging worden afgezien,
indien uit de inhoud van de aanvraag aanstonds blijkt dat deze behoort te worden
Het concept advies dient binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht aan de
gemeente, aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere
belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro te worden
toegezonden. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd (achtste lid).
Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder e, Bro bepaalt dat de verordening aandacht moet schenken
aan de wijze waarop de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere
belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro bij de
opstelling van het advies moeten worden betrokken. De Nota van Toelichting bij het Bro
noemt als voorbeeld dat de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een
bepaalde periode op het concept advies te reageren (zie de Nota van Toelichting bij het Bro,
Stb. 2008, 145, p. 66). In dit kader bepaalt het negende lid dat de gemeente, de aanvrager,
eventuele andere bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a,
tweede en derde lid, van de Wro in de gelegenheid worden gesteld om binnen vier weken
schriftelijk op het concept advies te reageren. Het elfde en het twaalfde lid bepalen de termijnen voor het uitbrengen van het advies aan het college.