Organisatie | Uithoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid Uithoorn |
Citeertitel | Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-09-2007 | nieuwe regeling | 25-03-1999 - | BI 99.00170 |
gelet op de bepalingen over het op overeenstemming gericht overleg in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voorgezet onderwijs;
gezien het gevoerde overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen op 10 maart 1999;
In deze verordening wordt verstaan onder:
schoolbestuur: het bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal vootgezet onderwijs voor speciaal onderwijs, voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs voor algemeen voortgezet onderwijs voor voorbereidend beroepsonderwijs, die gelegen is op het grondgebied van de gemeente;
advies Onderwijsraad: het advies van de Onderwijsraad als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs;
Paragraaf 2.1 Overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid
Artikel 2 Functie overlegorgaan
In het overlegorgaan komen aan de orde:
de onderwerpen waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra de Wet op het voortgezet onderwijs;
Paragraaf 2.2 Voorbereiding overleg
Burgemeester en wethouders kunnen een voorbereidend overleg tussen vertegenwoordigers van de schoolbesturen en burgemeester en wethouders instellen dat voorafgaat aan het overleg in het overlegorgaan. Dit voorbereidend overleg wordt afgerond met een inventarisatie van de onderwerpen waarover al dan niet overeenstemming is bereikt. Per onderwerp wordt aangegeven of het gaat om een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a.
Paragraaf 2.3 Uitvoering overleg
Artikel 9 Advies Onderwijsraad
lndien een of meer schoolbesturen of burgemeester en wethouders een advies wensen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is, maken ze dit uiterlijk kenbaar in het overleg waarin het onderwerp in finale zin aan de orde is. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van het onderwerp waarover het advies wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen het onderwerp en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting van het onderwijs.
De wettelijke termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Onderwijsraad burgemeester en wefhouders uitnodigt het verzoek voor het uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens die hij nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld.
Burgemeester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van het uitgebrachte advies toe aan alle schoolbesturen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van het voorstel over een onderwerp waarover advies gevraagd, worden de schoolbesturen bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor nader overleg.
Artikel 10 Verslaglegging; informeren raad
Het overlegorgaan stelt het verslag vast. In afwijking hiervan kunnen burgemeester en wethouders spoedheidshalve het verslag ter commentaar toezenden aan de schoolbesturen. Binnen drie weken na de dag waarop het conceptverslag toegezonden, maken de schoolbesturen die deel hebben genomen aan het overleg schriftelijk hun opmerkingen over het concept van het verslag kenbaar. Burgemeester en wethouders stellen het verslag vast met inachtneming van de opmerkingen.
Burgemeester en wethouders brengen het verslag gelijktijdig met het voorstel over het onderwerp ter kennis van de raad. Voor zover burgemeester en wethouders afwijken van de tijdens het overleg naar voren gebrachte zienswijzen, wordt dit gemeld in het voorstel aan de raad. Daarbij geven zij de redenen aan van het niet of niet geheel overnemen van deze zienswijzen.
Indien uit het oordeel van de betrokken raadscommiss over het voorgenomen voorstel aan de raad over een onderwerp blijkt dat de meerderteid van de raadscommissie of een deel van de raadscommissie dat volgens burgemeester en wethouders geacht wordt een meerderheid in de raad te vetegenwoordigen, van oordeel is dat het voorstel inhoudelijk bijstelling behoeft, dan kan een heropening van het overleg plaatsvinden. Burgemeester en wethouders beslissen daarover. Zij heropenen het overleg in ieder geval indien de inhoudelijke bijstelling betrekking heeft op een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, waarover overeenstemming in het overlegorgaan was bereikt.
Indien burgemeesr en wethouders het overleg heropenen, dan roepen zij het overlegorgaan zo spoedig mogelijk bijeen, doch uiterlijk voor het moment waaarop de raad een definifief besluit neemt over het onderwerp; in dit overleg hebben de vertegenwoordigers de gelegenheid om hun zienswijze te geven op het oordeel van de raadscommissie. Burgemeester en wethouders informeren de raad over het resultaat van dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 10. De raad betrekt de in dit aanvullend veslag neergelegde zienswijzen bij zijn definitieve besluitvorming over het onderwerp.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad van Uithoorn van 25 maart 1999, nr. 9
desecretaris,de voorzitter,
(mr G. Roodhe) (mevr. H.L. Groen)
Toelichting op de verordening overleg lokaal onderwijsbeleid Uithoorn 1999
Hoewel de wet hiertoe niet verplicht, is het vanzelfsprekend dat voorafgaande aan de vaststeIling van de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid plaatsvindt met (de vertegenwoordigers van) de schoolbesturen. Dit "overleg over de overlegprocedure" is uiteraard niet gebonden aan de procedureregels uit de verordening. Centraal hierbij staat echter wel dat de gemeente Uithoorn de betrokken besturen voldoende gelegenheid biedt om hun inhoudelijk oordeel hierover te geven en vervolgens dit oordeel zwaar te laten wegen bij de uiteindelijke vaststelling van de verordening. Dit is vanuit de overweging dat een niet door alle betrokken partijen onderschreven overlegprocedure contraproductief kan werken in het latere inhoudelijke overleg dat op basis van deze procedure wordt gevoerd.
De term "schoolbesturen” omvat ook het bestuur van het openbaar onderwijs. Het is wenselijk om in het bestuurlijk overleg een zo helder mogelijk onderscheid aan te brengen in de verantwoordelijkheden van de gemeente als lokale overheid, respectievelijk bestuur van het openbaar onderwijs.
De wijze waarop het bestuur van het openbaar onderwijs vertegenwoordigd wordt in het overleg, is afhankelijk van de bestuursvorm (zie verder de toelichting op artikel 1 en 3).
De schoolbesturen die worden uitgenodigd voor het bestuurlijk overleg, zijn de bevoegde gezagsorganen van alle scholen die zijn gesitueerd op het grondgebied van de gemeente Uithoorn, en vallen onder de reikwijdte van een ondenverp van lokaal onderwijsbeleid waarop het overleg van toepassing is. Zo is bijvoorbeeld de bepaling over de vaststelling van het onderwijsachterstandenplan van toepassing op een op het grondgebied van de gemeente gelegen nevenvestiging van een school (zie artikel 166, vijfde lid Wpo). De verordening gaat uit van de territoriale werking van de regelgeving, dat wil zeggen dat alle rijksbekostigde scholen en nevenvestigingen die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente onder de werking van de verordening vallen.
Indien één of meerdere schoolbesturen dat wensen kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoeken om een advies uit te brengen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is (zie verder toelichting op artikel 2 en 9).
Artikel 2 Functie overlegorgaan
In het overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid wordt tussen de gemeente Uithoorn en alle schoolbesturen overleg gevoerd over de verschillende facetten van het lokaal onderw]sbeleid. Met de instelling van het overlegorgaan (het bestuurlijk overleg) wordt beoogd het wettelijk voorgeschreven overleg te institutionaliseren. Dit is gezien het feit dat dit overleg qua intensiteit en reikwijdte toeneemt door de decentralisatie van bepaalde onderwijstaken naar de gemeente.
Er is voor gekozen om de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid niet alleen te richten op de onderwerpen waarvoor wettelijk het op overeenstemming gericht overleg is voorgeschreven, maar te kiezen voor een brede opzet. Gezien de samenhang tussen de verschillende wetten en tevens uit oogpunt van harmonisatie en effectiviteit heeft een brede overlegprocedure de voorkeur. Zo kan de eventuele vaststelling van een verordening voor de materiële financiële gelijkstelling een onderwerp van overleg zijn, hoewel hierbij het voeren van op overeenstemming gericht overleg niet door de wetgever is voorgeschreven. Daarnaast is ervoor gekozen om het overleg niet op te splitsen naar onderwerp of schoolsoort: zo blijft de integraliteit van het beleid het best gewaarborgd. Dit laat onverlet dat gegeven de lokale behoefte de voorbereiding van het finale overleg plaats kan vinden in werkgroepen dan wel deeloverleggen. Ze kunnen ingericht zijn naar ondenverp (bijvoorbeeld onderwijshuisvesting of achterstandenbeleid) of schoolsoort (bijvoorbeeld primair onderwijs of voogezet onderwijs).
Het voorgeschreven op overeenstemming gericht overleg moet voldoen aan de wettelijke eisen. Ze hebben betrekking op het advies van de Ondenvijsraad (artikel 9). Op de onderwerpen waarvoor het op overeenstemming gericht oveeg in de wet is voorgeschreven, is dit aikel exclusief van toepassing.
De wetgever heeft met het op overeenstemming gericht overleg een “zwaarder" type van overleg willen
creëren om tot consensus te komen. Het gemeentebestuur kan immers door zijn wetteljke competenties dicht raken aan de autonomie van de scholen.
Het karakter van het finale brede overleg is te allen tijde bestuurlijk. Dit ter onderscheiding van het technisch getinte voorbereidend overleg (artikel 7) en het agendaoverleg (artikel 8). Het betreft immers een overleg tussen het gemeentebestuur en de schoolbesturen.
Artikel 3 Samenstelling overlegorgaan
Een schoolbestuur uiteraard vrij om al of niet deel te nemen in het overlegorgaan. Indien een bestuur daarin plaatsneemt, wijst het hiervoor maximaal twee vertegenwoordigers aan. Uiteraard dient de mogelijkheid te worden geboden dat de vertegenwoordigers, net zo goed als dat het geval zal zijn bij vertegenwoordigers van het gemeentebestuur, zich laten bijstaan door één of meer adviseurs. Het schoolbestuur bepaalt door wie het zich laat vertegenwoordigen. Dit kan door maximaal twee leden van het schoolbestuur zijn of door maximaal twee door het schoolbestuur gemandateerde leden van het management. De vertegenwoordiging hoeft overigens niet persoonsgebonden te zijn. Per onderwerp, bijvoorbeeld gelet op de portefeuilleoverleg of de affiniteit met het desbetreffende onderwerp, kan iemand anders worden afgevaardigd.
Voor een effectief overleg is het belangrijk dat de besturen hun vertegenwoordigers voldoende mandaat geven voor het voeren van het overleg (innemen standpunten/maken van afspreken). De gekozen formulering dat de vertegenwoordiger namens zijn bestuur deelneemt aan het overleg, is daarvan een uitdrukking.
Het mandaat van de vertegenwoordigers zal inhoudelijk doorgaans betrekking hebben op de standpuntbepaling over voorstellen die langs de reguliere weg zijn ingebracht in het overleg. Wanneer zich tijdens of vlak voor het overleg nieuwe omstandigheden aandienen, dan dient er uiteraard voldoende ruimte te zijn voor de vertegenwoordigers om tussentijds terug te kunnen koppelen naar de respectievelijke schoolbesturen of het college van burgemeester en wethouders.
Positionering openbaar onderwijs
De vertegenwoordiging van de door de gemeente instandgehouden scholen vindt plaats door voorzitter of secretaris van de bestuurscommissie of een andere door de bestuurscommissie aangewezen vertegenwoordiger.
Uit het tweede lid vloeit voort dat de raad de wettelijke opdracht tot het voeren van overleg delegeert aan burgemeester en wethouders door middel van afvaardiging van de portefeuillehouder onderwijs naar het overleg. De deelname aan het overleg van burgemeester en wethouders in de persoon van de direct verantwoordelijke portefeuillehouder benadrukt - ook vanuit de invarshoek van de lokale overheid het bestuurlijk karakter van het overleg.
Afhankelijk van het onderwerp van het overleg kunnen derden, niet te verwarren met de adviseurs van de gemeente of de schoolbesturen (zie de toelichting bij artikel 3), als deelnemer worden toegelaten tot het overleg. Denk bijvoorbeeld aan de schoolbegeleidingsdienst of een medewerker van een welzijnsinstelling.
Kenmerkend verschil tussen de positie van de schoolbesturen en deze derden is dat voor de laatsten de formule van het op overeenstemming gerlcht overleg in relatie tot het advies van de Onderwijsraad niet opgaat. Wel dienen de zienswijzen van de derden tot uiting te komen in het verslag van het overleg. Hierdoor kan de raad ook deze zienswijzen betrekken bij zijn definitieve besluitvorming over het betrokken onderwerp.
De strekking van dit artikel is dat in procedurele zin wordt gewaarborgd dat de schoolbesturen tijdig worden ingeschakeld in het traject dat moet leiden tot een besluit over een onderwerp, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, waarop het overleg van toepassing is. Hierbij is gekozen voor een termijn van minimaal drie weken om ook de schoolbesturen voldoende tijd te geven voor de voorbereiding van het overleg. Overigens mag, ingeval er gewerkt wordt met een voorbereidend overleg, ervan worden uitgegaan dat de besturen of de vertegenwoordigers van de besturen al in een eerder stadium op de hoogte zijn van de inhoud van de voorstellen.
Tevens kan in dit voorbereidend overleg worden vastgesteld wat het geschiktste tijdstip (voor schoolbestuurders meestal een tijdstip in de namiddag of avond) voor het bijeenroepen van het overleg is. Bij het ontbreken van vormen van vooroverleg spreekt het voor zich dat de gemeente zich ervan vergewist dat de geplande datum van het overleg een geschikt tijdstip is voor de andere overlegpartners.
De schoolbesturen die niet deel kunnen nemen aan het overleg, kunnen voor de datum van het overleg hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders.
De gemeente Uithoom is gehouden om een ‘aangekleed” voorstel toe te zenden. In de vorm van een toelichting wordt de overlegpartners inzicht gegeven in de achtergronden van het voorstel. Tevens dient te worden aangegeven of het overleg over het voorstel moet worden aangemerkt als een op overeenstemming gericht overleg.
De vertegenwoordigers van de schoolbesturen hebben uiteraard de mogelijkheid om ook zelf stukken in te brengen voor het overleg.
Indien het overleg wordt voorbereid (zie artikel 7), dan verdient het aanbeveling dat het voorstel ook vergezeld gaat van de uitkomst van dit vooroverleg bijvoorbeeld in de vorm van een inventarisatie van onderwerpen waarover wel of niet overeenstemming bestaat). De formulerlng dat het overleg op een bepaald tijdstip zal "aanvangen”, impliceert dat het overleg niet in één ronde behoeft te worden afgerond. Vaak zal het zo zijn dat voor het overleg meer dan één bijeenkomst nodig is. Er is in het model voor gekozen om deze optie van vervolgoverleg niet te binden aan nadere formele vereisten (behoudens de beschreven omstandigheden in artikel 9, zesde, en artikel 11 van het model) over de uitnodiging en toezending van stukken. De deelnemers kunnen hierover in het eerste overleg concrete afspraken maken die inspelen op de feitelijke situatie die zich op dat moment voordoet.
In formele zin zijn burgemeester en wethouders belast met het voeren van het secretariaat van het overlegorgaan. 0e praktijk is dat het secretarlaat - onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders - wordt verzorgd door een of meer gemeenteambtenaren. In Uithoorn zal een ambtenaar van de afdeling W&O voor de bestuursdienst, belast met aangelegenheden inzake het lokaal onderwijsbeleid, het secretariaat verzorgen. Het verdient aanbeveling om aan de vertegenwoordigers in het overleg duidelijk aan te geven wie feitelijk met het voeren van hel (uitvoerend) secretariaat is belast.
De praktijk laat vaak zien dat een overleg wordt voorafgaan door het nodige (technische) vooroverleg. Dit overleg heeft tot doel om onderwerpen in inhoudelijke en technische zin voor te bereiden voor de bespreking in het overlegorgaan. Zo wordt in de praktijk het Integraal Huisvestingsplan in een voorbereidend overleg met een afvaardiging van de betrokken schoolbesluren geactualiseerd.
De bereikte overeenstemming en overgebleven verschillen van inzicht in het vooroverleg vormen de
basis van het overleg in het overlegorgaan. De inventarisatie van de onderwerpen waarover al dan niet overeenstemmg is bereikt vormt een hulpmidddel voor een efficiënt overleg. In het kader van het overeenstemming gericht overleg richt de aandacht zich meestal op de nog resterende geschilpunten, waarbij in het kader van het op overeenstemming gerichte karakter van het overleg gestreefd moet worden naar een oplossing, Dit neemt niet weg dat in het overleg tevens een inhoudelijke discussie kan pIaatsvinden over de onderwerpen waarover, blijkens de inventarisatie, wet overeenstemming bestond in het voorbereidend overleg.
Er van afgezien om het voeren van het voorbereidend overleg te binden aan procedurele voorschriften. Afhankelijk van de omvang van de problematiek dient dit overleg met een grote mate van flexibliteit te kunnen worden ingericht en gevoerd. Het voorbereidend overleg kan bijvoorbeeld per onderwerp of schoolsoort plaatsvinden. Deze flexibiliteit geldt ook voor de wijze van vertegenwoordiging (ambtelijk dan wel op bestuurlijk niveau).
Burgemeester en wethouders kunnen dit voorbereidend overleg instellen. Zij doen dit uiteraard in nauw overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.
In het agendaoverleg kan onderzocht worden welke onderwerpen op welk tijdsfip in het op overeenstemming gericht overleg aan de orde kunnen komen en welke ondenwerpen op welk tijdstip in andere vormen van overleg.
De ratio is om te komen tot een vroegtijdige afstemming op bestuurlijk niveau van welke zaken er in de tijd bezien aan de orde zullen komen. Alle partners kunnen dan in de planning van hun werkzaamheden hiermee rekening houden.
Het bovensande gebeurt uit een oogpunt van planmatig werken. Dit laat onverlet dat tijdens het ovedeg in het overlegorgaan de agenda op verzoek van een of meer vertegenwoordigers kan worden aangepast.
Burgemeester en wethouders stellen dit overleg in. Zij doen dit, evenals bij het voorbereidend overleg, in samenspraak met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.
Artikel 9 Advies Onderwijsraad
Dit artikel betreft de rol van de Onderwijsraad. Daar waar het lokaal onderwijsbeleid inzake huisvesting, schoolbegeleiding, achterstandenbeleid en OALT (Onderwijs in Allochtone Levende Talen) de grondwettelijke vriheid van richting en vrijheid van inrichting van het onderwijs raakt, kan de Onderwijsraad in beeld komen. Niet als geschillenbeslechter, maar als adviseur van de lokale overheid. Maar wel, wanneer een schoolbestuur zich beroept op strijdigheid met deze grondwettelijke aspecten van onderwijsvrijheid, in de vorm van een verplichting voor de gemeente om advies te vragen. De wetgever beperkt de formulering doelbewust tot de vrijheid van richting en inrichting. Het aspect van de bekostiging van het openbaar en bijzonder onderwijs naar dezelfde maatstaf (gelijke behandeling) is daarbij niet genoemd. Mocht een gemeente echter een ongerechtvaardigd onderscheid aanbrengen tussen bijzonder en openbaar onderwijs en daardoor scholen voor bijzonder onderwijs vanwege hun bijzonder zijn achterstellen bij openbaar onderwijs, dan handelt deze gemeente in strijd met de vrijheid van richting en inrichting. Er wordt immers een inbreuk gemaakt op de wezenlijke aard van de bijzondere school. Een schoolbestuur kan via deze invalshoek de gemeente verzoeken om advies te vragen van de Onderwijsraad.
Artikel 9 geeft in procedurere zin aan op welke wijze een of meer overlegpartners, schoolbesturen en gemeentebestuur, kenbaar moeten maken dat ze de Onderwijsraad willen inschakelen voor een advies over aspecten aangaande een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is. Uitgangspunt daarbij is dat de partij die om advies verzoekt, inhoudelijk en gemotiveerd aangeeft wat de relatie is tussen deze aspecten en de vrijheid van richting of vrijheid van inrichting. Dit gebeurt uiterlijk in het overleg dat is bestemperd als het laatste, afrondende overleg over het desbetreffende onderwerp. Het is aan te bevelen om het finale karakter van het overleg te vermelden in de uitnodiging. Zowel de schoolbesturen als burgemeester en wethouders zijn gebonden aan dit uiterste moment (zie artikel 9, eerste lid).
Tevens is er voorzien dat in het overleg van gedachten kon worden gewisseld over de inhoud van het verzoek aan de Onderwijsraad. Dit is tegen de achtergrond dat iedereen erbij gebaat is dat er minimaal duidelijkheid bestaat over de beweegredenen van een, meer of alle partijen om zich tot de Onderwijsraad te wenden. Deze gedachtewisseling laat uiteraard het recht van een individueel schoolbestuur of de gemeente onverlet om de Ondenwijsraad in te schakelen, ook wanneer de andere overlegpartners daaraan geen behoefte hebben. Daarnaast zal ook de Onderwijsraad in het kader van zijn advisering geïnformeerd willen worden over de (mogelijk afwijkende) zienswijzen van alle patners uit het overleg.
Burgemeester en wethouders dienen het verzoek om advies in bij de Onderwijsraad. Zij doen dit uiterlijk twee weken na afloop van het overleg. Deze termijn is opgenomen vanwege het feit dat de wet met het oog op een goede procesgang voorschrijft dat in de gemeentelijke verordening wordt opgenomen vanaf wanneer en tot welk moment het gemeentebestuur de Onderwijsraad kan verzoeken een advies uit te brengen.
De adviestermijn bedraagt er weken. De wettelijke bepalingen geven aan dat de termijn van vier weken wordt opgeschort indien de Onderwijsraad op redelijke gronden aanvullende gegevens nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak (zie het vierde lid). Bij de formulering van de opschaling van de termijn is aangesloten bij artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat artikel bevat een regeling voor opschorting van de termijn bij de aanvraag van een beschikking.
De woorden “nodig voor een goede vervulling van diens taak” maken duidelijk dat de Onderwijsraad gemotiveerd zal moeten aangeven welke gegevens hij nod heeft. De Onderwijsraad zal alleen aanvullende gegevens kunnen opvragen voor zover die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van het advies.
Verder bepaalt de wet dat de gemeenteraad geen besluit neemt over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is alvorens de termijn is verstreken waarbinnen de Onderwijsraad advies moet uitbrengen.
In het zesde lid wordt bepaald in welke situatie er in ieder geval nader overleg plaatsvindt over het advies van de Onderwijsraad. Dit is aan de orde wanneer de Onderwiisraad adviseert om inhoudelijke wijzigingen aan te brengen in het voorstel over het desbetreffende onderwerp. In alle andere gevallen maken burgemeester en wethouders de afweging of nader overleg noodzakelijk is. In het model is voor deze formule gekozen in plaats van voor de benadering om ongeacht de strekking en inhoud van het advies standaard te bepalen dat nader overleg plaatsvindt over het uitgebrachte advies. Er kunnen zich namelijk situaties voordoen waarin een dergelijk nader overleg geen toegevoegde waarde heeft, bijvoorbeeld wanneer het advies het voorstel van burgemeester en wethouders onderschrijft. Uiteraard is er niets op tegen wanneer op lokaal niveau hierbij een andere benadering wordt gevolgd, zoals het standaard uitgaan van een nader overleg of het bijeenroepen van een overleg indien een of meer overlegpartners naar aanleiding van het toegezonden afschrift van het advies hierom vragen binnen een bepaalde periode.
Overigens wordt nog opgemerkt dat de wetteljke bepalingen over de advisering van de Onderwijsraad niets voorschrijven over een overlegmogelijkheid zoals hiervoor is beschreven. Er wordt bepaald dat de Onderwijsraad advies uitbrengt aan de gemeenteraad. Het advies wordt vervolgens bekendgemaakt, tezamen met het besluit over het onderwerp waarop het overleg van toepassing is.
Om te voorkomen dat eventueel nader overleg over het uitgebrachte advies tot een te grote vertraging in
het besluitvormingsproces leidt, is in het zesde lid uitgegaan van een vrij korte termijn waarbinnen een dergelijk overleg plaats zal dienen te vinden. Om hierbij problemen voorkomen verdient het aanbeveling om aan de vooravond van de indiening van het verzoek om advies met de daarbij behorende stukken bil de Onderwiisraad alvast in onderling overleg enkele data te reserveren voor een eventueel nader overleg.
Op de advisering door de Onderwijsraad is hetgeen in algemene zin over advisering is geregeld in de Awb van toepassing. In dit verband met name het bepaalde in artikel 3:6, tweede lid, artikel 3:7 en artikel 4:20 van belang. Zo kan op grond van artikel 3:6 de gemeenteraad een besluit nemen over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is indien de Onderwijsraad het advies niet binnen vier weken uitbrengt. Op grond van artikel 3:7 is de gemeenteraad gehouden om, al dan niet op verzoek, de gegevens beschikbaar te stellen die de Onderwijsraad nodig heeft voor het uitbrengen van het advies. Wanneer de gemeenteraad afwijkt van het advies van de Onderwijsraad, worden ingevolge artikle 4:20 de redenen daarvan vermeld in de motivering. (In de derde tranche van de Awb worden de bepalingen aangaande motivering verplaatst naar afdeling 3.7.)
Artikel 10 Verslaglegging; informeren raad
De raad zal bij zijn besluitvorming over het onderwerp waarop het overleg van toepassing is de argumenten en zienswijzen moeten wegen die in het overleg naar voren zijn gebracht. Hiertoe is het van belang dat de raad zich een duidelijk beeld kan vormen van de inhoud en strekking van hetgeen tijdens en voor het overleg is aangevoerd. De raad wordt hierover op de hoogte gebracht via toezending van het verslag van het overleg.
In het verslag wordt per onderwerp aangegeven of het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is. Daarnaast wordt per onderwerp aangegeven in hoeverre er in het overlegorgaan overeenstemming over het onderwerp is bereikt.
Het verslag bevat uiteraard de zienswijzen die door de verschillende deelnemers ( vertegenwoordigers van schoolbesturen, derden en de gemeente) zijn ingebracht. Voor zover deze zienswijzen niet of niet geheel zijn overgenomen in het voorstel dat aan de raad is voorgelegd, wordt hiervan in het betrokken raadsvoorstel melding gemaakt door burgemeester en wethouders. Daarbij wordt ook aangegeven op welke gronden burgemeester en wethouders tot het desbetreffende oordeel zijn gekomen.
De uitkomst van het overleg vormt een belangk gegeven in de verdere besluitvormingsprocedure (raadscommissie en raad) over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is.
In het voorstel van burgemeester en wethouders is aangegeven op welke wijze is omgegaan met de gebrachte zienswiizen. Indien er in het verdere besluitvormingsproces signalen komen dat venmoedelijk wordt afgeweken van het voorstel van burgemeester en wethouders en dat daarmee de uitkomst van het overleg in een ander licht komt te staan, komt de vraag aan de orde of de mogelijkheid moet worden geboden om over de gewijzigde situatie het overleg te heropenen. Een eventueel hernieuwd overleg is in dit artikel gekoppeld aan het resultaat van de bespreking van het voorstel van burgemeester en wethouders in de raadscommissie waarin onderwijsaangelegenheden aan de orde komen. hdien de raadscommissie of een deel daarvan dat een meerderheid vertegwoordigt in de raad aanleiding ziet voor een standpunt om te komen tot inhoudelijke bijstellingen in het voorstel van burgemeester en wethouders, dan kan dit aanleiding zijn om het overleg bijeen te roepen.
In één geval moeten burgemeester en wethouders het overleg heropenen, namelijk indien dit oordeel betrekking heeft op inhoudelijke onderdelen van het voorstel waarover in het op overeenstemming gericht overleg overeenstemming was bereikt. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze consensus een zwaarder gewicht kan hebben dan een bereikte overeenstemming over een onderwerp waarover de wetgever geen op overeenstemming gericht overleg heeft voorgeschreven.
Er kunnen zich in dit laatste geval naar aanleiding van de behandeIing de raadscommiss verschillende situaties voordoen:
Over (onderdelen van) het voorstel dat burgemeester en wethouders hebben ingebracht bestond in het overleg volledige overeenstemming. Het afwijkende meerderheidsstandpunt van de raadscommissie daarover betekent dus ook een afwijking van de bereikte consensus in het overleg. In een dergelijk geval heropenen burgemeester en wethouders het overleg. Het spreekt voor zich dat het daarbij dient te gaan om aspecten met een zekere importantie. Vandaar dat gekozen voor de formulering dat het moet gaan om een "inhoudelijke" bijstelling. Het zou bijvoorbeeld overdreven zijn om voor kleine technische bijstellingen een bestuurlijk overleg bijeen te roepen.
De afwijkende visie van de raadscommissie strookt met de afwijkende zienswijzen zoals gezamenlijk door de vertegenwoordigers van de schoolbesturen zijn ingebracht in het overleg. In een dergelijke situatie lijkt het opnieuw bijeenroepen van het overleg niet noodzakelijk, tenzij burgemeester en wethouders dit dienstig vinden voor hun standpuntbepaling over het meerderheidsstandpunt van de raadscommissie.
De afwijkende visie van de raadscommissie strookt met de zienswijze zoals die door een deel van de schoolbesturen in het overleg naar voren is gebracht. In deze sitituatie kan het bijeenroepen van het overleg gewenst zijn in verband met de positie van de schoolbesturen die hun zienswijze niet gehonoreerd zien. Burgemeester en wethouders bezien de noodzaak daartoe.
Het voordeel van de in artikel 11 neergelegde procedure is dat het gemeentelijk besluitvormingsproces voortgang kan vinden zonder het gewicht van het overleg geweld aan te doen. Het voorstel van burgemeester en wethouders, al dan niet bijgesteld naar aanleiding van de behandeling in de raadscommissie, kan namelijk doorgaan naar de raad. Het resultaat van het heropende overleg kan vervolgens ter kennis worden gebracht van de raad. Dit resultaat wordt door de raad betrokken bij de uiteindelijke besluitvorming. Dit positioneert de raad ook als hoogste bestuursorgaan in de gemeente, die alles afwegend een finale beslissing neemt.
Artikel 12 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet
Wanneer de verordening voor het overleg in bepaalde zaken niet voorziet, dan nemen burgemeester en wethouders een beslissing. Aangezien dergelijke besIissingen (de inrichting van) het overleg raken, is erin voorzien dat B en W hierover met de andere partijen overleggen. Daaruit zou bijvoorbeeld kunnen blijken dat het wenselijk wordt geacht om:
Artikel 13 Citeertitel; inwerkingtreding
Bij de inwerkingtreding van de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid dient de verordening procedure overleg huisvesting te worden ingetrokken. Zoals bij artikel 2 al is vermeld, is gekozen voor een brede overlegverordening waaronder ook het overleg over de inhoud van de verordening voor de onderwijshuisvesting is begrepen.