Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deurne

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deurne november 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDeurne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deurne november 2012
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deurne november 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-11-201201-01-2013nieuwe regeling

07-11-2012

www.deurne.nl

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deurne november 2012

 

 

Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: de Verordening Wmo gemeente Deurne 2012;

    • b.

      Pgb: persoonsgebonden budget;

    • c.

      HbH: hulp bij het huishouden;

    • d.

      Budgethouder: persoon aan wie pgb is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het pgb verschuldigd is;

    • e.

      Eigen bijdrage: een door het Centraal Administratie Kantoor vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Deurne van toepassing zijn;

    • f.

      Eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Deurne van toepassing zijn. Het college heeft vaststelling en inning van de eigen bijdrage gemandateerd aan het Centraal Administratie Kantoor.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven in lid 1 hebben dezelfde betekenis als de begrippen in de verordening, de Wet maatschappelijke ondersteuning en /of de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 3.

    Alle bedragen die in dit besluit worden genoemd zijn netto bedragen inclusief BTW, tenzij anders vermeld.

Hoofdstuk 2
Bijzondere regels over het pgb
Artikel 2 Verstrekking
  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een pgb vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Een pgb wordt alleen verstrekt:

a.aan de aanvrager die recht heeft op een individuele voorziening;

b.in verband met een individuele voorziening waarvoor ook een natura verstrekking mogelijk is;

c.indien hiertegen geen overwegende bezwaren bestaan.

  • 3.

    Gelet op lid 2 onder c wordt een pgb niet verstrekt indien:

a.het ernstige vermoeden bestaat dat aanvrager een pgb niet besteedt aan datgene waarvoor het gegeven is. Dit vermoeden bestaat in ieder geval ten aanzien van de aanvrager van wie in het verleden misbruik of oneigenlijk gebruik van het pgb is vastgesteld;

  • b.

    de aanvrager naar het oordeel van het college niet in staat is om het pgb op een verantwoorde wijze te beheren. Een pgb wordt in beginsel niet verstrekt aan de persoon:

  • 1.

    die verkeert in staat van faillissement als bedoeld in de Faillissementswet;

  • 2.

    die twee of meer schulden heeft waarvoor geen betalingsregeling is getroffen;

  • 3.

    die wegens schuldenproblematiek wordt begeleid door de gemeente of een dienstverlenende instantie;

  • 4.

    ten aanzien van wie door de rechter een schuldsanering is vastgesteld op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

  • 5.

    die onder curatele is gesteld, tenzij de curator zich bereid verklaart het pgb te beheren;

  • 6.

    wiens goederen onder bewind zijn gesteld, tenzij de bewindvoerder zich bereid verklaart het pgb te beheren;

  • 7.

    die naar het oordeel van het college, gelet op in de persoon gelegen factoren, naar verwachting niet in staat zal zijn het pgb op een verantwoorde wijze te beheren;

  • c.

    de verwachting bestaat dat binnen afzienbare tijd een vervanging van de voorziening nodig is dan wel de verwachting is dat de voorziening kortdurend wordt gebruikt. Wat heeft te gelden als “afzienbare tijd” of “kortdurend” hangt mede af van het type voorziening in relatie tot de gebruikelijke afschrijvingsduur. De restrictie voor verstrekking pgb zoals verwoord in dit onderdeel c heeft geen betrekking op de voorziening hulp bij het huishouden.

  • d.

    de toekenning van een pgb het voortbestaan van het collectieve voorziening (individueel verstrekt) in gevaar kan brengen.

  • 4.

    Indien een pgb wordt geweigerd ingevolge lid 3 van dit artikel, maar aan de overige criteria voor toekenning van een individuele voorziening wordt voldaan ingevolge artikel 22 van de verordening, wordt een voorziening in natura verstrekt.

Artikel 3 Omvang pgb
  • 1.

    Het pgb wordt zo vastgesteld dat de aanvrager daarmee een voorziening kan

    kopen of huren die gelijkwaardig is aan een voorziening in natura. In de regel is het pgb gelijk aan het bedrag dat het college aan haar leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening inclusief kosten van onderhoud, reparatie en eventuele kosten verbonden aan een verplichte WA-verzekering. Voor wat betreft de looptijd van het pgb c.q. de afschrijvingsduur wordt aansluiting gezocht bij de afschrijvingstermijn zoals die wordt gehanteerd door de leveranciers met wie de gemeente een contract heeft.

  • 2.

    Indien de budgethouder het beheer over het aan hem toegekende pgb overlaat aan een derde, komen de eventuele kosten van dit beheer voor rekening van de budgethouder. Deze kosten mogen dus niet ten laste van het pgb worden gebracht.

  • 3.

    Lid 1 geldt niet ten aanzien van pgb voor hulp bij het huishouden.

a.Voor bepaling van de hoogte van het pgb voor hulp bij het huishouden geldt onderstaande tabel:

 

Inzet hulp door:

Hoogte Pgb

Pgb basistarief

voor hbh1

Particuliere hulp of zelfstandige

125% minimumloon incl. vakantiegeld/-uren =

€ 12,78 euro per uur

Pgb hbh2 tarief

Particuliere hulp of zelfstandige

150% minimumloon incl. vakantiegeld/-uren =

€ 15,33 euro per uur

Pgb extra tarief hbh 1 en hbh2

Erkende zorgaanbieder

Gelijk aan laagste tarief zorg in natura =

HbH1: € 21,09 euro per uur

HbH 2: € 22,43 euro per uur

  • b.

    De vaststelling van een pgb voor hulp bij het huishouden is afgestemd op de geïndiceerde tijd. Afronding op hele of halve uren danwel anderszins vindt niet plaats.

  • c.

    De tarieven zoals genoemd in dit lid onder sub a worden jaarlijks per 1 januari aangepast op basis van het op dat moment geldende wettelijk minimumloon of het tarief voor zorg in natura. De normbedragen gelden vervolgens voor het volledige kalenderjaar.

Artikel 4 Uitbetaling
  • 1.

    Na verzending van de beschikking,wordt het pgb ineens ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager of degene die als diens wettelijke vertegenwoordiger optreedt.

  • 2.

    In geval van hulp bij het huishouden wordt, na overlegging van de schriftelijke zorgovereenkomst, het pgb per kwartaal bij vooruitbetaling verstrekt.

Artikel 5 Verantwoording
  • 1.

    Als een pgb wordt aangewend voor de koop of huur van een voorziening legt de budgethouder, op schriftelijk verzoek daartoe van het college, verantwoording af aan het college door, binnen de door het college gestelde termijn, bewijsstukken over te leggen over de besteding van het pgb. De volgende bewijsstukken dienen door de budgethouder overgelegd te kunnen worden:

-de factuur van de voorziening (op naam van budgethouder);

-bewijs van betaling of huur van de aangeschafte voorziening;

-overige in de beschikking genoemde bescheiden die het college voor de verantwoording noodzakelijk acht.

  • 2.

    Als een pgb wordt aangewend voor hulp bij het huishouden legt de budgethouder, op schriftelijk verzoek daartoe van het college, verantwoording af aan het college. De budgethouder dient binnen de door het college gestelde termijn de volgende bescheiden over te leggen:

  • -

    de overeenkomst met de hulpverlener of zorgaanbieder;

  • -

    verantwoording van geleverde en uitbetaalde uren zorg;

  • -

    overige in de beschikking genoemde bescheiden die het college voor de verantwoording noodzakelijk acht

  • 3.

    Indien de budgethouder het beheer over het aan hem toegekende pgb overlaat aan een derde, komen de eventuele kosten van dit beheer voor rekening van de budgethouder. Zie hiertoe ook artikel 3 lid 2 van dit besluit.

  • 4.

    In het kader van de verantwoording dient iedere budgethouder gedurende 2 jaar na afloop van de looptijd van het pgb de bewijsstukken te bewaren en beschikbaar te houden voor college.

Hoofdstuk 3
Bijzondere regels over de financiële tegemoetkoming
Artikel 6 Verstrekking
  • 1.

    De individuele voorzieningen die verstrekt kunnen worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming zijn:

  • a.

    woningaanpassing;

  • b.

    woningsanering;

  • c.

    tijdelijke huisvesting;

  • d.

    verhuis- en inrichtingskosten;

  • e.

    bezoekbaar maken van een woning niet zijnde het hoofdverblijf;

  • f.

    vervoerskosten;

  • g.

    sportvoorziening.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming bestaat uit een:

  • a.

    afgestemd bedrag (bedrag gebaseerd op werkelijke kosten) of

  • b.

    een gemaximeerde bijdrage (een forfaitair bedrag).

Artikel 7 Uitbetaling
  • 1.

    Uitbetaling van de tegemoetkomingen zoals benoemd in artikel 6 lid 1 sub a tot en met e. vindt plaats na overlegging van de bewijsstukken waaruit realisatie blijkt van de gemaakte kosten (art. 6 lid 1 sub a, b en e) c.q. de situatie waarvoor de tegemoetkoming is verstrekt (art. 6 lid 1 sub c en d).

  • 2.

    Ten aanzien van vervoerskosten (artikel 6 lid 1 sub f), vindt betaling plaats:

-per jaar, in geval van tegemoetkoming voor gebruik eigen auto. Betaling vindt plaats na verzending van de beschikking.

-na indiening declaraties in geval van tegemoetkoming voor gebruik taxi / rolstoeltaxi. Declaratie door belanghebbende en betaling nadien door gemeente vindt plaats op kwartaalbasis.

  • 3.

    Uitbetaling van tegemoetkoming voor sportvoorziening (artikel 6 lid 1 sub g) vind plaats ineens na verzending van de beschikking, door storting op de rekening van de aanvrager of degene die als diens wettelijke vertegenwoordiger optreedt.

Artikel 8 Verantwoording

Verantwoording van de financiële tegemoetkoming dient als volgt plaats te vinden:

  • a.

    In geval van de voorzieningen zoals genoemd in artikel 6 lid 1 sub a tot en met e vindt verantwoording plaats door overlegging van gespecificeerde facturen en nota’s;

  • b.

    Bij de verstrekking van een tegemoetkoming zoals benoemd in artikel 6 lid 1 sub f, vindt verantwoording als volgt plaats:

  • -

    geen verantwoording behoeft plaats te vinden i.g.v. verstrekking tegemoetkoming kosten eigen auto;

  • -

    in geval van gebruik taxi / rolstoeltaxi door overlegging van op naam gestelde facturen van het taxibedrijf;

  • c.

    In het kader van de verantwoording dient belanghebbende, in geval van een tegemoetkoming voor een voorziening zoals benoemd in artikel 6 lid 1 sub h, gedurende 2 jaar na afloop van de looptijd van de tegemoetkoming bewijsstukken te bewaren en beschikbaar te houden voor college.

Artikel 9 Terugbetaling bij verkoop woning
  • 1.

    De eigenaar die een financiële tegemoetkoming heeft ontvangen die leidt tot een waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereedmelding van de voorziening deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te worden terugbetaald.

  • 2.

    Terugbetaling bij verkoop als bedoeld in lid 1 dient volgens het volgende afschrijvingsschema te worden terugbetaald:

  • a.

    voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

  • b.

    voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde

  • c.

    voor het derde jaar 60% van de meerwaarde

  • d.

    voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde

  • e.

    voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde

Hoofdstuk 4
Eigen bijdragen en eigen aandeel
Artikel 10 Omvang van eigen bijdrage en eigen aandeel
  • 1.

    De persoon aan wie een individuele voorziening in natura of in de vorm van een pgb is verleend is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2.

    De persoon aan wie een individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verleend is een eigen aandeel verschuldigd.

  • 3.

    Het bepaalde in lid 1 en lid 2 blijft buiten toepassing indien:

  • a.

    de voorziening bestaat uit een rolstoel (waaronder ook een sportrolstoel is begrepen);

  • b.

    de voorziening collectief vraagafhankelijk vervoer betreft;

  • c.

    de voorziening bedoeld is voor een belanghebbende jonger dan 18 jaar. Zodra de jongere evenwel 18 jaar wordt, is hij vanaf dat moment, met uitzondering van de situaties genoemd onder sub a en b, een eigen bijdrage dan wel een eigen aandeel verschuldigd.

  • 4.

    De hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1 lid 1 van het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning en bedraagt nooit meer dan:

  • a.

    de kostprijs van de voorziening;

  • b.

    de hoogte van het verstrekte pgb;

  • c.

    de hoogte van de verstrekte financiële tegemoetkoming.

  • 5.

    Omvang eigen bijdrage of eigen aandeel:

  • a.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 18,00 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven €22.905,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden een dertiende deel van 15% bedraagt.

  • b.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 18,00 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven €16.007,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden een dertiende deel van 15 % bedraagt.

  • c.

    Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,80 per vier weken, terwijl het percentage van hun gezamenlijk inkomen boven € 28.306,-dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden een dertiende deel van 15% bedraagt.

  • d.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 22.319,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden een dertiende deel van 15 % bedraagt.

  • 6.

    De termijn van de inning van de eigen bijdrage en/of eigen aandeel is:

  • a.

    39 periodes van 4 weken bij de verstrekking van een bouwkundige of woontechnische voorziening van een woning;

  • b.

    39 periodes van 4 weken bij de verstrekking van een roerende voorziening in eigendom;

  • c.

    In de gevallen zoals niet benoemd onder sub a. en b. is de termijn van inning:

  • -

    gelijk aan de looptijd van een voorziening in natura;

  • -

    gelijk aan de verstrekkingduur van een periodiek pgb;

  • -

    gelijk aan de looptijd die in de toekenningbeschikking van het pgb voor een voorziening is vermeld.

  • 7.

    De inning van de eigen bijdrage of eigen aandeel stopt bij overlijden van belanghebbende.

  • 8.

    Vaststelling en inning van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt gedaan door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

Hoofdstuk 5
Hulp bij het huishouden
Artikel 11 Vormen van hulp bij het huishouden
  • 1.

    De door het college ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening bestaat uit:

    • a.

      hulp bij het huishouden in natura of

    • b.

      een pgb te besteden aan hulp bij het huishouden. Zie hiertoe hoofdstuk 2 van dit besluit.

  • 2.

    De voorziening die de gemeente kan verstrekken voor de hulp bij huishouden bestaat uit 2 onderdelen:

  • a.

    HBH 1: Huishoudelijke werkzaamheden.

    De uit te voeren werkzaamheden bestaan onder andere uit de volgende onderdelen:

    I licht huishoudelijk werk: stof afnemen, kamers opruimen, afwas;

    II zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen wc/badkamer, ramen wassen, bedden verschonen;

    III verzorging textiel/kleding/linnengoed (wassen en strijken);

    IV huishoudelijke verzorging rondom planten en huisdieren;

    V boodschappen voor het dagelijkse leven.

  • b.

    HBH 2: Organisatie van het huishouden

De werkzaamheden zoals benoemd onder HbH1, aangevuld met onderstaande taken:

I maaltijdverzorging (voorbereiden voor het koken, serveren, tafel dekken, opruimen, ook broodmaaltijden);

II kinderen helpen met zelfverzorging;

III organisatie van het huishouden;

IV instructie en aanleren van huishoudelijke taken.

  • 3.

    Voor de vaststelling van de indicatie worden de volgende protocollen gehanteerd:

  • a.

    Indicatieprotocol gemeente Deurne

  • b.

    Protocol Gebruikelijke zorg gemeente Deurne

Hoofdstuk 6
Woonvoorzieningen
Artikel 12 Type woonvoorzieningen
  • 1.

    Een woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

  • a.

    woningaanpassing;

  • b.

    woningsanering;

  • c.

    tijdelijke huisvesting;

  • d.

    verhuis- en inrichtingskosten;

  • e.

    bezoekbaar maken van een woning niet zijnde het hoofdverblijf.

  • 2.

    Een woonvoorziening kan bestaan uit een voorziening in natura of een pgb in geval van trapliften en roerende woonvoorzieningen.

Artikel 13 Financiële tegemoetkoming en pgb woonvoorzieningen
  • 1.

    a. De financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • b.

    Voor een aantal voorzieningen,- zoals benoemd op de lijst die als bijlage is toegevoegd aan dit besluit -, wordt, in afwijking van hetgeen gesteld onder sub a., het bedrag van de financiële tegemoetkoming gerelateerd

    aan de werkelijke kosten tot een maximum van het bedrag zoals genoemd in de bijlage.

  • 2.

    In relatie tot lid 1 onder a van dit artikel komen alleen de kosten van de navolgende bouwkundige- of woontechnische woningaanpassing voor vergoeding in aanmerking:

  • a.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten vergoed.

  • b.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.

  • c.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste € 1500,00 excl. BTW.

    Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • d.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2 procent van de aanneemsom.

  • e.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

  • f.

    De verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting.

  • g.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • h.

    De kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en voor advisering over de te treffen aanpassing.

  • i.

    De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

  • 3.

    Afschrijvingstermijnen woningaanpassing

  • a.

    De hoogte van de tegemoetkoming zoals genoemd in lid 1 onder a en b wordt, indien sprake is van vervanging, gerelateerd aan de gangbare afschrijvingstermijn zoals die geldt voor het betreffende product. Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt vastgesteld naar rato van de leeftijd van het product dat vervangen dient te worden (in hele jaren) afgezet tegen de gangbare afschrijvingstermijn.

  • b.

    Voor wat betreft de vaststelling van een gangbare afschrijvingstermijn, wordt aansluiting gezocht bij Beleid huurverhoging na woningverbetering versie 2011 van de Huurcommissie.

  • 4.

    Woningsanering

  • a.

    Voor wat betreft de hoogte van tegemoetkoming voor woningsanering, te weten het vervangen van zachte door harde vloerbedekking en / of vervanging van stoffering, wordt aansluiting gezocht bij de werkelijke kosten met een maximum van de bedragen zoals genoemd in Prijzengids Nibud.

  • b.

    Gelijk een woningaanpassing wordt voor wat betreft de vaststelling van de tegemoetkoming rekening gehouden met afschrijving. De systematiek zoals benoemd in lid 3 onder a. geldt ook voor woningsaneringen.

  • 5.

    Kosten van tijdelijke huisvesting

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag. De maximale duur gedurende welke een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.

  • 6.

    De financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt

    € 3.000,-.

  • 7.

    Bezoekbaar maken van woning

Een woonvoorziening kan worden getroffen voor het bezoekbaar maken van één woning indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer, één toilet en de buitenruimte behorende bij het hoofdverblijf kan bereiken. De tegemoetkoming is gebaseerd op de werkelijke kosten maar bedraagt maximaal € 5.000,00.

8.Een persoonsgebonden budget voor voorzieningen zoals benoemd in artikel 12 lid 2 wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst compenserende voorziening. Zie ook artikel 3 lid 1 van dit besluit.

Hoofdstuk 7
Vervoersvoorziening
Artikel 14 Financiële tegemoetkoming vervoerskosten
  • 1.

    Indien er een contra-indicatie bestaat voor gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer dan kan een gemaximeerde financiële tegemoetkoming verstrekt worden als individuele vervoersvoorziening

  • 2.

    De gemaximeerde financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen auto bedraagt € 800,-.

  • 3.

    Indien belanghebbende aangewezen is op vervoer uitsluitend per taxi dan wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt die afgestemd is op de daadwerkelijke kosten met een maximum van € 5.000,- per jaar in geval van een reguliere taxi en € 6.000,- voor een rolstoeltaxi.

  • 4.

    Indien belanghebbende voor de korte en middenlange afstanden gebruik kan maken van een scootmobiel, dan wordt de financiële tegemoetkoming in beginsel vastgesteld op 50% van de in lid 2 en 3 genoemde bedragen, tenzij blijkt dat belanghebbende met een halvering van de tegemoetkoming niet afdoende gecompenseerd wordt.

  • 5.

    Inwoners, woonachtig in een AWBZ-instelling of in een woonvorm daarmee vergelijkbaar, kunnen in beginsel aanspraak maken op een vergoeding welke 50% bedraagt van de in dit artikel genoemde bedragen, tenzij blijkt dat belanghebbende met een halvering van de tegemoetkoming niet afdoende gecompenseerd wordt.

Hoofdstuk 8
Sportvoorziening
Artikel 15 Sportvoorziening
  • 1.

    Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als een gemaximeerde financiële tegemoetkoming.

  • 2.

    Het bedrag van deze financiële tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijke kosten van de voorziening tot een maximum van € 2.500,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

  • 3.

    Voor de sportrolstoel is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 4.

    Indien de sportvoorziening 3 jaar na verstrekking nog adequaat is, kan een tegemoetkoming voor onderhoud van de voorziening verstrekt worden in plaats van verstrekking van een nieuwe voorziening.

Hoofdstuk 9
Slotbepalingen
Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit besluit, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 16 november 2012.

  • 2.

    Op aanvragen die zijn ingediend vóór 16 november 2012 zijn de bepalingen van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deurne 2012 van toepassing.

Artikel 18 Intrekking oude regeling

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deurne 2012 wordt ingetrokken met ingang van 16 november 2012.

Artikel 19 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deurne november 2012.