Organisatie | Uithoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand 2007 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand Gemeente Uithoorn 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2007 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 10-05-2007 Nieuwe Meerbode, 30-05-2007 | 2007, RV07.14 |
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 maart 2007
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18 van de Wet Werk en Bijstand:
Vast te stellen de volgende verordening:
Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand 2007 Gemeente Uithoorn
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1: begripsomschrijving
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);
b. algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;
c. bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;
d. bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;
e. langdurigheidstoeslag: de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 5, onderdeel e, van de wet;
f. afstemming: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, eerste lid van de wet;
g. benadelingsbedrag: het netto bedrag aan bijstand dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting ingevolge de wet ten onrechte is verleend, dan wel de netto bijstand waarop de belanghebbende aanspraak kan maken doordat hij een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.
Artikel 2: het besluit tot afstemming
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag of nadien tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel bij de beschikking vastgestelde of uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening de bijstand of de langdurigheidstoeslag verlaagd.
Artikel 3: afzien van het verlagen
Het college ziet af van het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag indien:
b. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet toegepast na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 4: verlagen van de bijstandsnorm, bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag
In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag indien:
a. een belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet; of
Artikel 5: ingangsdatum en tijdvak
Indien het besluit tot afstemming voor de 20ste van een maand bekend wordt gemaakt, kan de verlaging worden toegepast over diezelfde kalendermaand. Wordt het besluit tot afstemming na de 20ste aan de belanghebbende bekendgemaakt, dan kan de verlaging eerst worden toegepast over de eerstvolgende kalendermaand.
Indien de verlaging als bedoeld in de artikelen 8, 9 en 12 van deze verordening niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd, omdat het recht op bijstand wordt beëindigd, wordt het resterende deel van de verlaging ten uitvoer gelegd indien de belanghebbende binnen één jaar na de bekendmaking van het besluit tot afstemming opnieuw bijstand aanvraagt.
Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 6: indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet wel of niet onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
a. Het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering;
Artikel 7: de hoogte en duur van de verlaging
De duur van de verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit tot verlaging met toepassing van dit hoofdstuk, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging in dezelfde of een hogere categorie. Met een besluit tot verlaging wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 3, tweede lid van deze verordening en het besluit om te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, zoals bedoeld in het vierde lid van dit artikel;
Het college kan bij een derde en volgende verwijtbare gedraging binnen twaalf maanden na de bekendmaking van het laatste besluit tot verlaging met toepassing van dit artikel, de verlaging op een hoger bedrag vaststellen en/of de duur van de verlaging verlengen. Bij herhaald verwijtbaar gedrag van dezelfde of een hogere categorie kan het college de bijstand voor onbepaalde tijd weigeren.
Het college kan afzien van het verlagen van de bijstand als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of het niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 3 Het niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 8: het niet of te laat verstrekken van gegevens zonder dat hierdoor teveel bijstand is verstrekt.
Indien de belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand niet, of niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt, onverminderd artikel 2, tweede lid, de bijstandsnorm gedurende een maand met 10% verlaagd.
De duur van de verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit tot afstemming met toepassing van dit artikel, opnieuw schuldig maakt aan een als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit tot verlaging wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 3, tweede lid van deze verordening, en het besluit om te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, als bedoeld in het vierde lid van dit artikel.
Het college kan bij een derde en volgende verwijtbare gedraging binnen twaalf maanden na de bekendmaking van het laatste besluit tot verlaging met toepassing van dit artikel, de verlaging op een hoger bedrag vaststellen en/of de duur van de verlaging verlengen. Bij herhaald verwijtbaar gedrag kan het college de bijstand voor onbepaalde tijd weigeren.
Het college kan afzien van het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of het niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 9: het niet of onjuist verstrekken van inlichtingen waardoor teveel bijstand is verstrekt
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de bijstand, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.
De duur van de verlaging als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit tot verlaging met toepassing van dit artikel, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging. Met een besluit tot verlaging wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
Het college kan bij een derde en volgende verwijtbare gedraging binnen twaalf maanden na de bekendmaking van het laatste besluit tot verlaging met toepassing van dit artikel, de verlaging op een hoger bedrag vaststellen en / of de duur van de verlaging verlengen. Bij herhaald verwijtbaar gedrag kan het college de bijstand voor onbepaalde tijd weigeren.
Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging
Artikel 10: tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien de belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt de bijstand of langdurigheidstoeslag verlaagd, naar gelang de hoogte van het benadelingsbedrag.
Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging vastgesteld op:
b. 100% van het benadelingsbedrag, tenzij het inkomen van belanghebbende hierdoor langdurig veel lager zou zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm minus de verlaging die het college zou toepassen indien de belanghebbende algemene bijstand aanvraagt voor de kosten waarvoor hij aanspraak had kunnen maken op een voorliggende voorziening;
d. 50% van de bijstandsnorm gedurende een maand indien belanghebbende de hem opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet niet nakomt.
Artikel 11: zeer ernstige misdragingen
Gedragingen van de belanghebbende waarmee deze zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën.
Artikel 12: de hoogte en duur van de verlaging
De duur van de verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit tot verlaging met toepassing van het eerste lid, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging. Met een besluit tot verlaging wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 3, tweede lid van deze verordening.
Het college kan bij een derde en een volgende verwijtbare gedraging binnen twaalf maanden na de bekendmaking van het laatste besluit tot verlaging met toepassing van het eerste lid, de verlaging op een hoger bedrag vaststellen en/of de duur van de verlaging verlenging. Bij herhaald verwijtbaar gedrag kan het college de bijstand voor onbepaalde tijd weigeren.
Artikel 13: cumulatie van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en de duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld;