Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen |
Citeertitel | Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-10-2015 | Onbekend | 05-09-2012 Gemeenteblad 2012-071 | Raadsvoorstelnummer 107/2012 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Gemeentelijk register: een gemeentelijk register peuterarrangementen ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit en de rechtszekerheid van de peuterarrangementen alsmede ten behoeve van het toezicht op en de handhaving van de bij of krachtens deze afdeling gestelde regels. Het gemeentelijk register dient tevens ten behoeve van raadpleging door ouders die voornemens zijn een peuterarrangement af te nemen, teneinde te beoordelen of zij voor een peuterarrangement in een bepaalde voorziening in aanmerking kunnen komen voor peutertoeslag;
VVE-programma: Een erkend voorschools programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2 jaar en 4 maanden tot 4 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut;
De in de verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.
Een ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente Nijmegen heeft aanspraak jegens het college op een peutertoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten aan de kinderopvangvoorziening, indien het betreft een peuterarrangement in een voorziening die is opgenomen in het gemeentelijk register.
Indien een voorziening voor peuterarrangement wordt verwijderd uit het gemeentelijk register, geldt de in het eerste lid bedoelde voorwaarde van opname in het gemeentelijk register niet gedurende een in de beleidsregels te bepalen uitlooptermijn voor ouders die reeds een peuterarrangement afnamen bij die voorziening, voorafgaand aan de uitschrijving.
Een ouder heeft voor een kalenderjaar geen aanspraak op een peutertoeslag, indien en voor zover de ouder in dat jaar in aanmerking komt voor een kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, ten behoeve van een peuterarrangement.
§ 3. SOCIAAL-MEDISCHE INDICATIE (SMI)
Artikel 9 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:
§ 4. BEPALINGEN OMTRENT DE PEUTERTOESLAG EN DE TEGEMOETKOMING OP GROND VAN SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE
Artikel 13 Ingangsdatum van de peutertoeslag en tegemoetkoming
In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie verleend met ingang van de datum genoemd in het positieve besluit zoals bedoeld in artikel 9 aanhef en onder a, met dien verstande dat de ingangsdatum niet kan liggen voor de datum van ingang van opvang.
Artikel 17 Het besluit tot vaststelling van de peutertoeslag en tegemoetkoming
De ouder verstrekt binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor peutertoeslag of tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang of peuterarrangementen over het voorbije kalenderjaar en de andere gegevens die het college nodig heeft om het recht vast te stellen.
Artikel 21 Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan de houder van een geregistreerd kinderdagverblijf subsidie verlenen voor de uitvoering van een VVE-programma.
De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het aantal doelgroepkinderen dat van het kinderdagverblijf gebruik maakt.
Artikel 24 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de VVE-subsidie bevat in ieder geval de geldigheidsduur van de toekenning.
De Verordening wet kinderopvang (2010) blijft van toepassing op aanvragen op grond van sociaal medische indicatie gedaan voor 1 januari 2013. Voorts blijft de oude verordening van toepassing op tegemoetkomingen op basis van artikel 1.22 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen tot de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen in die wet waarmee de tegemoetkomingen voor de doelgroepen van artikel 1.22 bij de belastingdienst worden ondergebracht (Kamerstuk 33212, nr. 2).
Artikel 29 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet
Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 32 Intrekken oude verordening
De Verordening Wet kinderopvang (2010) wordt, onverminderd artikel 28, ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening, zoals bedoeld in artikel 31.
De begripsbepalingen in artikel 1 en 2 van de Wet kinderopvang en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.
Ouders waarvan het kind gebruik maakt van een peuterarrangement kunnen in aanmerking komen voor een gemeentelijke bijdrage in de kosten, de peutertoeslag. Deze peutertoeslag wordt enkel verstrekt als gebruik wordt gemaakt van een peuterarrangement van een aanbieder die is opgenomen in het gemeentelijk register peuterarrangementen, hetgeen enkel gebeurt als hij voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen.
De peutertoeslag is bedoeld om de toegankelijkheid van peuterarrangementen voor alle peuters te borgen. Als ouders gebruik kunnen maken van een tegemoetkoming van de Belastingdienst in de kosten van kinderopvang, is de toegankelijkheid reeds geborgd. Deze ouders komen dan ook niet in aanmerking voor een peutertoeslag.
Artikel 4 Hoogte van de peutertoeslag
De hoogte van de peutertoeslag is afhankelijk van de kosten voor ouders voor gebruik van het peuterarrangement, maar ook van het inkomen van de ouder. Er is sprake van een inkomensafhankelijke bijdrage. Voor ouders waarvan het kind tot de VVE-doelgroep behoort, houden we de ouderbijdrage laag. Ook dit is derhalve van belang. Een kind behoort tot de VVE-doelgroep als uit indicatie blijkt dat het een (potentiële) ontwikkelingsachterstand heeft.
Lid 2 stelt een maximumtarief dat de gemeente hanteert voor de peuterarrangementen. Aanbieders mogen peuterarrangementen wel duurder maken, maar voor de kosten die boven dit bedrag uitkomen wordt geen peutertoeslag meer verstrekt. Deze hogere kosten komen geheel voor rekening van de ouder.
Een aanvraag voor de toekenning van een peutertoeslag moet worden ingediend bij het college. Deze aanvraag dient aan een aantal eisen te voldoen, die worden genoemd in artikel 5.
Artikel 6 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als een peutertoeslag wordt verstrekt, wordt in de beschikking aangegeven voor welke periode de peutertoeslag wordt verstrekt. Deze periode zal over het algemeen lopen totdat het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt.
De bepalingen uit deze verordening over de peutertoeslag worden door het college uitgewerkt in Beleidsregels Wet kinderopvang.
Een aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie moet worden ingediend bij het college. In de procedure gaat de aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie vooraf aan de aanvraag voor een tegemoetkoming, maar in de praktijk zullen de aanvragen vaak gelijktijdig worden ingediend. Ook de besluiten over de toekenning van een sociaal-medische indicatie en de verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen in één beschikking worden opgenomen. Wel moet de juiste volgorde in acht worden genomen: eerst het besluit over de aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie en vervolgens het besluit over de verstrekking van een tegemoetkoming.
Artikel 9 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking aangegeven hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk wordt geacht. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor de aanvraag voor een tegemoetkoming van de gemeente. Bovendien moet in het besluit de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Het kan gaan om een geldigheidsduur voor een beperkte termijn, maar ook om een geldigheidsduur voor onbepaalde tijd. In het indicatieadvies zal hierover ook een uitspraak moeten worden gedaan.
Het college neemt het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies. Dit advies is niet bindend. Dit betekent dat het college van dat advies kan afwijken. Als het college een beschikking geeft die afwijkt van het uitgebrachte advies, zal het college de redenen voor de afwijking in de beschikking moeten motiveren (3:50 Awb). De motiveringverplichting geldt vooral voor het geval waarin een positief advies wordt gegeven en het college een afwijzend besluit neemt.
Dit artikel bevat twee weigeringsgronden. De weigeringsgrond onder a geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang of op grond van een andere regeling aanspraak kunnen doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.
De weigeringsgrond onder b zal nog nader gespecificeerd worden.
De bepalingen uit deze verordening over SMI worden door het college uitgewerkt in Beleidsregels Wet kinderopvang.
De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang
De gemeente Nijmegen heeft in de verordening een beslistermijn van 8 weken, na ontvangst van alle benodigde gegevens, opgenomen. Deze termijn kan eventueel worden verlengd met 4 weken. Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal er naar moeten streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen. Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.
Artikel 14 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming..
Artikel 15 Omvang van de peutertoeslag en tegemoetkoming
Voor kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie , moet voor deze beoordeling een advies worden aangevraagd bij een door het college aan te wijzen instantie.
Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels neerlegt hoe het wil omgaan met zijn bevoegdheid. Op deze wijze wordt deze beoordeling zoveel mogelijk geobjectiveerd.
De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele jaar betreft).
De gemeente betaalt de peutertoeslag en de tegemoetkoming uit aan de aanbieder van het kindercentrum. De ouder dient, al dan niet op verzoek van het kindercentrum, de gemeente te machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Zo kan het college bepalen dat er alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau. Het college zou zo’n voorschrift kunnen stellen wanneer er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang.
Artikel 18 Verrekening met de voorschotten
Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming/peutertoeslag. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen.
Artikel 19 De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking
Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:
Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming/peutertoeslag heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Hieronder wordt op de maatregel nader ingegaan.
Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming
In de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden: a. de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld en b. de situatie waarin de tegemoetkoming wel is vastgesteld.
Ad a. de tegemoetkoming is nog niet vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb)
Zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld kan het college de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming wijzigen, indien:
De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Opschorten van de bevoorschotting (artikel 4:56 Awb)
Het college hoeft niet te wachten met het treffen van een maatregel tot dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is ingetrokken of gewijzigd. Het college kan al eerder besluiten de betaling van de tegemoetkoming op te schorten. Op grond van artikel 4:56 Awb kan het college de verplichting tot betaling van een voorschot opschorten met ingang van de dag waarop het college aan de ouder schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming in te trekken of te wijzigen. Deze opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Ad b. de tegemoetkoming is wel vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidievaststelling (artikel 4:49 Awb)
Ook als de tegemoetkoming is vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming te wijzigen. Het gaat om de volgende gevallen:
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouder terugvorderen.
Het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de ouder wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd worden vermeld.
Artikel 21 Subsidiabele activiteiten
Een aanbieder van een kinderdagverblijf kan een subsidie ontvangen voor de uitvoering van voorschoolse educatie (VVE) op zijn kinderdagverblijf. Deze subsidie kan alleen worden ontvangen als doelgroepkinderen gebruik maken van de voorziening.
De hoogte van de VVE-subsidie is gerelateerd aan het aantal kinderen dat gebruik maakt van een kinderdagverblijf.
De aanvraag voor een VVE-subsidie bevat minimaal het VVE-programma dat de aanbieder wil gaan inzetten, informatie over het aantal doelgroepkinderen dat gebruik maakt van de voorziening en de begroting voor het programma.
Artikel 24 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als een VVE-subsidie wordt verstrekt, wordt in de beschikking aangegeven voor welke periode deze wordt verstrekt.
De bepalingen uit deze verordening over VVE-subsidie worden door het college uitgewerkt in Beleidsregels Wet kinderopvang.
Ingevolge de Awb is de gemeenteraad bevoegd een subsidieplafond te bepalen. Door de bepaling op te nemen dat een subsidieplafond wordt vastgesteld voor peutertoeslag en VVE en te bepalen dat de hoogte van de toeslag wordt vastgesteld door de raad bij de jaarlijkse begroting, is aan de voorwaarden van de Awb voldaan.