Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen
CiteertitelVerordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-10-2015Onbekend

05-09-2012

Gemeenteblad 2012-071

Raadsvoorstelnummer 107/2012

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen

 

 

§ 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen

Artikel 1 Definities

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de adoptief- of pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een subsidie op grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft;

    • c.

      peuterarrangement: een arrangement voor kinderen van 2 en 3 jaar gericht op het in staat te stellen van ouders om arbeid en zorg te combineren, ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;

    • d.

      beleidsregels: de Beleidsregels Voorschoolse voorzieningen, zoals door het college vast te stellen;

    • e.

      Gemeentelijk register: een gemeentelijk register peuterarrangementen ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit en de rechtszekerheid van de peuterarrangementen alsmede ten behoeve van het toezicht op en de handhaving van de bij of krachtens deze afdeling gestelde regels. Het gemeentelijk register dient tevens ten behoeve van raadpleging door ouders die voornemens zijn een peuterarrangement af te nemen, teneinde te beoordelen of zij voor een peuterarrangement in een bepaalde voorziening in aanmerking kunnen komen voor peutertoeslag;

    • f.

      VVE-programma: Een erkend voorschools programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2 jaar en 4 maanden tot 4 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut;

    • g.

      doelgroepkinderen: Kinderen die in aanmerking komen voor een VVE-programma, op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie`en woonachtig in de gemeente Nijmegen;

    • h.

      peutertoeslag: Een financiele bijdrage van de gemeente in de kosten van peuterarrangementen;

    • i.

      VVE-locatie: een peuterarrangement waar VVE wordt aangeboden, die mede gefinancierd wordt met een aanbodsubsidie van de gemeente;

    • j.

      SMI: Sociaal medische indicatie. Op basis van een sociaal medische indicatie kunnen ouders een tegemoetkoming krijgen in de kosten van kinderopvang indien kinderopvang noodzakelijk is voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind, tot het kind naar de basisschool kan.

  • 2.

    De in de verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.

§ 2. PEUTERTOESLAG

Artikel 2 Aanspraak

  • 1.

    Een ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente Nijmegen heeft aanspraak jegens het college op een peutertoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten aan de kinderopvangvoorziening, indien het betreft een peuterarrangement in een voorziening die is opgenomen in het gemeentelijk register.

  • 2.

    Een ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze verordening geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.

  • 3.

    De peutertoeslag wordt uitbetaald aan de kinderopvangaanbieder, die de voorziening exploiteert waar de ouder gebruik van maakt.

  • 4.

    Indien een voorziening voor peuterarrangement wordt verwijderd uit het gemeentelijk register, geldt de in het eerste lid bedoelde voorwaarde van opname in het gemeentelijk register niet gedurende een in de beleidsregels te bepalen uitlooptermijn voor ouders die reeds een peuterarrangement afnamen bij die voorziening, voorafgaand aan de uitschrijving.

Artikel 3 Weigeringsgrond

Een ouder heeft voor een kalenderjaar geen aanspraak op een peutertoeslag, indien en voor zover de ouder in dat jaar in aanmerking komt voor een kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, ten behoeve van een peuterarrangement.

Artikel 4 Hoogte van de peutertoeslag

  • 1.

    De hoogte van de peutertoeslag is afhankelijk van:

  • a.

    de draagkracht, en

  • b.

    of het kind behoort tot de doelgroep voor VVE, en

  • c.

    de kosten van het peuterarrangement per kind die worden bepaald door het aantal uren peuterarrangement per kind in het berekeningsjaar en de voor dat peuterarrangement te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag bedoeld in het tweede lid.

  • 2.

    De uurprijs die bij de hoogte van de peutertoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij de beleidsregel vast te stellen bedrag niet te boven.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van een peutertoeslag bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam en adres van de ouder

    • b.

      indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner

    • c.

      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft

    • d.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag, zoals opgenomen in de beleidsregels

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier

  • 3.

    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van een peutertoeslag is geldig voor zolang het kind behoort tot de leeftijdsgroep en voldoet aan de eisen van artikel 2 tot en met 4 van deze verordening.

Artikel 7 Overig

Het college stelt nadere regels vast omtrent de aanvraag en verstrekking van de peutertoeslag.

§ 3. SOCIAAL-MEDISCHE INDICATIE (SMI)

Artikel 8 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam en adres van de ouder

    • b.

      indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner

    • c.

      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft

    • d.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag, zoals opgenomen in de beleidsregels

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier

  • 3.

    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 9 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:

  • a.

    de geldigheidsduur van de indicatie

  • b.

    de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht

  • c.

    de ingangsdatum van de tegemoetkoming

Artikel 10 Weigeringsgronden

Het college weigert de noodzaak van kinderopvang van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien:

  • a.

    de ouder en de partner een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangen of kunnen ontvangen; of:

  • b.

    de ouder of de partner geen lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking hebben; of geen kind hebben waarbij is vastgesteld dat kinderopvang noodzakelijk is voor een goede en gezonde ontwikkeling.

Artikel 11 Overig

Het college kan regels vaststellen over de wijze waarop de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld.

§ 4. BEPALINGEN OMTRENT DE PEUTERTOESLAG EN DE TEGEMOETKOMING OP GROND VAN SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE

Artikel 12 Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 13 Ingangsdatum van de peutertoeslag en tegemoetkoming

  • 1.

    Het college verleent de peutertoeslag, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, met ingang van de datum waarop deze is aangevraagd, met dien verstande dat de ingangsdatum niet kan liggen voor de datum van ingang van het peuterarrangement.

  • 2.

    Het college kan besluiten af te wijken van het bepaalde in lid 1.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie verleend met ingang van de datum genoemd in het positieve besluit zoals bedoeld in artikel 9 aanhef en onder a, met dien verstande dat de ingangsdatum niet kan liggen voor de datum van ingang van opvang.

Artikel 14 De periode waarvoor de peutertoeslag en tegemoetkoming worden verleend

  • 1.

    Het college verleent de peutertoeslag voor de periode bedoeld in artikel 6.

  • 2.

    Het college verleent de tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie voor de periode bedoeld in artikel 9 aanhef en onder a.

  • 3.

    In afwijking van de eerste twee leden kan het college de peutertoeslag of tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 15 Omvang van de peutertoeslag en tegemoetkoming

  • 1.

    Het college verleent de peutertoeslag voor 6 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar als het een kind betreft dat 2 jaar oud is en 9 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar als het een kind betreft dat 3 jaar oud is.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid verleent het college de peutertoeslag voor 12 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar, indien het kind behoort tot VVE-doelgroep, zoals omschreven in de beleidsregels.

  • 3.

    Het college verleent de tegemoetkoming aan een ouder als bedoeld in paragraaf 3 voor de omvang als bedoeld in artikel 9 aanhef en onder b.

Artikel 16 De bevoorschotting

  • 1.

    De peutertoeslag en tegemoetkoming worden in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Artikel 17 Het besluit tot vaststelling van de peutertoeslag en tegemoetkoming

  • 1.

    De ouder verstrekt binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor peutertoeslag of tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang of peuterarrangementen over het voorbije kalenderjaar en de andere gegevens die het college nodig heeft om het recht vast te stellen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college een andere termijn bepalen.

  • 3.

    Het college stelt de tegemoetkoming of peutertoeslag vast binnen acht weken na ontvangst van de gegevens zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 18 Verrekening met de voorschotten

De peutertoeslag of tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 19 De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking

De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking, zoals vastgesteld op 5 oktober 2011, en eventuele opvolgers daarvan, is niet van toepassing op de peutertoeslag en de tegemoetkoming.

§ 5 VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 20 Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming of peutertoeslag.

  • 2.

    De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming of de peutertoeslag van de gemeente van belang zijn.

§ 6 VVE-SUBSIDIE

Artikel 21 Subsidiabele activiteiten

Het college kan aan de houder van een geregistreerd kinderdagverblijf subsidie verlenen voor de uitvoering van een VVE-programma.

Artikel 22 Hoogte

De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het aantal doelgroepkinderen dat van het kinderdagverblijf gebruik maakt.

Artikel 23 De aanvraag

  • 1.

    In aanvulling op de Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking moet de aanvraag om subsidieverlening voorzien zijn van:

    • a.

      een opgave van het aantal kinderen en doelgroepkinderen voor wie de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd;

    • b.

      een beschrijving van het VVE-programma zoals bedoeld in artikel 24;

    • c.

      de exploitatiebegroting van de aanvrager.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

Artikel 24 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de VVE-subsidie bevat in ieder geval de geldigheidsduur van de toekenning.

Artikel 25 Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking

De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking, zoals vastgesteld op 5 oktober 2011, en eventuele opvolgers daarvan, zijn van toepassing op de VVE-subsidie.

Artikel 26 Overig

Het college stelt nadere regels vast omtrent de aanvraag en verstrekking van de VVE-subsidie.

§ 7 Subsidieplafond

Artikel 27 Subsidieplafond

Voor de peutertoeslag en de VVE-subsidie geldt een gezamenlijk subsidieplafond. De hoogte van het subsidieplafond wordt jaarlijks door de raad vastgesteld bij de begroting. Het college stelt in de beleidsregels vast volgens welke criteria het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

§ 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 28 Overgangsrecht

De Verordening wet kinderopvang (2010) blijft van toepassing op aanvragen op grond van sociaal medische indicatie gedaan voor 1 januari 2013. Voorts blijft de oude verordening van toepassing op tegemoetkomingen op basis van artikel 1.22 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen tot de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen in die wet waarmee de tegemoetkomingen voor de doelgroepen van artikel 1.22 bij de belastingdienst worden ondergebracht (Kamerstuk 33212, nr. 2).

Artikel 29 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet

Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 30 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 31 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 32 Intrekken oude verordening

De Verordening Wet kinderopvang (2010) wordt, onverminderd artikel 28, ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening, zoals bedoeld in artikel 31.

Artikel 35 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

De begripsbepalingen in artikel 1 en 2 van de Wet kinderopvang en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

Peutertoeslag

Artikel 2 Aanspraak

Ouders waarvan het kind gebruik maakt van een peuterarrangement kunnen in aanmerking komen voor een gemeentelijke bijdrage in de kosten, de peutertoeslag. Deze peutertoeslag wordt enkel verstrekt als gebruik wordt gemaakt van een peuterarrangement van een aanbieder die is opgenomen in het gemeentelijk register peuterarrangementen, hetgeen enkel gebeurt als hij voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen.

Artikel 3 Weigeringsgrond

De peutertoeslag is bedoeld om de toegankelijkheid van peuterarrangementen voor alle peuters te borgen. Als ouders gebruik kunnen maken van een tegemoetkoming van de Belastingdienst in de kosten van kinderopvang, is de toegankelijkheid reeds geborgd. Deze ouders komen dan ook niet in aanmerking voor een peutertoeslag.

Artikel 4 Hoogte van de peutertoeslag

De hoogte van de peutertoeslag is afhankelijk van de kosten voor ouders voor gebruik van het peuterarrangement, maar ook van het inkomen van de ouder. Er is sprake van een inkomensafhankelijke bijdrage. Voor ouders waarvan het kind tot de VVE-doelgroep behoort, houden we de ouderbijdrage laag. Ook dit is derhalve van belang. Een kind behoort tot de VVE-doelgroep als uit indicatie blijkt dat het een (potentiële) ontwikkelingsachterstand heeft.

Lid 2 stelt een maximumtarief dat de gemeente hanteert voor de peuterarrangementen. Aanbieders mogen peuterarrangementen wel duurder maken, maar voor de kosten die boven dit bedrag uitkomen wordt geen peutertoeslag meer verstrekt. Deze hogere kosten komen geheel voor rekening van de ouder.

Artikel 5 Aanvraag

Een aanvraag voor de toekenning van een peutertoeslag moet worden ingediend bij het college. Deze aanvraag dient aan een aantal eisen te voldoen, die worden genoemd in artikel 5.

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als een peutertoeslag wordt verstrekt, wordt in de beschikking aangegeven voor welke periode de peutertoeslag wordt verstrekt. Deze periode zal over het algemeen lopen totdat het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt.

Artikel 7 Overig

De bepalingen uit deze verordening over de peutertoeslag worden door het college uitgewerkt in Beleidsregels Wet kinderopvang.

Sociaal-medische indicatie

Artikel 8 Aanvraag

Een aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie moet worden ingediend bij het college. In de procedure gaat de aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie vooraf aan de aanvraag voor een tegemoetkoming, maar in de praktijk zullen de aanvragen vaak gelijktijdig worden ingediend. Ook de besluiten over de toekenning van een sociaal-medische indicatie en de verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen in één beschikking worden opgenomen. Wel moet de juiste volgorde in acht worden genomen: eerst het besluit over de aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie en vervolgens het besluit over de verstrekking van een tegemoetkoming.

Artikel 9 Inhoud van de beschikking

Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking aangegeven hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk wordt geacht. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor de aanvraag voor een tegemoetkoming van de gemeente. Bovendien moet in het besluit de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Het kan gaan om een geldigheidsduur voor een beperkte termijn, maar ook om een geldigheidsduur voor onbepaalde tijd. In het indicatieadvies zal hierover ook een uitspraak moeten worden gedaan.

Het college neemt het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies. Dit advies is niet bindend. Dit betekent dat het college van dat advies kan afwijken. Als het college een beschikking geeft die afwijkt van het uitgebrachte advies, zal het college de redenen voor de afwijking in de beschikking moeten motiveren (3:50 Awb). De motiveringverplichting geldt vooral voor het geval waarin een positief advies wordt gegeven en het college een afwijzend besluit neemt.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Dit artikel bevat twee weigeringsgronden. De weigeringsgrond onder a geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang of op grond van een andere regeling aanspraak kunnen doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.

De weigeringsgrond onder b zal nog nader gespecificeerd worden.

Artikel 11 Overig

De bepalingen uit deze verordening over SMI worden door het college uitgewerkt in Beleidsregels Wet kinderopvang.

Bepalingen omtrent de tegemoetkoming SMI en peutertoeslag

Artikel 12 Beslistermijn

De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang

De gemeente Nijmegen heeft in de verordening een beslistermijn van 8 weken, na ontvangst van alle benodigde gegevens, opgenomen. Deze termijn kan eventueel worden verlengd met 4 weken. Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal er naar moeten streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen. Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.

Artikel 13 Ingangsdatum van de tegemoetkoming en peutertoeslag

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 14 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming..

Artikel 15 Omvang van de peutertoeslag en tegemoetkoming

Voor kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie , moet voor deze beoordeling een advies worden aangevraagd bij een door het college aan te wijzen instantie.

Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels neerlegt hoe het wil omgaan met zijn bevoegdheid. Op deze wijze wordt deze beoordeling zoveel mogelijk geobjectiveerd.

Artikel 16 De bevoorschotting

De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele jaar betreft).

De gemeente betaalt de peutertoeslag en de tegemoetkoming uit aan de aanbieder van het kindercentrum. De ouder dient, al dan niet op verzoek van het kindercentrum, de gemeente te machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Zo kan het college bepalen dat er alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau. Het college zou zo’n voorschrift kunnen stellen wanneer er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang.

Artikel 17 Het besluit tot vaststelling van de peutertoeslag of tegemoetkoming

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 18 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming/peutertoeslag. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 19 De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Verplichtingen van de ouder

Artikel 20 Inlichtingenplicht

Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:

  • 1.

    het betreffende kind maakt geen gebruik van kinderopvang;

  • 2.

    er wordt wel gebruik maakt van kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op een tegemoetkoming.

Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming/peutertoeslag heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Hieronder wordt op de maatregel nader ingegaan.

Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming

In de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden: a. de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld en b. de situatie waarin de tegemoetkoming wel is vastgesteld.

Ad a. de tegemoetkoming is nog niet vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb)

Zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld kan het college de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming wijzigen, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de tegemoetkoming is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen;

  • c.

    de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de tegemoetkoming zou hebben geleid;

  • d.

    de verlening van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.

De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Opschorten van de bevoorschotting (artikel 4:56 Awb)

Het college hoeft niet te wachten met het treffen van een maatregel tot dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is ingetrokken of gewijzigd. Het college kan al eerder besluiten de betaling van de tegemoetkoming op te schorten. Op grond van artikel 4:56 Awb kan het college de verplichting tot betaling van een voorschot opschorten met ingang van de dag waarop het college aan de ouder schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming in te trekken of te wijzigen. Deze opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Ad b. de tegemoetkoming is wel vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidievaststelling (artikel 4:49 Awb)

Ook als de tegemoetkoming is vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming te wijzigen. Het gaat om de volgende gevallen:

  • a.

    er is sprake van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de vaststelling van de tegemoetkoming redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming lager dan overeenkomstig de verlening van de tegemoetkoming zou zijn vastgesteld;

  • b.

    de vaststelling van de tegemoetkoming was onjuist en de ontvanger van de tegemoetkoming wist dit of behoorde dit te weten;

  • c.

    de ontvanger van de tegemoetkoming heeft na de vaststelling van de tegemoetkoming niet voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen.

De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.

Terugvordering

Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouder terugvorderen.

Het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de ouder wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd worden vermeld.

VVE-toeslag

Artikel 21 Subsidiabele activiteiten

Een aanbieder van een kinderdagverblijf kan een subsidie ontvangen voor de uitvoering van voorschoolse educatie (VVE) op zijn kinderdagverblijf. Deze subsidie kan alleen worden ontvangen als doelgroepkinderen gebruik maken van de voorziening.

Artikel 22 Hoogte

De hoogte van de VVE-subsidie is gerelateerd aan het aantal kinderen dat gebruik maakt van een kinderdagverblijf.

Artikel 23 De aanvraag

De aanvraag voor een VVE-subsidie bevat minimaal het VVE-programma dat de aanbieder wil gaan inzetten, informatie over het aantal doelgroepkinderen dat gebruik maakt van de voorziening en de begroting voor het programma.

Artikel 24 Inhoud van de beschikking

Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als een VVE-subsidie wordt verstrekt, wordt in de beschikking aangegeven voor welke periode deze wordt verstrekt.

Artikel 25 Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 26 Overig

De bepalingen uit deze verordening over VVE-subsidie worden door het college uitgewerkt in Beleidsregels Wet kinderopvang.

Subsidieplafond

Artikel 27 Subsidieplafond

Ingevolge de Awb is de gemeenteraad bevoegd een subsidieplafond te bepalen. Door de bepaling op te nemen dat een subsidieplafond wordt vastgesteld voor peutertoeslag en VVE en te bepalen dat de hoogte van de toeslag wordt vastgesteld door de raad bij de jaarlijkse begroting, is aan de voorwaarden van de Awb voldaan.

Slotbepalingen

Artikel 28 tot en met 33

Deze bepalingen behoeven geen verdere toelichting.