Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening liggeld voor woonschepen 2013 |
Citeertitel | Verordening liggeld voor woonschepen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Gemeenteblad 2012-126 |
Geen
gelet op artikel 228 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 31-12-2013 | Onbekend | 13-11-2012 Gemeenteblad 2012-126 | AP023; raadsstuk 2012-2669r |
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
hetvoor bewoning bestemde deel van het scheepsoppervlak: het door of vanwege de havenmeester aan boord gemeten deel van het scheepsoppervlak waar zich de gemeubileerde gedeelten, alsmede de gedeelten met de keuken-, toilet-, bad- en/of douchegelegenheden bevinden, dan wel, indien na uitdrukkelijk verzoek daartoe door of vanwege de havenmeester meting aan boord van het woonschip door de gebruiker ervan niet wordt toegestaan, het gehele scheepsoppervlak;
aangewezen ligplaatsgebied: bij het Besluit aanwijzing ligplaatsen woonschepen 2005 (Gemeenteblad 2005, nr.128) of bij de rechtsopvolger van dat Besluit aangewezen gebied voor het verblijf van woonschepen, varende woonschepen of schepen van oud-schippers of een gebied waar het innemen en hebben van een ligplaats uitdrukkelijk van gemeentewege wordt gedoogd.
Onder de naam 'liggeld voor woonschepen' wordt precariobelasting geheven voor het innemen van een ligplaats met een woonschip op een aangewezen ligplaatsgebied binnen de gemeente, indien en voor zover de ligplaats gelegen is in water waarbij de ondergrond ervan eigendom is van de gemeente Rotterdam en het water voor de openbare dienst is bestemd.
De precariobelasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de ligplaats inneemt. Als degene die de ligplaats inneemt, wordt aangemerkt de houder van een ligplaatsvergunning, en bij gebreke van een ligplaatsvergunning de hoofdbewoner van het woonschip. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingjaar verschuldigde recht als er in dat belastingjaar, na het eindigen van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. Het verzoek om ontheffing dient binnen zes weken na de opgetreden wijziging te zijn ingediend.
Artikel 8 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven dat de aanslagen moeten worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt in dat geval één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen en telkens één maand later.
Er wordt geen precariobelasting geheven ter zake van woonschepen waarvan de historische of bijzondere waarde voor de Rotterdamse haven, voor Rotterdam of voor de regio is vastgesteld na advies van een daartoe ingestelde commissie van deskundigen zoals bedoeld in het besluit Aanwijzing ligplaatsen historische vaartuigen (Gemeenteblad 2001, nr. 140) of de rechtsopvolger van dat besluit.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het liggeld voor woonschepen.
Artikel 9 van de Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005 (Gemeenteblad 2005, nr. 17) en het Tarievenbesluit woon- en bedrijfsschepen 2011 (Gemeenteblad 2010, nr. 220) blijven van toepassing voor de belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2013 hebben voorgedaan.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening liggeld woonschepen 2013.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 en 13 november 2012.
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 23 november 2012 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)
Toelichting op de Verordening liggeld woonschepen 2013
Het liggeld voor woon- en bedrijfsschepen is tot dusverre geregeld in artikel 9 van de Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005, die voor het overgrote deel betrekking heeft op het verkrijgen van een vergunning en wat daarmee direct samenhangt, en in het laatstelijk door de raad vastgestelde Tarievenbesluit woon- en bedrijfsschepen 2011.
De publiekrechtelijke variant van het liggeld kan op twee manieren geregeld worden: op basis van een recht (retributie) in de zin van artikel 229 van de Gemeentewet, zoals ook tot dusverre het geval was. Of in de vorm van een precariobelasting als bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet. Gekozen is over te gaan op de vorm precariobelasting, omdat die in den lande veel meer wordt gebruikt bij liggelden voor woonschepen.
Het Tarievenbesluit zoals dat tot dusverre gold had ook betrekking op bedrijfsschepen. Ten aanzien van deze schepen was echter in verleden al voor het overgrote deel gekozen voor de privaatrechtelijke variant in de vorm van een huurovereenkomst tussen de gemeente en de desbetreffende houder/gebruiker/eigenaar van het bedrijfsschip. Nu ook voor het resterende deel van de bedrijfsschepen daartoe is overgegaan, is het niet noodzakelijk meer deze schepen in de nieuwe belastingregeling mee te nemen.
In de in het Tarievenbesluit opgenomen tarieven was een BTW-component ook voor de woonschepen verwerkt, ten bedrage van 19%. Echter, sinds 1 juli 2011 is de Europese BTW-richtlijn zodanig gewijzigd dat vanaf die datum geen BTW meer geheven kan en mag worden op het liggeld van woonschepen. Dit heeft ertoe geleid dat voor zover die BTW-component in het liggeld voor woonschepen al in rekening was gebracht deze is terugbetaald aan betrokkenen en dat voor zover nieuwe aanslagen liggeld opgelegd moesten worden daarbij het tarief van het meergenoemde Tarievenbesluit is toegepast verminderd met die BTW-component.
De definitie van ‘schip’ – die doorwerkt in de andere definities in dit artikel – is identiek aan de definitie van ‘schip’ in het Burgerlijk wetboek.
De formulering van deze bepaling sluit aan bij de bepaling van artikel 228 van de Gemeentewet.
De wijze van tarifering is gelijk aan die van meergenoemd Tarievenbesluit. De hoogte van de tarieven is afgeleid van die in dat besluit verminderd met de BTW-component van 19% en vervolgens verhoogd met het algemene uitzettingspercentage voor het jaar 2013.
Deze vrijstelling sluit aan bij de tot dusverre geldende vrijstelling.