Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ommen

Participatieverordening gemeente Ommen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmmen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParticipatieverordening gemeente Ommen
CiteertitelParticipatieverordening gemeente Ommen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 147, Wet werk en bijstand, art. 8

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-07-2015Onbekend

08-11-2012

Vechtdal Centraal, 21-11-2012

Onbekend
01-01-2012onbekend

31-05-2012

Vechtdal Centraal, 13-06-2012

01-11-2010nieuwe regeling

25-11-2010

Ommer Nieuws, 07-12-2010

Tekst van de regeling

Intitulé

PARTICIPATIEVERORDENING GEMEENTE OMMEN

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht of de overige in deze verordening aangehaalde wetten.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de WWB, de IOAW of de IOAZ;

    • c.

      Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde zoals omschreven in artikel 6, eerste lid, onder a WWB, waaronder mede is begrepen de oudkomer als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b van de Wet inburgering;

    • d.

      Voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het Beleidskader Participatie in Ommen;

    • e.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ommen

    • f.

      De raad: de gemeenteraad van de gemeente Ommen;

    • g.

      Arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet;

    • h.

      Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, zonder beperkende voorwaarden qua aard en omvang van het werk en aansluiting op opleiding en ervaring, met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum en rekening houdend met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk;

    • i.

      Gesubsidieerde arbeid: werk, waarbij de werknemer over het algemeen wel in staat is om productieve arbeid te verrichten, maar waarbij een verschil bestaat tussen de loonkosten van de werkgever en de mate waarin een gemiddelde werknemer deze productieve arbeid verricht;

    • j.

      Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

    • k.

      Doelgroep: de personen wonende in de gemeente Ommen aan wie op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, WWB, of op grond van artikel 34 van de IOAW, of op grond van artikel 34 van de IOAZ, de Wsw en de wet STAP of op grond van artikel 1 van de Wet Participatie door het college ondersteuning kan worden geboden;

    • l.

      Participatieplaats: een additionele werkplaats als bedoeld in artikel 10a van de WWB, artikel 38a van de IOAW of artikel 38a van de IOAZ, waar een uitkeringsgerechtigde, die op grond van persoonlijke werkbelemmeringen niet direct bemiddelbaar is, met behoud van uitkering werkzaamheden verricht, gericht op inschakeling op de arbeidsmarkt.

Hoofdstuk 2 Beleid en Financiën

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1.

    Het college biedt ondersteuning bij participatie en / of arbeidsinschakeling, en voor zover het college dat noodzakelijk acht aan personen behorende tot de doelgroep, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40 WWB, onderscheidenlijk artikel 11 IOAW en artikel 11 IOAZ, de WEB en de Wet STAP, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Bij de keuze voor de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is om de beoogde arbeidsinschakeling en/of participatie te realiseren.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor voldoende aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4.

    Het college kan, bij het bepalen van het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen. Onverlet opname in de beleidsregels, kunnen de financiële mogelijkheden en kaders worden bijgesteld indien daartoe de noodzaak aanwezig is.

  • 5.

    Het college kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan belanghebbenden aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt, evenals aan verhuizers uit of bewoners van andere gemeenten.

  • 6.

    Ten aanzien van de vergoeding aan het college van de kosten, welke verbonden zijn aan het aanbieden van voorzieningen aan belanghebbenden als bedoeld in het vijfde lid, kan het college nadere afspraken maken met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

Artikel 3 Beleidskader
  • 1.

    Het college stelt een beleidskader vast, waarin het participatiebeleid in Ommen wordt omschreven.

  • 2.

    Het college verantwoordt via de begrotingscyclus aan de gemeenteraad over de rechtmatigheid, doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning
  • 1.

    Personen behorende tot de doelgroep zijn de belanghebbenden die aanspraak hebben op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling en/of participatie.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en de in artikel 5 genoemde beleidsregels.

  • 3.

    Een belanghebbende heeft geen recht op ondersteuning indien er een voorliggende voorziening is welke naar het oordeel van het college voldoende bijdraagt aan zijn re-integratie en/of participatie.

Artikel 5 Beleidsregels
  • 1.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast.

  • 2.

    Deze beleidsregels omvatten in elk geval:

    • a.

      de wijze waarop het college de verschillende doelgroepen kan ondersteunen of een voorziening afgestemd op de specifieke doelgroep kan aanbieden, waarbij een evenwichtige aandacht voor de verschillende doelgroepen als uitgangspunt wordt genomen;

    • b.

      een omschrijving van de verschillende voorzieningen:

    • c.

      de wijze waarop de aanbesteding van participatievoorzieningen wordt vorm gegeven;

    • d.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg, en het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

Artikel 6 Verplichtingen van de belanghebbende
  • 1.

    Een uitkeringsgerechtigde die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2.

    Personen behorend tot de doelgroep die deelnemen aan een voorziening zijn gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (Wet SUWI), evenals aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    De nader aan de voorziening verbonden voorwaarden worden in de van toepassing zijnde beleidsregels omschreven.

  • 4.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college een maatregel opleggen conform wat hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening van de gemeente Ommen.

  • 5.

    Indien de belanghebbende, niet zijnde een persoon die een uitkering als gevolg van de WWB, IOAW of IOAZ ontvangt, niet aan de verplichtingen gesteld in het tweede lid voldoet, is hij gehouden de kosten van de voorziening terug te betalen, voor zover van toepassing onder aftrek van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 8, lid 7.

Artikel 7 Sluitende aanpak
  • 1.

    Elke uitkeringsgerechtigde krijgt zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen 6 maanden na de dag waarop het recht op de uitkering is ontstaan, zoals bedoeld in artikel 44 lid 1 van de wet, een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen
Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen
  • 1.

    In de beleidsregels als bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden.

  • 2.

    Het college kan aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW, de IOAZ, en voor zover van toepassing de Wet Participatiebudget, de Wsw, de WEB, de wet STAP en de WI, en deze verordening.

  • 3.

    Het college kan een voorziening beëindigen indien:

    • a.

      De belanghebbende die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen niet nakomt als is omschreven in artikel 6, tweede lid van deze verordening;

    • b.

      De belanghebbende die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      De belanghebbende die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt;

    • d.

      Naar het oordeel van het college de aangeboden voorziening niet of onvoldoende bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende;

    • e.

      De belanghebbende niet of niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid onderdeel c kan het college afzien van het beëindigen van een voorziening indien het college van oordeel is dat daartoe de noodzaak aanwezig is.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de aangeboden voorzieningen.

  • 6.

    De regels, als bedoeld in het vijfde lid, kunnen in ieder geval betrekking hebben op de:

    • a.

      voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      weigeringgronden van een voorziening;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of –vaststelling;

    • d.

      aanvraag van, en de besluitvorming over een voorziening;

    • e.

      betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten op deze subsidies;

    • f.

      wijze van verlening en vaststelling van subsidies;

    • g.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • h.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verlenen van subsidies.

  • 7.
    • a.

      Indien een niet-uitkeringsgerechtigde, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a WWB, aanspraak maakt op ondersteuning of een voorziening, kan het college een bijdrage aan het recht op ondersteuning of een voorziening verbinden;

    • b.

      het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de hoogte en de grondslag van de in onderdeel a genoemde eigen bijdrage.

Artikel 9 Innovatie
  • 1.

    Het college kan, als experiment in het kader van het onderzoeken en toepassen van mogelijkheden om de arbeidsinschakeling te bevorderen, afwijken van het bepaalde in deze verordening en voor zover van toepassing, de beleidsregels.

  • 2.

    Ter financiering van het gestelde in het eerste lid kan 5 % van de uitkering als bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdeel a WWB (Wet Participatiebudget W-deel), worden gereserveerd.

  • 3.

    De duur van een experiment als bedoeld in het eerste lid is ten hoogste twee jaar.

  • 4.

    Indien het experiment noodzaakt tot bijstelling van de Participatieverordening en de beleidsregels, kan de periode zoals genoemd in het derde lid worden verlengd tot aan het moment van inwerktreding van de bijstelling.

Hoofdstuk 4 Instrumenten voor participatie

Artikel 10 Loon boven uitkering

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden ter bevordering van de arbeidsinschakeling een tijdelijk dienstverband aanbieden in plaats van een uitkering.

  • 2.

    Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 11 Werken met behoud van uitkering
  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden ter bevordering van de arbeidsinschakeling een tijdelijke stage- of werkervaringsplaats aanbieden zonder dat dit gevolgen heeft voor het recht op de uitkering.

  • 2.

    Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 12 Gesubsidieerde arbeid
  • 1.

    Het college kan gesubsidieerde arbeid aan belanghebbenden aan wie algemene bijstand op grond van de wet of een uitkering volgens de IOAW of IOAZ wordt verleend, gesubsidieerde arbeid aanbieden ter bevordering van de arbeidsinschakeling en de gelegenheid om werkervaring op te doen.

  • 2.

    Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die een dienstverband aangaat met in het eerste lid bedoelde belanghebbende.

  • 3.

    Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die een dienstverband aangaat met een nugger, waar naar het oordeel van het college een andere aangeboden voorziening niet of onvoldoende bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende.

  • 4.

    De subsidie is gebonden aan de in het eerste lid, tweede lid en derde lid bedoelde belanghebbende.

  • 5.

    De bemiddeling voor en de realisering van de werkervaringsplaatsen als bedoeld in lid 1, 2 en 3 wordt door de gemeente zelf gedaan, of wordt in opdracht van het college verricht door een natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in het arbeidsproces bevordert.

  • 6.

    Voor de bemiddeling en realisering van gesubsidieerde arbeid sluit het college een samenwerkingsovereenkomst en uitvoeringsovereenkomst af met de natuurlijke of rechtspersoon zoals bedoeld in lid 5.

  • 7.

    Het college stelt vast welke gegevens de werkgever moet verstrekken om in aanmerking te komen voor een loonkostensubsidie. Het college kan hiervoor aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

  • 8.

    Het college stelt voorafgaand aan elk kalenderjaar de taakstelling voor de uitvoering vast.

  • 9.

    De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de subsidieverstrekking als bedoeld in lid 2, staat beschreven in de uitvoeringsovereenkomst gesubsidieerde arbeid.

  • 10.

    Het college zorgt bij de opdrachtverlening tot het realiseren van werkervaringsplaatsen ervoor dat verdringing van reguliere arbeid en concurrentieverstoring worden tegengegaan.

  • 11.

    Het verstrekken van de loonkostensubsidie voldoet aan de Europese wet- en regelgeving hieromtrent, en geschiedt op basis van de beleidsaanbeveling Loonkostensubsidie en Europese regelgeving en de toelichting daarop.

Artikel 13 Subsidie- en budgetplafonds, weigeren loonkostensubsidie
  • 1.

    De subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 12 kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, worden geweigerd indien:

    • a.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

    • b.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • c.

      de werkgever voor de arbeidskosten van de werknemer een andere subsidie ontvangt.

  • 2.

    Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 3.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 14 Vrijwilligerswerk
  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden vrijwilligerswerk aanbieden.

  • 2.

    Onder vrijwilligerswerk wordt verstaan: onbetaalde, onverplichte activiteiten voor minimaal 8 uur en maximaal 20 uur per week bij een non profit organisatie als gevolg waarvan de participatie van de deelnemer wordt bevorderd en die gericht zijn op (gesubsidieerde) arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie. Het is een middel voor het opdoen of behouden van werkritme.

  • 3.

    Voor het verrichten van vrijwilligerswerk kan het college een onkostenvergoeding verstrekken tot het wettelijk maximum per jaar.

Artikel 15 Participatieplaats
  • 1.

    Het college kan een uitkeringsgerechtigde die niet-direct bemiddelbaar is, een participatieplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden conform artikel 10a van de wet.

  • 2.

    Het doel van de participatieplaats is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie en daarnaast het wegnemen van belemmeringen opgeworpen door persoonsgebonden factoren.

  • 3.

    De participatieplaats kan gecombineerd worden met een opleiding ter verkrijging van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt.

  • 4.

    De participatieplaats duurt maximaal 24 maanden met de mogelijkheid van verlenging van twee maal één jaar.

  • 5.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel en omvang van de participatieplaats evenals de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 7.

    Het college stelt nadere regels met betrekking tot de inzet van participatieplaatsen.

Artikel 16 Sociale activering
  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een participatietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2.

    Onder sociale activering wordt verstaan het bevorderen van het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of het deelnemen aan activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 17 Scholing
  • 1.

    Het college kan aan de belanghebbende een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling of participatie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid moet het college alleenstaande ouders met een ontheffing van de arbeidsverplichting een scholingsaanbod doen.

  • 3.

    Voor uitkeringsgerechtigden, die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten, zoals bedoeld in artikel 10a van de wet en artikel 15 van deze verordening en die niet beschikken over een startkwalificatie, wordt binnen zes maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college een vorm van scholing of opleiding aangeboden, indien dit kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4.

    Het college betrekt bij deze beoordeling:

    • a.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      de scholingswens van de belanghebbende;

    • c.

      de eventuele test door het scholingsinstituut.

  • 5.

    Het college stelt ten aanzien van scholing nadere regels vast.

Artikel 18 Zorg- en hulpverlening
  • 1.

    Het college kan een verantwoorde combinatie van werk en zorg op individueel niveau faciliteren.

  • 2.

    Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Hoofdstuk 5 Inkomstenvrijlating, premies en terugvordering
Artikel 19 Inkomstenvrijlating
  • 1.

    Het college is op grond van artikel 31, tweede lid, onder o van de WWB bevoegd inkomsten uit arbeid gedurende 6 maanden tot 25% van het wettelijk vastgestelde maximum vrij te laten.

  • 2.

    Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 20 Premies
  • 1.

    Het college is op grond van artikel 31, tweede lid onder j van de WWB bevoegd uitkeringsgerechtigden, die deelnemen aan een arbeidsmarktgericht participatietraject, een activeringspremie verstrekken tot het wettelijk vastgestelde maximum.

  • 2.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden die onbeloonde additionele arbeid verrichten conform artikel 10a, zesde lid van de wet, een premie verstrekken.

  • 3.

    Het recht op een premie als bedoeld in het tweede lid wordt elke zes maanden beoordeeld.

  • 4.

    De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorgaande zes maanden heeft geschonden.

  • 5.

    Het college stelt nadere regels vast over het gebruik en de hoogte van de hier bedoelde premies.

Artikel 21 Overige vergoedingen
  • 1.

    Het college kan aan een deelnemer van een arbeidsmarktgerichte participatieactiviteit een bijdrage verstrekken in de directe kosten die hiervoor moeten worden gemaakt.

  • 2.

    Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Hoofdstuk 5A Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012

Artikel 21a Afwijkende bepalingen voor jongeren

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • 1.

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • 2.

    de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen
Artikel 22 Beslissing van college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24 Citeerwijze

Deze verordening kan worden aangehaald als “Participatieverordening gemeente Ommen”.

Artikel 25 Inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2010.

  • 2.

    De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Ommen 2005 wordt, per gelijke datum, ingetrokken.

Toelichting

Toelichting