Organisatie | Boxmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidskader instandhouding buitensportaccommodaties |
Citeertitel | Beleidskader instandhouding buitensportaccommodaties |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-07-1998 | 04-12-2012 | Nieuwe beleidsnota | 21-07-1998 | I-WL/2012/3592 |
In 1992 werd er in de gemeente Boxmeer reeds gesproken over de noodzaak om te komen tot privatisering van de buitensportaccommodaties. In de gemeente Vierlingsbeek was men op dat moment al een aantal stappen verder. Hoewel de heroverweging van taken en verantwoordelijkheden de meest direct aanleiding tot privatisering zijn, spelen ook financiële overwegingen een rol. Voor beide Colleges toen en voor het huidige College nu geldt dat privatisering geen doel op zich is en dat er sprake moet zijn van een win-win situatie.
Gaandeweg het overleg met de verenigingen en de tussentijdse afstemming binnen ons College is er een privatiseringskader ontwikkeld voor de buitensportaccommodaties. In het overleg met de besturen van de betreffende sportverenigingen hebben wij kenbaar gemaakt dat verenigingen een keuzemodel geboden wordt; een keuze model in die zin dat verenigingen kunnen kiezen voor privatisering dan wel voor handhaving van de bestaande huurverhuurrelatie met dien verstande dat rekening moet worden gehouden met een aanzienlijk hoger jaarlijks tarief.
Door de gesprekspartners werd, meer dan eens, de intentie uitgesproken dat de bereidheid tot privatisering aanwezig is. Wel acht men de voorwaarden en condities tot op dit moment onvoldoende.
Ten behoeve van de gewenste duidelijkheid in het definitief gemeentelijk standpunt achten wij het wenselijk dat uw Raad - in deze fase en vooruitlopend op standpuntbepaling van verenigingszijde alsook vooruitlopend op de concrete inhoud van de aan te gane overeenkomsten - de hoofdlijnen van de privatiseringskaders voor de buitensportaccommodaties vaststelt.
De rol van de gemeente en de toenemende eigen verantwoordelijkheid van lokale organisaties
Een herbezinning op de gemeentelijke kerntaken, de toegenomen mondigheid, het aanwezige kader en de beschikbare deskundigheid te samen vroegen als het ware om een terugtredende lokale overheid en om een appèl op een toenemende eigen verantwoordelijkheid van lokale organisaties.
Ook de voormalige gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek hebben een dergelijke ontwikkeling doorgemaakt waardoor een klimaat is ontstaan om taken en verantwoordelijkheden over te dragen zodat er ruimte kan ontstaan voor nieuw beleid met betrekking tot nieuwe eigentijdse vraagstukken.
Dit betekent dat het bestaande beleid, gekenmerkt door zijn karakteristieke “mantelzorg” , plaats moet maken voor een aangescherpt voorwaardenscheppend beleid waarin begrippen als zelfbeheer en eigen verantwoordelijkheid centraal staan.
Deze notitie schept beleidskaders om onze nieuwe rol als gemeente en de grotere eigen verantwoordelijkheid van burgers en lokale organisaties vorm te geven.
In hoofdstuk 1 wordt u een referentiekader geboden van waaruit het beleidskader met betrekking tot het beheer van buitensportaccommodaties in het algemeen en privatisering van buitensportaccommodaties in het bijzonder wordt opgebouwd.
Als gevolg van de bezinning op de rol van de overheid in het algemeen en de rollendiscussie in Boxmeer in het bijzonder is er sprake van een terugtredende overheid en een streven naar een grotere eigen verantwoordelijkheid van burgers en lokale organisaties. Naast de consequenties van de rollendiscussie (terugtredende overheid) heeft ook de beperktheid van financiële middelen, met als gevolg de noodzaak tot een strakkere en helderde afweging van bestedingen, een rol gespeeld in het ontwikkelen van een beleidskader voor privatisering van de buitensport voorzieningen.
In Boxmeer is het klimaat van toenemende eigen verantwoordelijkheid aan het groeien. Dit proces biedt ruimte om een aantal gemeentelijke taken over te dragen aan het particulier initiatief. Voorbereidende besprekingen, met sportorganisaties, hebben inmiddels plaatsgevonden. Wij constateren bij betrokken organisaties de bereidheid tot het nemen van een grote eigen verantwoordelijkheid. Als resultaat daarvan zijn uitgangspunten voor de overdracht (privatisering)van de basisvoorzieningen uitgewerkt.
Voorts wordt inzicht gegeven in de bestaande beleidskaders van de twee voormalige gemeenten, kosten en kwaliteit zijn in relatie tot elkaar gebracht. Vastgesteld wordt dat de kosten, in de loop der jaren, voor de gemeente fors zijn opgelopen. Uit dit historisch perspectief wordt afgeleid, dat:
In hoofdstuk 2 wordt vervolgens een analyse van de huidige situatie gemaakt en wordt het toekomstig beleid getoetst aan tot op heden aanvaard beleid. Dit leidt tot de volgende conclusies:
In hoofdstuk 3 vindt een nadere plaatsbepaling plaats en worden voorstellen gedaan om te komen tot eenduidige beleidsformulering ten aanzien van buitensport accommodaties. Belangrijk is de gelijkschakeling, hoewel gekoppeld aan overgangstermijnen, tussen de geprivatiseerde accommodaties en de accommodaties die nog onder het huurbeleid blijven vallen.
In hoofdstuk 4 vindt u de uitgangspunten van ons College en het kader, zoals vastgelegd in ons collegeprogram, van waaruit ons College het privatiseringstraject wenst in te gaan.
Hoofdstuk 5, tenslotte, biedt u een samenvatting van voorliggende nota en geeft de conclusies weer welke leiden tot voorstellen.
Bij overname van de conclusies en voorstellen door zowel het College als de Gemeenteraad en het vervolgens vaststellen van dit beleidskader zijn de uitgangspunten voor de instandhouding van buitensport accommodaties vastgelegd.
Het bestaande beleidskader op het terrein van buitensportaccommodaties is ontleend aan de algemene maatschappelijke betekenis, die wordt toegekend aan de sport (beoefening). In dat kader rekent de gemeente het tot haar, voorwaardenscheppende taak, om op lokaal niveau bij te dragen aan de sportbeoefening van de eigen inwoners in het algemeen en van de jeugd in het bijzonder.
Om vorm en inhoud te geven aan voornoemde doelstelling wordt sportaccommodatiebeleid door de gemeente onder meer gezien als een randvoorwaarde waaraan de gemeente op directe wijze, zij het op onderdelen, invulling geeft. Indirect subsidieert de gemeente daarnaast sportbeoefening op een aanzienlijke schaal en is, als indirecte kostencomponent, sprake van ambtelijke betrokkenheid.
Vanwege het (in overwegende mate) ontbreken van dwingende landelijke richtlijnen bestaat de vrijheid om het beleidskader op het terrein van buitensportaccommodaties sterk lokaal "in te kleuren".
De lokale invulling van het beleidskader in de voormalige ge-meenten
Het lokale beleidskader op het terrein van buitensportaccommodaties in de oude gemeente Boxmeer is vervat in "Het beleidsplan en subsidieverordening welzijn, sport en recreatie" vastgesteld door de gemeenteraad in zijn vergadering van november 1995.
Het lokale beleidskader op het terrein van buitensportaccommodaties in de oude gemeente Vierlingsbeek is vervat in:
Bij een nadere bestudering van de lokale beleidskaders van beide voormalige gemeenten op het terrein van buitensportaccommodaties mag ten aanzien van de algemene doelstelling en uitgangspunten worden geconcludeerd dat deze eenduidig te noemen zijn.
In algemene termen wordt de beleidsinhoudelijke rol op het terrein van buitensportaccommodaties door beide voormalige gemeenten omschreven als een verantwoordelijkheid voor de realisatie en instandhouding van basisvoorzieningen.
Ten aanzien van de wijze waarop aan de beleidsinhoudelijke rol op het terrein van buitensportaccommodaties in de beide voormalige gemeenten invulling is gegeven zijn verschillen waarneembaar.
De (indirecte) wijze van subsidiëring van buitensportaccommodaties is in de beide voormalige gemeenten zeer uiteenlopend te noemen.
Om in de nieuwe gemeente Boxmeer tot een afgestemd beleidskader te komen is het zaak om het beleid eenduidig te formuleren voor wat betreft de "kernelementen". Dat wil zeggen wat verstaan wij onder:
Kwaliteitszorg in relatie tot kostenbeheersing (haalbaar en be-taalbaar)
Om tot een beleidsformulering op het terrein van buitensportaccommodaties te komen is het van belang te onderkennen, dat op basis van de rol die de voormalige gemeenten zich op dit terrein toedichtten, de kosten voor de gemeente in de loop der jaren fors zijn gestegen.
Tegen deze achtergrond en rekening houdend met het appèl aan een toenemende eigen verantwoordelijkheid bij (sport) organisaties moet bezien worden in welke vorm tot privatisering kan worden overgegaan".
Daarnaast is het de intentie van de gemeente Boxmeer om, als gevolg van de schaarser wordende financiële middelen, in de periode tot en met 2000 een bezuiniging op het terrein van de lichamelijke oefening en sport te realiseren. Heroverweging van verantwoordelijkheden wordt hierdoor mede noodzakelijk.
Hieruit kan worden afgeleid, dat:
Privatisering van buitensportaccommodaties; de invulling in de voormalige gemeenten
In de voormalige gemeente Boxmeer liggen aan privatisering de volgende twee (hoofd) doelstellingen, als aanvaard beleid, ten grondslag:
Realisatie van sportaccommodaties: Middels privatisering wijzigt het beleidskader voor wat betreft de realisatie van sportaccommodaties niet. De kosten zullen echter, naar verwachting, allengs via bijstelling van het "huurtarief" worden bijgesteld, omdat de gemeente ook op dit punt streeft naar een substantiëlere kostendekking. Uiteraard kan enige beleidsmatige wijziging op dit punt pas worden doorgevoerd nadat daaromtrent besluitvorming heeft plaatsgevonden binnen de gemeenteraad.
Instandhouding van sportaccommodaties: Middels privatisering wijzigt het beleidskader voor wat betreft de instandhouding van sportaccommodaties. De kosten voor wat betreft de instandhouding van de sportaccommodaties worden, berekend over een vooraf bepaald tijdsbestek -i.c. bepaald op 10 jaren- berekend naar een contante waarde eenmalig uitgekeerd aan de "(hoofd)gebruiker". De (hoofd) gebruiker wordt hiermee in de gelegenheid gesteld zijn eigen exploitatie zodanig in te richten dat hij/zij na privatisering zelf volledig in de instandhouding van de sportaccommodatie kan voorzien.
In de voormalige gemeente Vierlingsbeek zijn ten aanzien van reeds doorgevoerde privatiseringen de volgende uitgangspunten gehanteerd:
In de voormalige gemeente Vierlingsbeek zal, in het kader van privatisering, slechts een minimale wijziging van beleid plaats moeten vinden voor wat betreft realisatie en instandhouding. Het meten van de “bandbreedte” ten behoeve van in- of uitbreiding is tot op heden niet ingebracht. Er zal gestreefd moeten worden na aanpassing van de al bestaande afspraken op dit terrein.
Voorstellen tot eenduidige beleidsformulering ten aanzien van de instandhouding van buitensportaccommodaties
Zonder over de waarde van de totale buitensporten te oordelen wordt voorgesteld om, gezien de beperktheid die beschikbare middelen met zich meebrengen en de reeds bestaande relatie tussen gemeente en genoemde sporten, het basisvoorzieningen niveau vast te leggen. Op basis van dit uitgangspunt acht de gemeente zich mede verantwoordelijk voor de instandhouding van de volgende (basis) sporten en de daarbij behorende basisvoorzieningen.
Basisvoorzieningen zijn de minimale voorzieningen -het basispakket- per tak van sport om deze of gene tak van sport basaal te kunnen beoefenen. Hierbij dient als uitgangspunt voor de normstelling de waarden zoals momenteel gehanteerd door de landelijke koepelorganisatie van de betreffende sport.
Indien wij ons baseren op de normen van de koepelorganisaties dienen wij rekening te houden met zowel over- als onder capaciteit bij de verschillende sportverenigingen. In paragraaf 3.1.3 doen wij u voorstellen ter toetsing van over- dan wel ondercapaciteit, tevens doen wij U een voorstel met betrekking tot het vastleggen van een overgangstermijn.
Per “basissport” stellen wij u de volgen basisvoorzieningen voor:
* een trainingsverlichting wordt slechts, middels een toerekeningsformule, aan die basissporten toegekend, die doorgaans het gehele jaar buiten trainen.
** Dit is inclusief de, in regel, verplichte kleedaccommodatie ten behoeve van scheidsrechters en volgens de NOC/NSF normen daarbij behorende bergruimte.
Voor het bepalen van de bandbreedte wordt voorgesteld:
een overschrijding van de basisnorm, voor de omvang van de voorziening, gedurende een aaneengesloten periode van tenminste drie opeenvolgende jaren met tenminste 30% van de enkelvoudige basisnorm, leidt tot uit- dan wel inbreiding van de basisvoorziening ter plekke. d.1. Indien er sprake is van inbreiding zal een evenredige korting op de jaarlijks te verstrekken bijdrage plaats vinden. d.2. Uitbreiding op basis van de geldende normen geschied na inachtneming van de onder ad. c en e genoemde voorwaarden en slechts dan als de financiële consequenties door het gemeentebestuur akkoord zijn bevonden.
Tussen de kosten en baten met betrekking tot de realisatie en instandhouding van basisvoorzieningen voor basissporten gaapt een onmiskenbaar "gat": de huurtarieven (baten) staan in geen verhouding tot de werkelijke kosten.
De niet basisvoorzieningen dienen (via huurverhoging), in een nader te bepalen tijdsbestek, op een kostendekkend niveau te worden gebracht, hierbij dienen realistische termijnen te worden gehanteerd, dan wel afgestoten te worden tegen de momenteel geldende boekwaarde.
Het is alleszins redelijk en het getuigt van behoorlijk bestuur om sportorganisaties in de gelegenheid te stellen zich uit te spreken over het "nieuwe" beleid op het terrein van buitensportaccommodaties; het zich eigen te maken en de organisatie daarop in te richten.
Ter effectuering van het nieuwe beleid een overgangstermijn instellen van 3 jaren, ingaande 1 januari 1999.
De investeringskosten voortvloeiend uit de realisatie van basisvoorzieningen komen in zijn geheel voor rekening van de gemeente.
Een eenduidig huurtarief staat niet in verhouding tot de werkelijke (realisatie) kosten, waardoor sprake is van aanzienlijke indirecte subsidiëring.
In het verlengde van het voorgaande komen de kosten van instandhouding, bepaald door de aard en de omvang van de basisvoorzieningen, voor rekening van de gemeente. Hieronder valt:
Een eenduidig huurtarief staat niet in verhouding tot de werkelijke (instandhoudings)kosten, waardoor sprake is van aanzienlijke indirecte subsidiëring.
In de voormalige gemeente Vierlingsbeek bestaat via de subsidieverordening een subsidierelatie tussen de sportorganisaties en de buitensportaccommodaties als volgt:
Het subsidie in (nader gedefinieerde) huisvestingskosten bedraagt 70% van de werkelijke kosten, berekend naar rato van het aantal (nader gedefinieerde) jeugdleden in relatie tot het totaal aan leden van de betreffende sportorganisatie.
Deze subsidietitel vervalt na privatisering.
Hierbij geldt dezelfde formulering als bij basisvoorzieningen, zij het met een maximum van 10,00 per jeugdlid.
In de voormalige gemeente Boxmeer is geen sprake van een dergelijke subsidie-relatie.
deze indirecte (kosten)relatie bij een (her)formulering van een subsidiebeleid, uit oogpunt van (financiële) helderheid, in zijn geheel te laten vervallen.
UITGANGSPUNTEN EN BELEIDSKADER INSTAND-HOUDING BUITENSPORTACCOMMODATIES
Uitgangspunten voor privatisering
Uitgangspunten voor het huurbeleid
We gaan voor het collegeprogramma
In het collegeprogramma staat ten aanzien van privatisering het volgende: “Privatisering van voorzieningen is geen doel op zich, maar een Middel.
Te alle tijde dient er sprake te zijn van een win- win situatie. Ten aanzien van dit onderwerp dienen in het eerste half jaar van 1998 algemene uitgangspunten met bandbreedtes te worden vastgesteld, zodat (hernieuwd) overleg met de verenigingen gevoerd kan gaan worden.”
In deze notitie hebben wij u via de weg van inzicht in de bestaande beleidskaders met betrekking tot buitensportaccommodaties in de voormalige gemeenten Vierlingsbeek en Boxmeer, geleid naar een nieuw beleidskader, dat meer recht doet aan de nieuw ontstane verhoudingen tussen burger, private organisaties en onze rolopvattingen met betrekking tot besturen. Dit leidt tot de volgende conclusies;
Als gevolg van de steeds verder terugtredende overheid (o.a. de consequentie van de rollendiscussie in de gemeente Boxmeer) wordt er een intensiever beroep gedaan op de groeiende eigen verantwoordelijkheid van burgers en haar organisaties. Daarin meewegend de noodzaak tot beperking van onze uitgaven, wegens minder beschikbare middelen, leidt tot een overdracht van taken. Gecombineerd met de vragen, in de afgelopen jaren, uit het verenigingsleven is privatisering van buitensportaccommodaties een stap in de richting van besturen nieuwe stijl, op afstand doch betrokken. Onderstaande uitgangspunten dienen onderschreven te worden om te komen tot uitvoering van nieuw beleid aangaande buitensportaccommodaties.
Ons College stelt uw raad voor:
* een trainingsverlichting wordt slechts, middels een toerekeningsformule, aan die basissporten toegekend, die doorgaans het gehele jaar buiten trainen.
** Dit is inclusief de, in regel, verplichte kleedaccommodatie ten behoeve van scheidsrechters en volgens de NOC normen daarbij behorende bergruimte.
Om de balans tussen kosten en baten van de basisvoorziening, minimaal op het huidige niveau te handhaven is een jaarlijkse aanpassing van de huren noodzakelijk. Het vastgestelde “break even point” dient hierbij als kader voor het vaststellen van de te berekenen huur. Uitgangspunt hierbij is dat lokale organisaties, op basis van het gewijzigde beleidskader waarbij een win/win situatie het gevolg is, de keuze hebben uit privatiseren dan wel een aangepast huurtarief.