Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling wind- en waterdicht Hembrugterrein |
Citeertitel | Subsidieregeling wind- en waterdicht Hembrugterrein |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Subsidie |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2010 | 01-01-2014 | Onbekend | 09-03-2010 Gemeenteblad 2010, nr. 45 | Z/2010/62131 |
Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
dat de gemeente het belang onderkent om het verval van monumentale panden op het Hembrugterrein tegen gaan en dat activiteiten in dat kader voor een subsidie in aanmerking kunnen komen;
dat het wenselijk is om in dat kader nadere regels voor subsidiëring vast te stellen voor het wind- en waterdicht maken van de monumentale panden op het Hembrugterrein;
de Algemene Subsidieverordening Zaanstad en de Algemene wet bestuursrecht;
SUBSIDIEREGELING WIND- EN WATERDICHT HEMBRUGTERREIN
Met inachtneming van de in deze regeling vermelde definities, voorwaarden en beperkingen stelt het college de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 1, lid 8 vast onder toepassing van de “Leidraad BRIM Subsidiabele Instandhoudingskosten, (hoofdstuk 1; paragrafen 00, 01, 05, 10, 14, 20, 21, 22, 24, 25, 30, 33, 34, 35, 36, 46, 50, 51, 52, 60)” van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Artikel 4 Subsidiabele periode, subsidieplafond en wijze van verdeling
De ingevolge deze regeling beschikbare subsidie wordt verdeeld in de volgorde van binnenkomst van de aanvragen met dien verstande dat, indien de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht gelegenheid tot aanvulling van de aanvraag heeft gekregen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.
Artikel 10 Intrekking en wijziging
Ingeval op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht wordt overgegaan tot
Artikel 11 Subsidievaststelling en betaling
Het college stelt de subsidie vast nadat:
binnen 8 weken na de voltooiing van de werkzaamheden aan het college schriftelijk is gemeld dat de werkzaamheden gereed zijn door middel van het formulier 'Formulier gereedmelding werkzaamheden monumenten'. In aanvulling op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht gaat het formulier tenminste vergezeld van
De kosten van meerwerk zijn alleen subsidiabel wanneer het meerwerk onvermijdelijk en onvoorzienbaar was en deze kosten van tevoren aan het college schriftelijk zijn gemeld en door het college schriftelijk zijn goedgekeurd. Bij een verzoek om meerwerk te subsidiëren moet in ieder geval van een gespecificeerde kostenbegroting worden gevoegd. Het college kan nadere gegevens verlangen. De subsidiabele kosten met inbegrip van het meerwerk mogen het in artikel 3, lid 5 genoemde maximum niet te boven gaan.
Artikel 12 Lagere subsidievaststelling
Indien de subsidie op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht lager wordt vastgesteld dan het bedrag van eventueel verleende voorschotten, wordt het verschil tussen het voorschot en de vastgestelde subsidie teruggevorderd.
Het college wijst personen aan, die toezicht houden op de naleving van de aan de ontvanger van de subsidie opgelegde verplichtingen.
In bijzondere gevallen en voor zover toepassing van deze regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het bepaalde in deze regeling.
Artikel 16 Onvoorziene gevallen
In gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 9 maart 2010
Bekendgemaakt op 19 maart 2010 door plaatsing van de regeling in het Gemeenteblad 2010, nr. 45
Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad
mr. G.H. Faber, burgemeester
drs. A.J. van den Berg, gemeentesecretaris
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft een wettelijk kader voor alle subsidies die het Rijk en de lagere overheden toekennen. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een wettelijke grondslag heeft, staat hierbij centraal. Voor de gemeente betekent dit dat toekenning van subsidies gebaseerd moet zijn op een verordening. Daarvoor is de Algemene Subsidieverordening Zaanstad vastgesteld. De subsidieregeling wind- en waterdicht Hembrugterrein is gebaseerd op de Algemene Subsidieverordening. Deze regeling bevat nadere subsidieregels voor het wind- en waterdicht maken van monumenten op het Hembrugterrein.
De meest relevante specifieke begrippen voor deze regeling zijn gedefinieerd.
In dit artikel is de reikwijdte neergelegd. De subsidieregeling wind- en waterdicht is alleen bedoeld voor op het Hembrugterrein te Zaandam gelegen rijks- en gemeentelijke monumenten als bedoeld in artikel 1 lid 3 sub a en b en werkzaamheden als bedoeld in artikel 1 lid 5. De Algemene subsidieverordening Zaanstad is aanvullend van toepassing.
Lid 1: Niet alle werkzaamheden worden door de gemeente gesubsidieerd, alleen die kosten die als subsidiabel aangemerkt zijn. De subsidiabele kosten worden vastgesteld aan de hand van de “Leidraad BRIM Subsidiabele Instandhoudingkosten”. Voor deze subsidieregeling komen alleen de volgende paragrafen/werkzaamheden in aanmerking:
Lid 2: Bij de werkzaamheden die door de eigenaar, al dan niet ondersteund door anderen, uitgevoerd worden, worden zogenaamde “loonkosten” worden niet gesubsidieerd.
Lid 3: Subsidiabele kosten die via een andere regeling gefinancierd kunnen worden, komen niet in aanmerking voor subsidie.
Lid 4: De hoogte van de subsidie wind- en waterdicht bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.
Lid 5: De subsidie per monument kent een maximum van € 500.000,--
Artikel 4 Subsidiabele periode, subsidieplafond en wijze van verdeling
In deze bepaling is de subsidiabele periode aangegeven. Verder betreft het de vaststelling van het zgn. subsidieplafond. Dit is van belang voor de (on)mogelijkheid tot subsidiëring. Zie bijvoorbeeld artikel 7 lid 2 waarin is bepaald, dat een subsidieaanvraag wordt afgewezen indien de beschikbare middelen voor toekenning ontoereikend zijn. De wijze van verdeling hangt samen met de (volgorde van) binnenkomst van aanvragen respectievelijk de in dat kader verstrekte aanvullende informatie.
In deze bepaling is omschreven hoe het aanvragen van subsidie in zijn werk gaat en welke informatie daarbij tenminste moet worden ingediend. Zo moet een aanvraag om verlening van subsidie wind- en waterdicht onder meer vergezeld gaan van een rapport van de bouwtechnische staat van het monument, het bestek of de werkwijze, een begroting, tekeningen e.d. Belangrijk is bijvoorbeeld ook, dat een kopie wordt meegestuurd van vergunningen, ontheffingen of andere overheidstoestemmingen, die nodig zijn om de te subsidiëren werkzaamheden uit te kunnen voeren. Zolang deze (nog) niet beschikbaar zijn, kan er van subsidiëring geen sprake zijn. Als meer in het algemeen de informatie voor een juiste beoordeling ontoereikend wordt geacht, kan het college om nadere gegevens vragen.
Artikel 6 Subsidieverlening en beslistermijn
Aanvragen worden volgens deze verordening binnen 13 weken behandeld, met de mogelijkheid voor het college om de besluittermijn eenmalig te verlengen.
Artikel 7 Beoordeling en weigeringsgronden
Deze bepaling noemt omstandigheden, waarmee het college bij de beoordeling van de subsidieaanvraag in ieder geval rekening houdt. Dat kunnen ook andere omstandigheden zijn. Verder is aangegeven wanneer de subsidie geweigerd moet worden, respectievelijk kan worden. Bij de laatste categorie heeft het college beleidsvrijheid. De genoemde gevallen spreken voor zichzelf. Zo moet bijvoorbeeld de subsidie in principe zijn verleend, alvorens met de werkzaamheden wordt begonnen. Ook dienen vooraf alle noodzakelijke vergunningen, zoals een monumentenvergunning en een bouwvergunning, te zijn verleend. De termijn van 15 jaar, genoemd in lid e, wordt gerekend vanaf de datum van de betreffende vaststellingsbeschikking.
Artikel 8 Aan de subsidieverlening te verbinden voorschriften
Aan een subsidiebeschikking moeten bepaalde voorwaarden worden verbonden. Deze zijn in lid 1 aangegeven. Zo moet bijvoorbeeld met de werkzaamheden gestart worden binnen 16 weken nadat de verleningsbeschikking afgegeven is. Het ‘Formulier aanvang werkzaamheden monumenten’ is via www.zaanstad.nl/monumenten te downloaden. Uiteraard kunnen ook andere dan de genoemde voorwaarden van belang zijn bij de subsidieverlening. Het college kan dergelijke voorwaarden in de beschikking opnemen.
In sommige gevallen kan het (na de verlening van de subsidie) voor de aanvrager onmogelijk zijn om subsidievaststelling en met name de uitbetaling van de subsidie af te wachten. Het project moet bijvoorbeeld onmiddellijk na de subsidieverlening worden uitgevoerd , waarbij voorfinanciering door betrokkene aantoonbaar –dit ter beoordeling van het college – niet tot de mogelijkheden behoort.
De aanvrager kan dan een gemotiveerd verzoek tot bevoorschotting bij het college indienen.
Artikel 10 Intrekking en wijziging
In de Algemene wet bestuursrecht zijn gevallen opgenoemd, waarin de subsidieverlening kan worden gewijzigd of ingetrokken. Artikel 10 geeft voor de goede orde aan dat in een dergelijk geval wordt overgegaan tot terugvordering van (een deel van) eventueel al betaalde voorschotten.
Artikel 11 Subsidievaststelling en betaling
Nadat de subsidie is verleend en de werkzaamheden zijn uitgevoerd, moet de subsidie worden vastgesteld. Artikel 11 geeft aan hoe en binnen welke termijn dat gebeurt. Ook bevat deze bepaling een regeling voor (bij de uitvoering verricht) meerwerk. Meerwerk kan alleen voor vergoeding in aanmerking komen, als daarom tussentijds is verzocht en het college daarmee heeft ingestemd. De eigenaar van een pand dient zo spoedig mogelijk een aangepaste begroting met daarin het meerwerk opgenomen het college te overhandigen. Op basis van deze begroting kan het college beslissen de subsidie- bijdrage aan te passen als blijkt dat het meerwerk onvermijdelijk en onvoorzien is.
Uitgangspunt is verder dat de subsidievaststelling leidt tot hetzelfde bedrag als waarvoor in eerdere instantie subsidie is verleend. De vaststelling kan echter ook lager uitvallen, bijvoorbeeld indien de raming van de kosten in de subsidieaanvraag hoger blijkt dan de daadwerkelijke kosten. Het vastgestelde subsidiebedrag wordt binnen vier weken betaald. Reeds voldane voorschotten worden op de te betalen subsidie in mindering gebracht, om te voorkomen dat dubbele betaling plaats vindt.
Artikel 12 Lagere subsidievaststelling
In de Algemene wet bestuursrecht zijn gevallen aangegeven, waarin de subsidie lager wordt vastgesteld dan de subsidieverlening. Te denken valt bijvoorbeeld aan het geval de werkzaamheden niet of slechts deels zijn utgevoerd, er niet aan de subsidievoorwaarden is voldaan of bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt. Voor het geval de subsidie lager wordt vastgesteld dan het bedrag van eventueel reeds betaald(e) voorschot(ten), bepaalt artikel 12 voor de duidelijkheid dat in een dergelijk geval wordt overgegaan tot terugvordering daarvan.
Op basis van artikel 13 kan het college personen benoemen die toezicht kunnen houden op de naleving van het bepaalde in deze regeling. Met de benoeming als toezichthouder, krijgt deze de bevoegdheden zoals aangegeven in titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Indien nodig kan het college aanvullende regels vaststellen.
Het is denkbaar dat in uitzonderlijke gevallen de toepassing van de regeling tot onbillijke situaties leidt. In die gevallen kan het college afwijken van de regeling.