Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening 2003 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 149
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-03-2004 | 19-01-2005 | nieuwe regeling | 15-12-2003 Huis aan Huis; 28 januari 2004 | 9 |
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.3 Verblijfsverbod
Artikel 2.1.1.4 Messen en andere voorwerpen als steekwapen
Paragraaf 2 Optochten en betoging
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
Artikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens
Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.1.4.1 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2.1.5.3 Maken, veranderen van een uitweg
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.1 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes
Artikel 2.1.6.3 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen e.d.
Artikel 2.1.6.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2.1.6.9a Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichting
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2.3.1.2 Exploitatievergunning horecabedrijf
Artikel 2.3.1.3 Geldigheidsduur
Artikel 2.3.1.4 Openings- en sluitingstijden
Artikel 2.3.1.4a Overgangsrecht
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingtijden; tijdelijke sluiting
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Artikel 2.3.1.7 Ordeverstoring
Artikel 2.3.1.8 Het college van burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan
Artikel 2.3.1.9 Toegang ambtenaren van politie
Artikel 2.3.1.10 Overige bepalingen
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2.3.3.2 Exploitatie van een speelgelegenheid
Artikel 2.3.3.3 Aanvraag vergunning
Artikel 2.3.3.4 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 2.3.3.5 Weigeringsgronden vergunning
Artikel 2.3.3.6 Verplichtingen exploitant en beheerder
Artikel 2.3.3.7 Exploitatietijden speelgelegenheid
Artikel 2.3.3.8 Intrekkingsgronden vergunning
Artikel 2.3.3.9 Sluiting van een speelgelegenheid
Artikel 2.3.3.10 Beëindiging exploitatie speelgelegenheid
Artikel 2.3.3.11 Wijziging beheer
Artikel 2.3.3.12 Bevoegd orgaan
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2.4.2 Plakken en kladden
Artikel 2.4.3 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2.4.6 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2.4.7 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
Artikel 2.4.8 Hinderlijk drankgebruik
Artikel 2.4.9 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Artikel 2.4.13 Bespieden van personen
Artikel 2.4.15 Nodeloos alarmeren (vervallen)
Artikel 2.4.16 Alarminstallaties
Artikel 2.4.17 Loslopende honden
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden
Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3.2.6 Straatprostitutie
Artikel 3.2.7 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen
Paragraaf 2 Inzameling van afvalstoffen
Artikel 4.2.2.1 Aanwijzing inzamelende instanties
Artikel 4.2.2.2 Afzonderlijk inzameling
Artikel 4.2.2.3 Inzamelmiddelen en -voorzieningen
Artikel 4.2.2.4 Frequentie van inzamelen bij elk perceel
Artikel 4.2.2.5 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning
Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.3.1 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 4.2.3.2 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 4.2.3.3 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 4.2.3.4 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Artikel 4.2.3.5 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Artikel 4.2.3.6 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 4.2.3.7 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 4.2.3.8 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
Artikel 4.2.3.9 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 4.2.3.10 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Paragraaf 4 Inzameling van andere categorieën van afvalstoffen
Artikel 4.2.4.1 Inzamelverbod andere categorieën afvalstoffen behoudens vergunning
Artikel 4.2.4.2 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door de inzameldienst
Artikel 4.2.4.3 Ter inzameling aanbieden van andere categorieën afvalstoffen aan de inzameldienst
Afdeling 4 Bodem-, weg en milieuverontreiniging
Artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen
Artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
Artikel 4.4.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 4.4.4 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten
Artikel 4.4.6 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4.4.7 Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 4.4.8 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 5 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 4.5.3 Aanvraag vergunning
Artikel 4.5.3a Weigeringsgronden
Artikel 4.5.4 Weigering ex lege
Artikel 4.5.5 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Artikel 4.5.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Artikel 4.5.7 Schadevergoeding
Artikel 4.5.8 Bestrijding iepziekte
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Artikel 5.1.5a Aanhangwagens en opleggers
Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 5.3.1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 5.3.1.2 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5.3.1.3 Overlast aan vaartuigen
Artikel 5.3.1.4 Veiligheid op het water
Artikel 5.3.1.5 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5.3.1.6 Reddingsmiddelen
Paragraaf 2 Buiten de bebouwde kom
Artikel 5.3.2.1 Algemene bepaling
Artikel 5.3.2.2 Ligplaats innemen
Artikel 5.3.2.7 Aanwijzing van ligoevers
Artikel 5.3.2.8 Aanwijzing van oever en/of water waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen
Paragraaf 3 Binnen bebouwde kom
Artikel 5.3.3.1 Algemene bepaling
Artikel 5.3.3.2 Aanleggen en ligplaats innemen
Artikel 5.3.3.3 Intrekking vergunning
Afdeling 7 Straatnaamgeving, huisnummering e.d
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 5.7.1.1 Begripsomschrijvingen
Paragraaf 2 Het benoemen van openbare ruimte en het nummeren van bouwwerken, gebouwen, complexen, afgebakende terreinen en ligplaatsen of standplaatsen
Artikel 5.7.2.1 Verdeling in wijken en buurten
Artikel 5.7.2.2 Toekennen nummer
Artikel 5.7.2.3 Zichtbaarheid namen
Artikel 5.7.2.4 Wijziging nummers en straatnamen
Artikel 5.7.2.5 Weigeringsgronden wijzigingsverzoek
Artikel 5.7.2.6 Intrekken nummer
Paragraaf 3 Plaatsen van naam- en nummerborden
Artikel 5.7.3.1 Verplichting toelating borden
Artikel 5.7.3.2 Aanbrengen nummer
Paragraaf 4 Uitvoeringsvoorschriften
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.3 Indiening aanvraag
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien het van mening is dat de aard van de gevraagde vergunning of ontheffing zodanig is dat voor een verantwoorde beoordeling van de aanvraag onvoldoende tijd aanwezig is.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
1.Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Voorzover sprake is in deze verordening van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Het is verboden, op of aan de openbare weg of in een voor publiek toegankelijke inrichting een stof of voorwerp bij zich te hebben waarvan op grond van de omstandigheden aannemelijk is dat die stof of dat voorwerp is meegebracht dan wel aanwezig is om de orde te verstoren, schade aan zaken dan wel letsel aan personen toe te brengen.
Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het is verboden zich vermomd, gemaskerd of op andere wijze onherkenbaar gemaakt op of aan de weg te bevinden met het doel de openbare orde te verstoren.
Paragraaf 2 Optochten en betoging
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat de betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van wat in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op:
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Het is verboden op, aan, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, danwel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
4 Voor de toepassing van het tweede lid, onder c, wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
6 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of het Provinciaal wegenreglement Friesland van toepassing zijn of voorzover er sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1, of terras als bedoeld in artikel 2.3.1.2, vijfde lid, waarvoor vergunning is verleend.
Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
1.Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen.
3.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het Rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap bij het uitvoeren van zijn/haar publiekrechtelijke taak.
4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voorzover het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, het Provinciaal wegenreglement Friesland, de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Leeuwarden van toepassing is.
Artikel 2.1.5.3 Maken, veranderen van een uitweg
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
4 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voorzover de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement Friesland van toepassing is.
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.1 Veroorzaken van gladheid
1.Het is verboden bij vorst of dreigende vorst water op de weg te werpen, uit te storten of te laten lopen.
2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover artikel 427, aanhef en onder 4, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden met een winkelwagentje, als bedoeld in het eerste lid, op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van die winkel of, indien de winkel is gelegen in een winkelcomplex buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcomplex. Als onmiddellijke omgeving van een winkel of winkelcomplex wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzend aan die winkel of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2.1.6.3 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college van burgemeester en wethouders, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2.1.6.11 Veiligheid op het ijs
De gebruiker - of bij het ontbreken daarvan de rechthebbende - van een inrichting voor afvoer van water is, wanneer het ijs in of nabij een ijsbaan of ijsweg door uitstorting van dit water onbetrouwbaar is, verplicht onverwijld de gevaarlijke plaats aan te duiden door bakens, planken, palen of anderen voorwerpen op opvallende wijze langs de rand daarvan te plaatsen.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2.3.1.2 Exploitatievergunning horecabedrijf
De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Bij de toepassing van de in het vierde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.
Het bepaalde in het zesde en zevende lid geldt niet voorzover de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement van toepassing is.
Artikel 2.3.1.3 Geldigheidsduur
Artikel 2.3.1.4 Openings- en sluitingstijden
De ondernemer van een horecabedrijf dient bij de toegang tot zijn bedrijf op een voor een ieder zichtbare plaats een door de gemeente te verstrekken kaart te plaatsen en te houden, waarop de openings-, sluitings- en toelatingstijden zijn vermeld. Indien niet aan de in dit lid gestelde eis wordt voldaan, geldt voor dat horecabedrijf een sluitingstijd van 23.00 uur.
het Stationskwartier, begrensd door: Prins Hendriksbrug, Sophialaan, Stationsplein (inclusief het NS-station), Stationsweg, Zuiderplein, Wirdumerpoortsbrug en midden van de Zuiderstadsgracht,
met dien verstande dat het tussen 03.00 uur en 06.00 uur verboden is nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt of verkocht, behoudens het gestelde in het vierde lid;
Het is de ondernemer van een horecabedrijf, niet gelegen in één van de in het tweede lid genoemde gebieden, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
met dien verstande, dat het tussen 00.00 uur en 01.00 uur verboden is nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt of verkocht behoudens het gestelde in het vijfde lid.
Artikel 2.3.1.4a Overgangsrecht
Voor horecabedrijven, niet gelegen in het concentratie-, ontwikkelings- of consolidatie-gebieden, waarvoor op het tijdstip van het in werking treden van de wijziging van deze verordening andere sluitingstijden gelden, blijft de bestaande situatie van kracht, met uitsluiting van de bepalingen voor de sluitingstijden van terrassen.
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4 of 2.3.1.4a geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.4 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.5 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.1.7 Ordeverstoring
Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.
Artikel 2.3.1.8 Het college van burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college van burgemeester en wethouders op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.5.
Artikel 2.3.1.9 Toegang ambtenaren van politie
De ondernemer van een horecabedrijf is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie en die van de gemeente die met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.2 Exploitatie van een speelgelegenheid
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid
onder c, van de Wet op de kansspelen een vergunning is vereist; b. gelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden het kleine kans-
spel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de Kansspelen te
beoefenen of waar gelegenheid wordt gegeven te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de
Artikel 2.3.3.3 Aanvraag vergunning
Bij een aanvraag om vergunning wordt in ieder geval vermeld en/of overlegd: a. de persoonsgegevens van de exploitant(en); b. de persoonsgegevens van de beheerder(s); c. een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; d. de plaatselijke ligging van de speelgelegenheid; e. een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de speelgelegenheid; f. een bedrijfsplan, waarin in ieder geval staat beschreven welk(e) spel(en) in de speelgelegenheid zal (zullen) worden beoefend.
Artikel 2.3.3.4 Gedragseisen exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder van een speelgelegenheid:
zijn niet binnen de laatste vijf jaar exploitant of beheerder geweest van een speelgelegenheid of horeca-inrichting die voor tenminste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 2.3.3.2, eerste lid, of artikel 2.3.1.2, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hen terzake geen verwijt treft;
Artikel 2.3.3.7 Exploitatietijden speelgelegenheid
Het in de artikelen 2.3.1.4, 2.3.1.5, 2.3.1.6, 2.3.1.7 en 2.3.1.8 van deze verordening bepaalde is onverkort van overeenkomstige toepassing op speelgelegenheden, die niet tevens als horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 zijn aan te merken.
Artikel 2.3.3.8 Intrekkingsgronden vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan de burgemeester de vergunning voor een speelgelegenheid intrekken, indien:
Artikel 2.3.3.10 Beëindiging exploitatie speelgelegenheid
Bij ontvangst van deze mededeling dan wel uiterlijk twee weken na de feitelijke beëindiging vervalt de vergunning, tenzij is aangegeven dat de exploitatie van die speelgelegenheid door een ander wordt voortgezet en een aanvraag voor een nieuwe vergunning binnen de in het eerste lid genoemde termijn van twee weken is ingediend.
Artikel 2.3.3.12 Bevoegd orgaan
Indien de speelgelegenheid niet in een voor publiek toegankelijk gebouw is gevestigd, worden de in deze paragraaf aan de burgemeester toegekende bevoegdheden uitgeoefend door het college van burgemeester en wethouders van burgemeester en wethouders.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.8 Hinderlijk drankgebruik
Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben, met het kennelijke doel deze geheel of ten dele op de weg te nuttigen of te laten nuttigen.
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.4.17 Loslopende honden
Het bepaalde in het eerste lid, onder b, geldt niet voor personen die in verband met hun gezichtsvermogen gebruik maken van een blindengeleidehond, voor ambtenaren van politie die voor de uitoefening van hun taak gebruik moeten maken van een surveillancehond of een speurhond en voor het bestemmingsverkeer.
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het- college van burgemeester en wethouders is aangegeven.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.7.1 Verzameling van personen in verband met drugs of heling
Het is verboden op of aan wegen die door het college van burgemeester en wethouders zijn aangewezen, omdat de openbare orde dat in verband met het openlijk gebruik van of handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet dan wel heling naar hun oordeel noodzakelijk maakt, deel te nemen aan een verzameling van meer dan vier personen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verzameling verband houdt met het gebruik van of handel in drugs dan wel heling.
Artikel 2.7.2 Openlijk gebruik en handel van drugs
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan de wegen in of op een voertuig te bevinden indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Het in het eerste lid en tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing op voorwerpen of activiteiten die in het belang van de Volksgezondheid, in het bijzonder de preventie, de bestrijding van drugsverslaving of de hulpverlening aan de verslaafden, van overheidswege worden bevorderd of zijn goedgekeurd.
Afdeling 9 Preventief fouilleren
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso (o)n (en) - of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.7 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 3 Geldigheidsduur; weigeringsgronden; nadere regels
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college van burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het voorschrift 1.5.1 uit de Bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college van burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4.1.5 Overige geluidhinder
Het verbod geldt niet, voor zover artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1994 of het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing zijn.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen
ter inzameling aanbieden: de wijzen van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats.
Paragraaf 2 Inzameling van afvalstoffen
Artikel 4.2.2.1 Aanwijzing inzamelende instanties
Als inzameldienst, belast met het ter uitvoering van de wet, de provinciale milieuverordening en deze afdeling inzamelen van afvalstoffen wordt aangewezen BV Fryslân Miljeu Noord West, gevestigd te Leeuwarden. De inzameldienst is eveneens belast met de uitvoering van reinigingstaken, die op grond van de Gemeentewet en/of andere wettelijke regelingen kunnen worden aangemerkt als taken van de gemeente.
Artikel 4.2.2.2 Afzonderlijk inzameling
Door de inzameldienst worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:
Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.3.1 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 4.2.3.2 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 4.2.3.4 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Artikel 4.2.3.5 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Indien voor de gebruiker van een perceel voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen krachtens artikel 4.2.2.3, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening is aangewezen, is het voor de gebruiker verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
Artikel 4.2.3.6 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 4.2.3.7 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 4.2.3.8 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
Artikel 4.2.3.10 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college van burgemeester en wethouders regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst.
Paragraaf 4 Inzameling van andere categorieën van afvalstoffen
Artikel 4.2.4.2 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door de inzameldienst
Het college van burgemeester en wethouders kan andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Artikel 4.2.4.3 Ter inzameling aanbieden van andere categorieën afvalstoffen aan de inzameldienst
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor die categorieën afvalstoffen die zijn aangewezen krachtens artikel 4.2.4.2, voorzover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de Verordening reinigingsheffingen 1995.
Afdeling 4 Bodem-, weg en milieuverontreiniging
Artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen
afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod is niet van toepassing op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid aangewezen personen of instanties of houders van een vergunning als bedoeld in artikel 4.2.2.5.
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de stoffen of voorwerpen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel van het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.
Artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag; te reinigen of te doen reinigen.
Artikel 4.4.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting bedoeld in het eerste lid is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, worden verwijderd.
Artikel 4.4.4 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten
Degene die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden op een door het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.4.6 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.4.7 Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Het is verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.
Artikel 4.4.8 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 5 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.5.4 Weigering ex lege
De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd, wanneer niet binnen de in artikel 1.2 genoemde termijn een beslissing is genomen op de aanvraag voor een vergunning.
Artikel 4.5.5 Bijzondere vergunningsvoorschriften
a de bezwaar- of beroepstermijn voor derden is verstreken zonder dat bezwaar of beroep is ingediend;
b beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening;
c beslist is op het beroep van derden en geen verzoek tot voorlopige voorziening is gedaan;
en voorts, wanneer de kapvergunning is verleend ter uitvoering van een bouwplan, een sloopplan of een ruimtelijk plan, waarvoor respectievelijk een bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet, een sloopvergunning als bedoeld in de Bouwverordening of een aanlegvergunning als bedoeld in de Woningwet, dan wel een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vereist:
d.wanneer de bouwvergunning, sloopvergunning, aanlegvergunning of vrijstelling van kracht is geworden.
Artikel 4.5.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.5.7 Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.5.2, artikel 4.5.5 of artikel 4.5.6, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college van burgemeester en wethouders hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4.5.8 Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college van burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4.5.9 Monumentale en waardevolle bomen
Op het voornemen een kapvergunning te verlenen voor monumentale en waardevolle bomen of houtopstanden is de openbare voorbereidingsprocedure ingevolge afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Afdeling 6 Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.6.1 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk dan wel aldaar bloemen te plukken.
Afdeling 7 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.7.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het college van burgemeester en wethouders kan, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels:
Artikel 4.7.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak of vaartuig alsmede de hoofdgebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd, zomede op naamborden;
mits deze opschriften en aankondigingen geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1,00 meter en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan een onroerende zaak;
d opschriften betrekking hebbend op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan tevoren door of vanwege de rechthebbende of de hoofdgebruiker van de onroerende zaak schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college van burgemeester en wethouders en het college van burgemeester en wethouders niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken.
Zodanige opschriften en aankondigingen worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben verloren, wanneer deze gedurende meer dan 9 weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.
a indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b in het belang van de verkeersveiligheid;
c in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid van artikel 4.7.2, danwel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van het onroerend goed aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b voertuigen: alle voertuigen met uitzondering van:
3 invalidenvoertuigen in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
3 Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan op drie achtereenvolgende dagen te parkeren op een weg, hetzij steeds op dezelfde plaats, hetzij met geringe verandering van plaats.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voozover het provinciaal Wegenreglement Friesland van toepassing is.
Artikel 5.1.5a Aanhangwagens en opleggers
3 Het in het eerste lid, aanhef en onder a gestelde verbod geldt niet voorzover artikel 5.1.2 toepassing is.
Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het college van burgemeester en wethouders kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders in de uitoefening van handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven dan wel diensten aan te bieden.
Het college van burgemeester en wethouders houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een Wet-milieubeheerplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing over de Wet-milieubeheervergunningaanvraag is genomen.
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d.
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
Artikel 5.3.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
vaartuig: naast het vaartuig in de betekenis van artikel 1.1, onder F, een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen en drijven heeft verloren, dan wel de overblijfselen ervan;
ankeren: het doen of laten liggen van een vaartuig anders dan aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig;
rietkraag: de met riet, biezen, lisdodden of soortgelijke planten (helofyten) begroeide oppervlakte;
zakelijke vergunning: vergunning die gebonden is aan het vaartuig.
Artikel 5.3.1.2 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Artikel 5.3.1.5 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.2.1 Algemene bepaling
Deze paragraaf is van toepassing buiten de bebouwde kom van Leeuwarden, als bedoeld in artikel 1:3 van de Bouwverordening, met uitzondering van de woonschepenhavens de Leyte, it Anker en de Boeg en de voormalige ligplaatsen-oever aan het Bisschopsrak.
De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee gedurende drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats te hebben gelegen, indien dat vaartuig op die plaats door een met het toezicht op de naleving van deze bepaling belaste ambtenaar wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van drie dagen en op enig tijdstip van de eerste dag na die drie dagen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.2.3, eerste en tweede lid is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee op een plaats aan te leggen, indien het college van burgemeester en wethouders hem schriftelijk heeft meegedeeld, dat zij het, met het oog op de verdeling van de beschikbare aanlegplaatsen, onaanvaardbaar achten dat genoemde rechthebbende aldaar nog langer aanlegt.
Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren in een rietkraag of op een afstand van minder dan vijf meter vanuit een rietkraag in een krachtens artikel 5.3.2.8 als zodanig aangewezen water of op een afstand van minder dan vijf meter vanuit een krachtens artikel 5.3.2.8 als zodanig aangewezen oever.
Artikel 5.3.2.8 Aanwijzing van oever en/of water waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen
Artikel 5.3.3.1 Algemene bepaling
Deze paragraaf is van toepassing binnen de bebouwde kom van Leeuwarden, als bedoeld in artikel 1:3 van de Bouwverordening, alsmede op de daarbuiten gelegen woonschepenhavens de Leyte, it Anker en de Boeg en de voormalige ligplaatsenoever aan het Bisschopsrak.
Artikel 5.3.3.3 Intrekking vergunning
Naast de in artikel 1.6 genoemde gronden kan het college van burgemeester en wethouders een ligplaatsvergunning intrekken indien:
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 7 Straatnaamgeving, huisnummering e.d.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 5.7.1.1. Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Openbare ruimte: alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen óf paden, pleinen, plaatsen, plantsoenen en alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede daarin begrepen alle bouw- en kunstwerken die daar deel van uitmaken.
Paragraaf 2. Het benoemen van openbare ruimte en het nummeren van bouwwerken, gebouwen, complexen, afgebakende terreinen en ligplaatsen of standplaatsen
Artikel 5.7.2.5. Weigering wijzigingsverzoek
Het college van burgemeester en wethouders kan een verzoek tot het wijzigen van een nummer weigeren:
Artikel 5.7.2.6. Intrekken nummer
Burgemeester en wethouders kunnen een toegekend nummer intrekken in het geval van sloop of een zodanige wijziging van het object dat het voortbestaan van de nummering niet meer bijdraagt aan de vindbaarheid van de nummers ten behoeve van de communicatie van mensen en het verlenen van diensten en hulp.
Paragraaf 3. Plaatsen van naam- en nummerborden
Artikel 5.7.3.1. Verplichting toelaten borden
Indien burgemeester en wethouders het nodig oordelen dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met straatnamen, huisnummer-verzamelborden en verwijsaanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Paragraaf 5. Overgangsbepaling
Artikel 5.7.5.1. Overgangsbepaling
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
1.Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Van een binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner wordt binnen 48 uur schriftelijk verslag gedaan aan de burgemeester.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
5 In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.