Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2013 |
Citeertitel | Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Gemeenteblad 2012-110 |
Geen
gelet op artikel 221 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2014 | Onbekend | 13-11-2012 Gemeenteblad 2012-110 | AP023; raadsstuk 2012-2669b |
Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2013
Artikel 4 Maatstaf van heffing
In afwijking van het eerste lid wordt de waarde van een bedrijfsruimte, met uitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:
In afwijking van het eerste lid wordt de waarde van een ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig de beoogde bestemming.
In afwijking van het eerste lid wordt de waarde van een woonruimte, die deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van die woonruimte.
In afwijking van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, de waarde van:
glasopstanden die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd ten behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
Artikel 9 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt 31 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens 31 dagen later.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten.
Artikel 11 Intrekking oude verordening
De Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2012 wordt ingetrokken.
De Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2012 blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2013 hebben voorgedaan.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2013.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 en 13 november 2012.
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 23 november 2012 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
Toelichting op de Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2013
De Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten is gebaseerd op artikel 221 van de Gemeentewet. De artikelen 220a, tweede lid, 220b, 220d tot en met 220f en 220h van de Gemeentewet voor de onroerende-zaakbelastingen en de artikelen 17 en 18 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) zijn van overeenkomstige toepassing. Omdat de waarden voor roerende woon- en bedrijfsruimten niet bij WOZ-beschikking worden vastgesteld, zijn de overeenkomstige bepalingen uit de Wet WOZ eveneens overgenomen. De gedachte achter de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten is dat gebruikers en eigenaren van woonschepen, woonwagens en andere roerende zaken die dienen tot woning, en van roerende bedrijfsruimten ook belang hebben bij de collectieve voorzieningen die de gemeente hun biedt. Artikel 221 van de Gemeentewet maakt het mogelijk de gebruikers van bedrijfsruimten en eigenaren van woon- en bedrijfsruimten te betrekken in een heffing die vergelijkbaar is met de onroerende-zaakbelastingen. Van belang daarbij is wel dat de ruimten (1) duurzaam aan een plaats gebonden zijn en (2) dienen tot permanente bewoning of permanent gebruik.
Op 1 januari 2008 zijn de limieten voor tarieven en tariefstijgingen afgeschaft (Wet van 7 december 2007, Stb. 570). Gemeenten zijn vrij in het vaststellen van drie tarieven: een eigenarentarief en een gebruikerstarief voor bedrijfsruimten en een eigenarentarief voor woonruimten. Daarbij gelden geen absolute of relatieve limieten. Wel is ter voorkoming van een onevenredige stijging van de collectieve lastendruk een macronorm ingesteld. Dit is een norm voor de totale opbrengsten OZB in Nederland. Bij overschrijding van de norm vindt er een bespreking plaats tussen Rijk en gemeenten in het bestuurlijk overleg Financiële Verhoudingen in de maand april. Het Rijk kan uiteindelijk als machtsmiddel de hoogte van de uitkering uit het gemeentefonds gebruiken.
Tarief als percentage van de waarde
De belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten worden berekend naar een percentage van de waarde van de roerende woon- of bedrijfsruimten.