Organisatie | Lisse |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Kruimelbeleid 1e herziening ex artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht jo artikel 4 van bijlage II Besluit omgevingsrecht |
Citeertitel | Kruimelbeleid 1e herziening |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | nieuwe regeling | 28-09-2010 De Lisser, 29-9-2010 |
Het geldende bestemmingsplan is het planologisch regime waaraan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en verzoeken in beginsel worden getoetst. Afwijkingen van het bestemmingsplan dienen gemotiveerd te worden vanuit een daarvoor geformuleerd beleidskader. Dit om te voorkomen dat ad hoc op bepaalde verzoeken wordt gereageerd.
De doelstelling van deze notitie is een helder en consistent beleid te hebben voor omgevingsvergunningen voor de activiteit “planologisch strijdig gebruik” ex artikel 2.12 Wabo juncto artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Uniformering van de regeling komt ten goede aan een effectieve en efficiënte afdoening van aanvragen. Dit beleidskader geeft aan in welke gevallen wij een omgevingsvergunning voor deze activiteit willen verlenen. Indien zich een geval voordoet die niet is opgenomen in dit beleidskader maar wel is opgenomen in artikel 4 van bijlage II van de Bor, zal aparte afweging plaatsvinden.
Per 1 oktober 2010 is de Wabo, Bor en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) in werking getreden. In de Wabo is in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2Ëš de mogelijkheid opgenomen om middels algemene maatregel van bestuur planologisch af te wijken van het bestemmingsplan. In bijlage II van de Bor is in artikel 4 aangegeven voor welke bouwwerken die strijdig zijn met het bestemmingsplan, vergunning kan worden verleend. Voor bouwwerken in het gebied buiten de bebouwde kom is in dit artikel opgenomen in welke gevallen vergunning verleend kan worden.
Voor gebieden binnen de bebouwde kom zijn de criteria om vergunning te verlenen erg ruim opgesteld waardoor het wenselijk is voor de gemeente Lisse een beleidskader vast te stellen.
Op 28 september 2010 is het Kruimelbeleid Wabo in werking getreden. Op het moment dat het Kruimelbeleid in werking trad is afgesproken dit beleid na een half jaar te evalueren. Tijdens de evaluatie is gebleken dat er een aantal wijzigingen nodig zijn. De grootste wijziging is het onderscheid van functioneel geschikt of ondergeschikt te laten vervallen bij aan- of uitbouwen op het achtererfgebied.
Het Kruimelbeleid Wabo, 1e herziening, is op 28 juni 2011 door het college vastgesteld. Op de dag na publicatie treedt deze 1e herziening in werking en vervalt het “Kruimelbeleid ex artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht jº artikel 4 van bijlage II Besluit omgevingsrecht” dat door het college op 28 september 2010 is vastgesteld.
Deze notitie ‘kruimelbeleid’ bestaat uit een lijst van verschillende toelaatbare bouwwerken waarbij objectieve, eenduidige en meetbare criteria zijn opgenomen. Als een aanvraag aan de criteria voldoet kan vergunning worden verleend.
De omgevingsvergunning wordt in dat geval verleend voor het realiseren van een gebruik van gronden of van bouwwerken dat strijdig is met de geldende planologische regelgeving.
Deze wijzigingen zijn per geval dusdanig verschillend dat iedere situatie afzonderlijk moet worden beoordeeld. Het opstellen van een eenduidig beleid hiervoor is daarom niet mogelijk.
Welke artikelen zijn van belang?
Artikel 2.1 en artikel 2.12 van de Wabo zijn van belang bij de beoordeling of voor een bouwwerk een omgevingsvergunning kan worden verleend. In bijlage II van de Bor zijn criteria opgenomen voor vergunningverlening.
Hoofdstuk II vergunningsvrije bouwwerken ook al is er strijd met het bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan
Hoofdstuk III vergunningsvrije bouwwerken die passen binnen de bepalingen van het bestemmingsplan
Hoofdstuk IV bouwwerken zijn strijdig met het bestemmingsplan maar met omgevingsvergunning mogelijk
In dit hoofdstuk worden de algemene bepalingen gegeven. Voor de begripsbepalingen en wijze van meten die niet in deze beleidsregels zijn voorzien, gelden de bepalingen van het desbetreffende bestemmingsplan en Wabo. Is hierin niets geregeld dan gelden de aanvullende bepalingen van de gemeentelijke bouwverordening.
het terrein dat op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt zodat een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woongebouw of een ander gebouw gerealiseerd moet worden binnen dergelijke ten behoeve van bebouwing begrensde gronden
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter afstand van de voorkant, van het hoofdgebouw
de gevel die als voornaamste oorspronkelijke achtergevelvlak wordt gezien
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren
een ander gebouw dan een woning, zoals een winkel, kantoor, praktijkruimte, bedrijfsgebouw, etc.
de antenne dient om het bereik van een draadloos apparaat te vergroten
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie
een open, van een balustrade voorziene en via een deur te betreden bouwwerk aan een gebouw
het gebied waar de verschillende bestemmingsplannen voor de kernen gelden, zoals dit wordt begrensd door het vigerende bestemmingsplan voor het Buitengebied
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak
de hoogte van het hoogste punt van het gebouw (met uitzondering van schoorstenen en liftopbouwen) tot aan het aansluitend terrein
de begane grond of een verdieping van een gebouw, met dien verstande dat per bouwlaag 100% van het vloeroppervlak een plafondhoogte van ten minste 2,40 meter aanwezig cq. mogelijk is
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond
de hoek van het dakvlak ten opzichte van de vloer of grondvlak van een ruimte
hoogste punt van een schuin dak
laagste punt van een schuin dak
een woning die door de ligging op een straathoek of openbare ruimte, aan twee zijden een naar de wegzijde op openbare ruimte gekeerde gevel heeft
een woonruimte meestal grondgebonden
de tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden
de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of van de openbare ruimte
een ondergeschikte toevoeging aan de voorgevel op de begane grond
een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week. Meestal is die publiek, maar ze kan ook besloten zijn
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
een woning die aan maximaal één zijde is aangebouwd door een andere woning
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is
afdak tegen een gebouw, veelal boven een ingangspartij van een huis, dat beschutting geeft tegen weersinvloeden
een gebouw of object dat cultuurhistorisch gezien van nationaal, provinciaal of gemeentelijke belang is en als zodanig aangewezen
een infrastructurele voorziening, zoals gas, water, elektriciteit, telecommunicatie, openbaar vervoer en waterstaat
bouwdelen, die buiten de hoofdmassa van het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden, dakkapellen en andere ondergeschikte dakopbouwen
de woning zoals die op basis van de oorspronkelijke eerste bouwvergunning is gebouwd
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal één wand, zoals een luifel of een carport
de eerste uitbreiding die de maatstaf vormt voor de uitbreidingen die later worden gerealiseerd
uitbreiding of aangebouwd bijgebouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied
de gevel die als voornaamste oorspronkelijke voorgevelvlak wordt gezien
voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening
een gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw
een woning die zelfstandig op een perceel is gebouwd
de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een zelfstandig wonend persoon of een samenwonende groep van personen
de grens van een perceel, aan de zijkant van een woning (die voor- en achterzijde van het perceel verbindt)
een gevel van een gebouw die niet een voorgevel of achtergevel is
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst
3.2 Artikel 4. Bor, genoemd in bijlage II
Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a. onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
De vergunningsmogelijkheid van artikel 4. in de Bor is erg ruim opgesteld voor planologische gebruiksactiviteiten binnen de bebouwde kom, waardoor het wenselijk is voor de gemeente Lisse een beleidskader vast te stellen. Dit beleidskader bestaat uit een lijst van verschillende toelaatbare bouwwerken waarbij objectieve, eenduidige en meetbare criteria zijn opgenomen. Als een aanvraag aan de criteria voldoet, kan door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning worden verleend.
Bijlage II, artikel 4. Bor dient te worden toegepast bij aanvraag bouwwerken binnen de bebouwde kom:
3.2.1 Uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning
Monumenten Indien een bouwplan, dat valt onder artikel 2.1, eerste lid, onder f, in strijd is met het geldende bestemmingsplan, dan wordt op, aan of bij monumentale gebouwen medewerking verleend aan een vergunning onder de voorwaarden dat er een positief advies van de monumentencommissie over het bouwplan is gegeven.
Wet maatschappelijke Ondersteuning (WMO) In geval van bouwplannen die verband houden met uitbreidingen voor mensen met een beperking en waarvoor, bijvoorbeeld op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, een noodzaak aanwezig is, bestaat de mogelijkheid om op grond hiervan ontheffing te verlenen, voor zover door of namens de aanvrager de noodzaak aangetoond is. Per geval zal een afweging gemaakt worden.
3.2.2 Uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander gebouw dan een woning
mits wordt voldaan aan de voorwaarde:
3.2.3 Een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water- of wegverkeer
mits wordt voldaan aan de voorwaarde:
3.2.4 Een bouwwerk, geen gebouw zijnde
mits wordt voldaan aan de voorwaarde:
3.2.5 Een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw (niet zijnde een bijgebouw, aan- of uitbouw) in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak
mits wordt voldaan aan de voorwaarde van de Welstand:
Is geen eerder geplaatste dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding aanwezig dan zal per geval de afweging gemaakt worden of de aanvraag als projectmatige uitbreiding kan worden gezien.
3.2.6 een zwembad, whirlpool, jacuzzi of vijver op het erf bij een woning of woongebouw
mits deze niet van een overkapping is voorzien.
3.2.7 een sport- of speeltoestel anders dan voor uitsluitend particulier gebruik
mits wordt voldaan aan de voorwaarde:
• uitsluitend functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens.
3.2.8 Een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
3.3.1 Gebruik van gronden ten behoeve van evenementen
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
3.3.2 Het wijzigen van het gebruik van bouwwerken
al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
3.3.3 Het wijzigen van het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning
Er wordt geen beleidsregel opgenomen ten aanzien van het wijzigen van het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning.
3.3.4 Aan huis gebonden beroep
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
Het is niet toegestaan om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
Indien een aanvraag betrekking heeft op een geval die niet vermeld wordt in de bovengenoemde beleidsregels, dan kan vergunning worden verleend nadat getoetst is aan de volgende criteria:
Anticiperen nieuw bestemmingsplan Bij ieder verzoek dat in strijd is met het geldende bestemmingsplan en valt onder de in artikel 4 van bijlage 2 Bor opgenomen gevallen wordt onderzocht of een herziening wordt voorbereid en in welk stadium dit plan zich bevindt. In de afweging wordt meegenomen of het verzoek zal passen binnen het nieuwe bestemmingsplan en geanticipeerd kan worden op de nieuwe situatie. Op het moment dat het voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan ter inzage is gelegd kan in de motivering van de vergunning daar naar worden verwezen.
Bestaand ruimtelijk beleid Het vergunningverzoek wordt getoetst aan het van toepassing zijnde vastgestelde beleid. Bij strijdigheid met vastgesteld beleid zal in principe géén medewerking worden verleend. Zijn specifieke omstandigheden aanwezig die afwijking rechtvaardigen dan geldt bij de besluitvorming een zwaardere motiveringseis, tenzij verwezen kan worden naar in ontwikkeling zijnd beleid dat al op schrift is gesteld en waarvan aannemelijk is dat het zo vastgesteld gaat worden.
Waarborging ruimtelijke kwaliteit In alle gevallen zal er bij toepassing van de vergunningsbevoegdheid sprake moeten zijn van een verantwoord stedenbouwkundige nieuwe situatie. Hiervan is onder andere sprake indien de vergunning niet tot gevolg heeft dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast. Hiertoe kan ieder vergunningverzoek met ruimtelijke consequenties ter goedkeuring aan een stedenbouwkundige, en indien relevant, aan de welstandscommissie worden voorgelegd. Bovendien wordt getoetst of verschillende functies significante hinder van elkaar zullen ondervinden en of bestaande toegestane functies belemmerd zullen worden in hun doelmatig gebruik. Bij strijdigheid met een van deze elementen kan in principe géén medewerking worden verleend aan het vergunningverzoek, tenzij strikte randvoorwaarden worden verbonden aan de vergunning ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit.
Afweging individueel en algemeen belang Bij ieder vergunningverzoek wordt onderzocht hoe het individuele belang van de aanvrager zich verhoudt tot het door de gemeente te bewaken algemene belang. In dat geval kunnen aspecten als openbare orde, veiligheid (waaronder brandveiligheid, sociale veiligheid, verkeersveiligheid), landschapsschoon en natuur een rol spelen.
Rechtszekerheid en rechtsgelijkheid Bij de beoordeling van het vergunningverzoek moet rekening worden gehouden met de beginselen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Juist omdat het bij een ontheffingsverzoek gaat om een individuele concrete situatie in tegenstelling tot de integrale ruimtelijke benadering bij een herziening van een bestemmingsplan dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de consequenties van het verzoek voor de omgeving en omwonenden. De effecten voor de aangrenzende percelen dienen voor zover mogelijk in beeld te worden gebracht. Daarnaast zal het vergunningverzoek ter visie worden gelegd waarbij de mogelijkheid bestaat zienswijzen in te dienen.