Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Laarbeek

Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ Laarbeek 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLaarbeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHandhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ Laarbeek 2012
CiteertitelHandhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ Laarbeek 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. IOAW
  3. IOAZ
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-07-201201-01-2012Nieuwe regeling

27-06-2012

Laarbeeker, huis-aan-huis-blad

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ Laarbeek 2012

De raad van de gemeente Laarbeek;

 

gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, artikel 8a Wet werk en bijstand, artikel 35, eerste lid, onderdeel c, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, eerste lid, onderdeel c, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

 

b e s l u i t :

vast te stellen de Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ Laarbeek 2012.

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.1 - Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a)

      De wet: de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • b)

      College: het college van burgemeester en wethouders;

    • c)

      Bijstand: algemene en bijzondere bijstand zoals genoemd in artikel 5, onderdeel a, WWB;

    • d)

      Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid, IOAW/IOAZ;

    • e)

      Uitkeringsgerechtigde: persoon van 18 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar die bijstand ingevolge de WWB ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan ontvangt, dan wel een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ;

    • f)

      Inlichtingenverplichting: de verplichtingen genoemd in artikel 17, eerste, tweede en vierde lid, WWB en in artikel 13, eerste, tweede en vierde lid, IOAW/IOAZ;

    • g)

      Plicht tot arbeidsinschakeling: de verplichtingen genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdeel a en b, WWB of de verplichtingen genoemd in artikel 37, eerste lid, IOAW/IOAZ;

    • h)

      Re-integratievoorziening: voorziening als bedoeld in artikel 1 van de Wet Participatiebudget;

    • i)

      Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 18, tweede lid, WWB in samenhang met de Afstemmingsverordening WWB als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, WWB dan wel op grond van artikel 20, tweede lid, IOAW en artikel 20, eerste lid, IOAZ in samenhang met de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, IOAW/IOAZ alsmede het opleggen van een maatregel van onbepaalde duur op grond van artikel 20, eerste lid, IOAW en artikel 20, tweede lid, IOAZ, overeenkomstig de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ;

    • j)

      Afstemmingsverordening WWB: de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand Laarbeek, die is gebaseerd op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18, tweede lid, WWB;

    • k)

      Maatregelenverordening IOAW en IOAZ: de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Laarbeek, die is gebaseerd op artikel 35, eerste lid, onderdeel b, IOAW/IOAZ;

    • l)

      Hoogwaardige handhaving: het stelsel van preventieve en repressieve maatregelen gericht op het voorkomen, ontmoedigen en bestrijden van oneigenlijk gebruik of misbruik van bijstand of uitkering en van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling tezamen met het beleid over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand of uitkering;

    • m)

      Fraude: het ten onrechte geheel of gedeeltelijk ontvangen van bijstand of een uitkering door het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen aan het college;

    • n)

      Misbruik: het ontvangen van bijstand of een uitkering in strijd met de wettelijke voorschriften, waarbij het ten onrechte ontvangen aan de belanghebbende te wijten is;

    • o)

      Oneigenlijk gebruik: het ontvangen van bijstand of een uitkering conform de regels, maar in strijd met of tegen de bedoeling van die regels;

    • p)

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

  • 2.

    Begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Hoofdstuk 2 - Hoogwaardige handhaving

Artikel 2.1 - Hoogwaardige handhaving, voorlichting en communicatie

  • 1.

    Het college zorgt voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van fraude en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van dit onderdeel van de verordening een beleidsplan vast, waarin aandacht wordt besteed aan hoogwaardige handhaving. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand of een uitkering zijn verbonden, en over de consequenties van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast beschrijft het college in het beleidsplan ten minste de wijze van controle bij de aanvraag, de handelwijze bij inconsistenties in de aanvraag, alsmede het gebruik van signaal- en risicosturing bij de beoordeling van de aanvraag.

  • 3.

    Het college voert onderzoeken en bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Op grond hiervan kan de bijstand of de uitkering na verificatie aan veranderde omstandigheden worden aangepast.

Hoofdstuk 3 - Gevolgen van fraude

Artikel 3.1 - Maatregeloplegging

  • 1.

    De verwijtbare niet-nakoming van de plicht tot arbeidsinschakeling, de inlichtingenplicht en overige verplichtingen, als bedoeld in artikel 55 WWB, door de belanghebbende alsmede van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, leiden tot een maatregeloplegging overeenkomstig de regels van de Afstemmingsverordening WWB.

  • 2.

    De verwijtbare niet-nakoming van de plicht tot arbeidsinschakeling, de inlichtingenplicht en overige verplichtingen op grond van de IOAW/IOAZ door de belanghebbende, leiden tot een maatregeloplegging overeenkomstig de regels van de Maatregelverordening IOAW en IOAZ.

Artikel 3.2 - Terugvordering

  • 1.

    Op grond van het gestelde in artikel 58, eerste lid, WWB is het college bevoegd om in beleidsregels de voorwaarden vast te leggen op grond waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bijstand van de belanghebbende, al dan niet als gevolg van de verwijtbare niet-nakoming van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 WWB, wordt teruggevorderd, voor zover hierin niet reeds is voorzien in paragraaf 6.4 Wet werk en bijstand.

  • 2.

    Op grond van het gestelde in artikel 58, eerste lid, WWB is het college bevoegd om in beleidsregels de voorwaarden vast te leggen op grond waarvan het tijdelijk, dan wel geheel of gedeeltelijk kan afzien van terugvordering.

  • 3.

    Op grond van het gestelde in artikel 60 tweede lid WWB is het college bevoegd om in beleidsregels de voorwaarden vast te leggen ten aanzien van de invordering van kosten van bijstand, voor zover hierin niet reeds is voorzien in de bepalingen van titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht over bestuursrechtelijke geldschulden.

  • 4.

    Het gestelde in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheden van het college zoals die zijn beschreven in de artikelen 25 tot en met 31 IOAW/IOAZ.

Artikel 3.3 – Verhaal

  • 1.

    Op grond van het gestelde in artikel 61 WWB is het college bevoegd om in beleidsregels de voorwaarden vast te leggen op grond waarvan verhaal van kosten van bijstand plaats vindt, voor zover hierin niet reeds is voorzien in paragraaf 6.5 WWB.

  • 2.

    Op grond van het gestelde in artikel 61 WWB is het college bevoegd om in beleidsregels de voorwaarden vast te leggen op grond waarvan het tijdelijk, dan wel geheel of gedeeltelijk kan afzien van verhaal van kosten van bijstand.

Artikel 3.4 - Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Onverminderd de bevoegdheid van het college tot terugvordering van kosten van bijstand of uitkering, maakt het college proces-verbaal op en doet het aangifte bij het Openbaar Ministerie, indien het niet, niet juist of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting door de belanghebbende leidt tot een benadelingsbedrag dat in overeenstemming is met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten, zoals beschreven in de vigerende Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude van het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 4 - Slotbepalingen

Artikel 4.1 - Overgangsrecht

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ Laarbeek, vervalt artikel 22 van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Laarbeek en artikel 6.1 van de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Laarbeek.

Artikel 4.2 - Hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan afwijken van de bepalingen in deze verordening voor zover toepassing gelet op het belang van handhaving leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 4.3 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 6 juli 2012 en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 27 juni 2012.

 

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

M.H.C.M. van der Aa J.G.M.T. Ubachs

Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ Laarbeek 2012 – Toelichting

Algemeen

Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 35, eerste lid, onderdeel c, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 35, eerste lid, onderdeel c, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten.

Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken.

De gemeenteraad stelt op hoofdlijnen het beleid rondom handhaving vast door middel van deze Handhavingsverordening en geeft daarmee de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels.

Mede gelet op de grote verwantschap tussen voormelde wetten en de toepasbaarheid wordt het gemeentelijk beleid over misbruik en oneigenlijk gebruik in één Handhavingsverordening vastgelegd.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.1 – Begripsbepalingen

De wet bepaalt dat regels moeten worden gesteld met betrekking tot de bestrijding van ‘het ten onrechte ontvangen van bijstand’. Uit lid 1 onder h blijkt dat deze verordening ook betrekking heeft op het gebruik van re-integratievoorzieningen. De regels in de verordening moeten immers betrekking hebben op de bestrijding van ‘misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet’ en omdat de re-integratievoorziening een essentieel onderdeel uitmaakt van de wet, moeten de regels ook betrekking hebben op de door de gemeente te verlenen re-integratievoorzieningen.

 

Eerste lid onderdeel l.

Met het begrip “handhaving” wordt gedoeld op alle activiteiten van de overheid gericht op het doen naleven van wet- en regelgeving ter bevordering van het juist benutten en toepassen van wetten en regelingen in overeenstemming met hun doel en strekking.

 

“Hoogwaardige handhaving” als basisconcept van het handhavingsbeleid is erop gericht de bereidheid tot naleving van de WWB, IOAW en IOAZ door de klanten te verhogen door maatregelen op het gebied van voorlichting, controle, dienstverlening en afdoening. Het hoogwaardige karakter van het handhavingsbeleid stoelt op de gedachte dat het gelijktijdig doorvoeren van zowel preventieve als repressieve aanpassingen in de uitvoering leidt tot verbeterde handhaving. Het leidt tot een toename van het aantal klanten dat bereid is de regelgeving min of meer spontaan na te leven.

 

Met het begrip “preventieve maatregelen” wordt gedoeld op maatregelen ter voorkoming en ontmoediging van misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand en voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. In het kader van hoogwaardige handhaving wordt ervoor gekozen de preventieve maatregelen mede te richten op het vroegtijdig informeren van (toekomstige) klanten en het optimaliseren van de dienstverlening.

 

Met het begrip “repressieve maatregelen” wordt gedoeld op maatregelen ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand en voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

In het kader van hoogwaardige handhaving wordt ervoor gekozen repressieve maatregelen mede te richten op het vroegtijdig constateren en afhandelen van fraude alsmede op het daadwerkelijk sanctioneren van geconstateerde fraude.

 

Het sanctioneren van de geconstateerde fraude wordt nader uitgewerkt in de gemeentelijke Maatregelenverordening alsmede in de beleidsregels inzake terugvordering en verhaal. Hierbij wordt opgemerkt dat de raad directe invloed heeft op het beleid van het college waar het gaat om de Maatregelenverordening. De Maatregelenverordening vormt één van de repressieve middelen op niet-nakoming van verplichtingen door een belanghebbende.

 

Echter, de wetgever heeft het handhavingsbeleid in de WWB, vanuit oogpunt van de dualistische verhouding tussen de raad en het college binnen de Gemeentewet, niet consequent uitgewerkt. Immers, de bepalingen over terugvordering en verhaal van bijstand in de WWB zijn geformuleerd als bevoegdheden van het college. De raad heeft hier geen directe invloed op middels het stellen van regels; het college kan het gebruik van deze bevoegdheden zelf nader bepalen in de Beleidsregels terugvordering WWB, IOAW en IOAZ en de Beleidsregels verhaal WWB. Bepalingen in een Maatregelenverordening die de raad op deze onderdelen wel een sturende invloed gaven, zijn door de Centrale Raad van Beroep onverbindend verklaard, zie CRvB d.d. 30 januari 2007 LJN-nr. AZ8022.

 

De sturing van de raad is meer indirect van aard. Enerzijds op kaderstellend niveau middels de Handhavingsverordening en anderzijds middels het ter beschikking stellen van financiële middelen specifiek ten behoeve van het handhavingsbeleid, bij voorbeeld door het gebruik van hoogwaardige handhavingsinstrumenten hierdoor mogelijk te maken.

 

Vanuit oogpunt van de bevoegdheden van het college worden de preventieve en de repressieve maatregelen nader uitgewerkt in het Beleidsplan hoogwaardige handhaving en de Beleidsregels terugvordering WWB, IOAW en IOAZ en de Beleidsregels verhaal WWB.

 

Tweede lid

Begrippen die in de wet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de wet. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de wet zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Hoofdstuk 2 - Hoogwaardige handhaving

Met de komst van de Wet werk en bijstand moet de gemeente eigen onderzoeksregels stellen. De verplichting van het systeem van verplichte heronderzoeken, dat onder de Algemene bijstandswet gold, is vervallen. De gemeente heeft een eigen beleidsvrijheid op dit punt verkregen en het college is op grond van artikel 53a WWB wettelijk bevoegd om invulling te geven aan deze beleidsvrijheid die vooral juridisch-technisch van aard is.

 

Een nadere uitwerking van deze beleidsvrijheid vindt plaats in het Beleidsplan hoogwaardige handhaving. In dit plan wordt omschreven op welke wijze het college omgaat met controle aan de poort van de bijstand (zoals welke gegevens noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een aanvraag om bijstand of een aanvraag voor een voorziening gericht op arbeidsinschakeling; afstemming met het UWV WERKbedrijf is op dit punt noodzakelijk), de controle van de verplichtingen van de klant in verband met de beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de bijstand en de gegevenscontrole. Doel is het vaststellen van de rechtmatigheid van de bijstand en de voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

 

Uit het Beleidsplan volgt dat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van bijstand en voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling er gegevenscontrole dient plaats te vinden.

De wijze waarop deze gegevens gecontroleerd worden op hun geldigheid en juistheid wordt nader uitgewerkt in het Beleidsplan.

 

De keuze om verificatie en validatie van overgelegde gegevens door een klant in een plan vast te leggen volgt uit het concept Hoogwaardige Handhaving. Op grond hiervan wordt belang gehecht aan een systematische en planmatige benadering van gegevenscontrole. In verband hiermee is de Wet eenmalige gegevensuitvraag en het daarop gebaseerde digitaal klantdossier (het DKD) van groot belang.

 

Artikel 2.1 - Hoogwaardige handhaving, voorlichting en communicatie

Eerste lid

Doel van het handhavingsbeleid is te streven dat alleen diegenen die daadwerkelijk recht op bijstand of een uitkering hebben, deze ontvangen in overeenstemming met de wet en regelgeving.

 

Tweede lid

Het college streeft naar het zo vroeg mogelijk ontdekken van fraude (door onder andere signaalsturing, risicosturing en themacontroles). Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op bijstand of een uitkering. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat mensen ten onrechte aanspraak maken op de WWB, IOAW of IOAZ. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de gemeente. In het genoemde beleidsplan wordt nadere invulling gegeven aan het concept hoogwaardige handhaving, zoals de te hanteren controlesystematiek (signaal- en/of risicosturing) en de controlemiddelen om de rechtmatigheid van de bijstand of de uitkering te controleren. Deze systematiek kan worden toegepast bij de aanvraag, tijdens en na beëindiging van de bijstand of uitkering.

Het handhavingsbeleid wordt niet uitputtend in de verordening vastgelegd. Er wordt ook gebruik gemaakt van beleidsplannen (of -nota’s).

 

Derde lid

Aan controle op de rechtmatigheid van de verstrekking van bijstand en een uitkering wordt onder andere vorm gegeven door huisbezoeken en het gebruik van het Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI)-net en het Inlichtingenbureau, waarin actuele gegevens staan van (potentiële) belanghebbenden met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.

Hoofdstuk 3 - Gevolgen van fraude

Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat de bepalingen in de Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ over de gevolgen van fraude, beschrijvend van aard zijn en niet direct op rechtsgevolg gericht zijn. Anders gezegd, de rechtswerking van zowel de Maatregelenverordening WWB, de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ, de Beleidsregels terugvordering WWB, IOAW en IOAZ, de Beleidsregels verhaal WWB als van de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude volgt direct uit deze regelingen zelf zonder dat hiervoor een wettelijke grondslag in de Handhavingsverordening noodzakelijk is.

 

De reden waarom deze bepalingen toch in de Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ zijn opgenomen heeft te maken met het doel waarom de wetgever artikel 8a in de WWB en artikel 35, eerste lid, onderdeel c, in de IOAW/IOAZ heeft opgenomen. Namelijk, de verplichting van de raad het financiële beheer bij de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand en uitkering alsmede voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, bij verordening vast te stellen.

 

De indirecte sturing van het WWB-handhavingsbeleid is voor de raad alleen maar mogelijk wanneer de raad ook concreet zicht heeft op de verschillende deelaspecten binnen het handhavingsbeleid. Om deze reden zijn de deelaspecten over de gevolgen van fraude ook benoemd in de Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ.

 

Artikel 3.1 - Maatregeloplegging

Indien een belanghebbende ten onrechte bijstand of een uitkering heeft gehad, wordt het ten onrechte of teveel betaalde van hem teruggevorderd. Daarnaast zal hem een maatregel worden opgelegd overeenkomstig de regels van de Maatregelenverordening WWB of de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ. Hierbij wordt ook de hoogte van het benadelingsbedrag in de afweging betrokken. Overstijgt dit bedrag de aangiftegrens, dan zal bovendien aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie. Dit is in artikel 3.4 geregeld.

 

Artikel 3.2 - Terugvordering

Dit artikel bepaalt dat de gemeente de ten onrechte verstrekte bijstand of uitkering terugvordert.

In de Beleidsregels terugvordering kan het college zijn beleid aangeven inzake het aflossen van terugvorderingsschulden en op welke wijze de invordering van terugvorderingsschulden ten uitvoer wordt gebracht.

 

Artikel 3.3 - Verhaal

Dit artikel bepaalt dat het college de kosten van bijstand verhaalt. Het college verhaalt op:

  • ·

    Onderhoudsplichtigen;

  • ·

    Begiftigden (bijvoorbeeld naar aanleiding van een schenking);

  • ·

    Nalatenschappen.

Hetgeen onder artikel 3.2 is opgemerkt ten aanzien van beleidsregels geldt idem voor verhaal van kosten van bijstand.

 

Artikel 3.4 - Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Hoofdregel is thans dat indien het bruto-fraudebedrag hoger is dan de aangiftegrens die het Openbaar Ministerie hanteert zoals beschreven in de vigerende Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude, het college daarvan altijd aangifte zal doen bij het Openbaar Ministerie. Laatstgenoemde organisatie is vervolgens bevoegd om te besluiten of al dan niet tot strafvervolging wordt overgegaan.

Denkbaar is dat het Openbaar Ministerie andere uitgangspunten hanteert, vandaar dat verwezen wordt naar een benadelingsbedrag dat in overeenstemming is met de uitgangspunten van het Openbaar Ministerie.

Indien het Openbaar Ministerie de belanghebbende vervolgt, kan het college geen maatregel meer toepassen. Bericht het Openbaar Ministerie dat zij niet tot vervolging overgaan, dan kan het college alsnog op de bijstand of de uitkering een maatregel toepassen.

Hoofdstuk 4 - Slotbepalingen

Artikel 4.1 - Overgangsrecht

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Artikel 4.2 - Hardheidsclausule

In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college stelt de gemeenteraad de beleidskaders vast in een verordening. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen, met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de belanghebbende. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.

 

Artikel 4.3 - Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.