De raad van de gemeente Waterland,
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
BESLUIT:
tot vaststelling van de verordening op de heffing en invordering van
afvalstoffenheffing 2013
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’
: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.
Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit
- 1.
Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven
als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
- 2.
De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij
behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter
zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens
de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot
het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 3 Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de
omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt
recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan
ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een
verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:
- a.
indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de
belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang
van de belastingplicht, wordt gebruikt door een persoon € 170,49.
- b.
indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de
belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang
van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee personen € 257,63.
- c.
indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de
belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang
van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan twee personen €
279,09.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in het 1e lid bedraagt de belasting
voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de
belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang
van de belastingplicht, voor het in bruikleen hebben van:
- a.
meer dan één container van 140 liter, bestemd voor groente-, fruit- en
tuinafval, per container per belastingjaar € 79,56.
- b.
meer dan één container van 140 liter, bestemd voor de overige
huishoudelijke afvalstoffen, per container per belastingjaar €
98,50.
- c.
meer dan één container van 240 liter, bestemd voor de overige
huishoudelijke afvalstoffen, per container per belastingjaar €
123,13.
Artikel 5 Tijdstip beoordeling omstandigheden
- 1.
Voor de beoordeling van de belastingplicht en voor de toepassing van de
maatstaf van heffing en tarief, overeenkomstig het bepaalde in artikel
3, gelden de omstandigheden die op 1 januari van het belastingjaar
aanwezig zijn.
- 2.
Indien de gebruikssituatie in de loop van het jaar wijzigt van een
meer-persoons- naar een twee- of één-persoonshuishouden of van een
twee-persoons- naar een één-persoonshuishouden bestaat aanspraak op
vermindering.
- 3.
Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar,
gelden voor de in het eerste lid bedoelde beoordeling, de omstandigheden
die bij aanvang van de belastingplicht aanwezig zijn.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven
Artikel 8 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de
eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand
volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en de tweede twee maanden later.
- 2.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op het in het voorgaande
lid gestelde termijn.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is
de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat
jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde
van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 4.
Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
perceel in feitelijk gebruik neemt.
- 5.
Indien de gebruikssituatie in de loop van het jaar wijzigt van een
meer-persoons- naar een twee- of één-persoonshuishouden of van een
twee-persoons- naar een één-persoonshuishouden bestaat aanspraak op
vermindering.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.
Artikel 11 Tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel
- 1.
De verordening afvalstoffenheffing 2012 van 15 december 2011 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft
op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die
van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening
afvalstoffenheffing 2013”