Organisatie | Moerdijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Wwb jongeren en studiefinanciering gemeente Moerdijk |
Citeertitel | Wwb jongeren en studiefinanciering gemeente Moerdijk |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 4:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 13 en 41 van de Wet werk en bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-11-2012 | 01-07-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 13-11-2012 Moerdijkse Bode week week 48, 2012 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering van 13 november 2012
Overwegende dat het, in het kader van de vraag of een jongere in relatie tot het kunnen volgen van uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs in aanmerking komt voor een
uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, wenselijk is nadere regels te stellen.
Gelet op artikel 4:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 13 en 41 van de Wet werk en bijstand ;
Artikel 1. bestaande klanten voor 1 juli 2012
Als iemand voor 1 juli 2012 bijstand ontvangt moet het onderwerp opleiding in het kader van re-integratie al aan de orde zijn geweest en kan de conclusie luiden dat de persoon in kwestie weliswaar uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs zou kunnen volgen, maar dat dit om in de individu gelegen redenen niet meer van deze jongere te vergen is. Daarbij kunnen allerlei omstandigheden een rol spelen, zoals fysieke of geestelijke beperkingen of de capaciteiten van een jongere. Er kan dus niet zondermeer voor iedere jongere studie als voorliggende voorziening aangemerkt worden.
Indien een jongere na 1 juli 2012 een aanvraag voor bijstand doet zijn de volgende regels van toepassing.
Als een jongere een startkwalificatie heeft, wordt vervolgonderwijs en het aanvragen van studiefinanciering niet als verplichting opgelegd. Voor het verhogen van de kansen op de arbeidsmarkt worden deze jongeren gestimuleerd tot het volgen van een (vervolg)opleiding. Als de jongere daarbij nog een beroep op studiefinanciering kan doen wordt dit als voorliggende voorziening aangemerkt.
Als de jongere geen startkwalificatie heeft wordt studiefinanciering wel aangemerkt als een voorliggende voorziening. In dat geval wordt de jongere verplicht om door te studeren. Alleen als dit op basis van individuele factoren redelijkerwijs niet van hem / haar gevergd kan worden (bijvoorbeeld leerbaarheid) is het mogelijk hiervan af te wijken. In deze situaties is overleg met leerplicht wenselijk. (Let op het onderscheid tussen een “ niet willer ” en “ niet kunner “).
Jongeren die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen en in verband daarmee aanspraak hebben op studiefinanciering, komen niet in aanmerking voor algemene bijstand (zie artikel 13 lid 2 onderdeel c onder 1 WWB). Van jongeren wordt verwacht dat ze de mogelijkheden binnen het reguliere onderwijs zoveel mogelijk benutten. Studiefinanciering is bovendien een passende en toereikende voorliggende voorziening (zie B3.10.3). Als deze mogelijkheid nog open staat, ziet de wetgever geen reden algemene bijstand te verstrekken (zie TK 2010-2011, 32 815, nr. 3, p. 52). De wetgever heeft niet toegelicht wat precies wordt bedoeld met het 'kunnen volgen' van door het Rijk bekostigd onderwijs. Om hier een eenduidige uitvoering aan te geven wordt de uitleg hiervan in beleidsregels verder uitgewerkt.
Daarnaast geldt er, in verband met het mogelijk kunnen volgen van regulier onderwijs, voor jongeren vanaf 1 juli 2012 een extra informatieplicht. Zij moeten documenten verstrekken die het college kunnen helpen bij de beoordeling of ze nog mogelijkheden hebben binnen het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs (artikel 41 lid 5 WWB). Om hier een eenduidige uitvoering aan te geven wordt hieronder een en ander in beleidsregels uitgewerkt.
Invulling extra informatieplicht jongeren vanaf 1 juli 2012
Het is aan het college om te bepalen welke documenten van de jongere worden verlangd. Een jongere die alleenstaande is, alleenstaande moet de documenten verstrekken bij de aanvraag algemene bijstand. Voor overige jongeren geldt dat ze de documenten moeten verstrekken binnen vier weken nadat ze zich gemeld hebben voor bijstand.
In verband met het mogelijk kunnen volgen van regulier onderwijs, geldt voor jongeren een extra informatieplicht. Als zij een aanvraag indienen moeten zij documenten verstrekken die het college kunnen helpen bij de beoordeling of ze nog mogelijkheden hebben binnen het uit ’s Rijks kas bekostigde onderwijs (artikel 41 lid 5 WWB). Deze informatieplicht geldt naast de algemene inlichtingenplicht van artikel 17 WWB. De wetgever hecht veel belang aan eigen initiatieven en acties van de jongere. Werken of leren staat voorop en in dat opzicht acht de wetgever het gerechtvaardigd dat een jongere de mogelijkheden binnen het regulier bekostigd onderwijs onderzoekt.
De wetgever heeft niet toegelicht welke documenten de jongere in het kader van zijn informatieplicht moet overleggen. Gelet op artikel 53a WWB is het in dat geval aan het college om te bepalen welke gegevens of bewijsstukken van de jongere worden verlangd. Het moet in ieder geval gaan om gegevens of stukken waarover de jongere redelijkerwijs kan beschikken (zie artikel 4:2 lid 2 Awb).
In het kader van de vraag of een jongere in relatie tot het kunnen volgen van uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand zijn de volgende wetsartikelen relevant
Artikel 13 - Uitsluiting van bijstand
Geen recht op algemene bijstand heeft degene:
die onbetaald verlof geniet als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Werkloosheidswet of die een meerderjarig gezinslid is van het gezin waartoe een zodanig persoon behoort, voor zover het gebrek aan middelen van dat gezinslid daarvan het gevolg is, tenzij de belanghebbende alleenstaande ouder of alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, onder 3, is en hij verlof geniet als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg;
Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een penitentiaire inrichting, een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden of een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. Het eerste lid, onderdelen a en b, is voor zover het het recht op bijzondere bijstand betreft, niet van toepassing op de persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, dan wel van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht of, na ontslag van alle rechtsvervolging, van artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en op de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel op grond van die artikelen.
De aanvraag is gericht tot het college en wordt overeenkomstig artikel 30c van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Na de overdracht van de aanvraag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan het college ingevolge artikel 30c, vierde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt de aanvraag verder behandeld door het college.
Indien het een aanvraag betreft van andere dan algemene bijstand dan wel van algemene bijstand aan een persoon jonger dan 65 jaar die in een inrichting verblijft of een persoon jonger dan 65 jaar zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt, in afwijking van het eerste lid, de aanvraag ingediend bij het college.
Indien tot de personen voor wie bijstand is aangevraagd meerderjarige personen jonger dan 27 jaar behoren, worden documenten verstrekt die het college kunnen helpen bij de beoordeling of de meerderjarige personen jonger dan 27 jaar nog mogelijkheden hebben binnen het uit ’s Rijks kas bekostigde onderwijs.
Indien het vierde lid van toepassing is in geval van een vreemdeling als bedoeld in artikel 11, tweede of derde lid,:
van wie de aanspraak op verstrekkingen als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers is geëindigd, omdat:
bij vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 hebben ingediend onder een beperking verband houdend met gezinshereniging met een asielzoeker aan wie verstrekkingen als bedoeld in artikel 3, derde lid van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden, naar het oordeel van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd,
kan het college op verzoek van die vreemdeling bij wijze van voorschot algemene bijstand in de vorm van een renteloze geldlening verlenen na de melding, bedoeld in artikel 44, indien onevenredig bezwarende individuele omstandigheden daartoe noodzaken en zolang het recht op algemene bijstand niet is vastgesteld.