Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | Onderlinge Regeling zoals bedoeld in artikel 38, eerste lid van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden regelende een Gemeenschappelijke Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten |
Citeertitel | Centrale Bank-statuut voor Curaçao en Sint Maarten |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vastgesteld bij de Kader-vaststellingslandsverordening centrale bank, geldstelsel, deviezenverkeer en wisselkoers, AB 2010, GT no. 24.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | nieuwe regeling | 20-12-2010 AB 2010, GT no. 24 | Onbekend |
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
Bank: de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten;
Land: het land Curaçao of het land Sint Maarten;
Landen: het land Curaçao en het land Sint Maarten;
Ministers: de Ministers van Financiën van de Landen;
Minister: de Minister van Financiën van één van de Landen;
HOOFDSTUK III Taken en bevoegdheden van de Bank
De Bank geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de Landen omtrent aangelegenheden op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, dan wel van invloed zijn op die gebieden.
Na verloop van tien jaren na het plaatsen van de in het eerste lid bedoelde oproeping wordt het bedrag van de niet ter verwisseling aangeboden bankbiljetten en munten aan de winst van het lopende boekjaar toegevoegd. De daarna ter verwisseling aangeboden bankbiljetten en munten worden ten laste van de winst- en verliesrekening gebracht.
De Bank is bevoegd de officiële koersen voor het deviezenverkeer vast te stellen, met inachtneming van de waarde van de Caribische gulden, af te korten tot CMg, conform de onderlinge regeling inzake de vaststelling van de wisselkoers en met inachtneming van de desbetreffende internationale overeenkomsten welke voor de Landen gelden.
De Bank kan aan een Land voorschotten verstrekken ter voorziening in tijdelijke kasbehoeften, die het gevolg zijn van de seizoenmatige verschillen tussen de ontvangsten en uitgaven van het betrokken Land gedurende het begrotingsjaar, mits deze voorschotten op enig moment opgeteld nooit meer bedragen dan vijf procent van de gemiddelde lopende inkomsten van het betrokken Land in de drie voorafgaande begrotingsjaren.
De Bank, diens Raad van Commissarissen, Raad van Bestuur en personeel zijn niet aansprakelijk voor schade teweeggebracht in de normale uitoefening van hun bij of krachtens deze Regeling en overige formele regelgeving uit te oefenen taken en bevoegdheden, tenzij de schade te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid.
De Bank zal alle redelijk gemaakte kosten en uitgaven van de organen en de personen, bedoeld in artikel 14, vergoeden die voortvloeien uit een gerechtelijke procedure die het gevolg is van de door deze organen of deze personen conform de bij of krachtens deze Regeling en overige formele regelgeving uitgeoefende of uit te oefenen taken en bevoegdheden, tenzij uit de procedure blijkt dat er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van deze organen of personen.
Teneinde de taken van de Bank te kunnen vervullen, verzamelt de Bank de benodigde statistische gegevens, hetzij bij de bevoegde nationale autoriteiten hetzij rechtstreeks bij de economische subjecten. Hiertoe werkt zij samen met de bevoegde autoriteiten van de Landen of van derde landen en met internationale organisaties.
Het is aan de Bank noch aan enig lid van de Raad van Bestuur, noch aan enig lid van de Raad van Commissarissen toegestaan bij de uitoefening van de bevoegdheden en het vervullen van de taken en plichten die bij deze Regeling aan hen zijn opgedragen, instructies te vragen aan dan wel te aanvaarden van instellingen of organen van de Landen of van de regeringen van de Landen of van enig ander orgaan. De instellingen en organen van de Landen alsmede de regeringen van de Landen verplichten zich ertoe dit beginsel te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de Raad van Bestuur of van de Raad van Commissarissen bij de uitvoering van hun taken te beïnvloeden.
HOOFDSTUK IV Raad van Bestuur van de Bank
De president en de twee directeuren worden elk door de Landen bij landsbesluit benoemd uit een gezamenlijke voordracht van de Ministers van voor iedere functie drie personen met een erkende reputatie en beroepservaring op financieel-economisch gebied, opgemaakt op basis van een aanbeveling door ten minste vijf leden van de Raad van Commissarissen.
Op aanbeveling van de Raad van Commissarissen kunnen de president en de directeuren door de Landen bij met redenen omkleed landsbesluit worden geschorst of tussentijds ontslagen. Ingeval van schorsing wordt door de Raad van Commissarissen voor zoveel nodig tevens een aanbeveling van drie personen gedaan tot tijdelijke vervulling van de betreffende functie.
In geval van regulier aftreden van een directeur, vinden de voordracht en benoeming zoals genoemd in lid 1 uiterlijk drie maanden voor het aftreden plaats. In geval van tussentijds ontslag, zoals genoemd in lid 3, vinden de voordracht en benoeming zoals genoemd in lid 1 binnen drie maanden na het aftreden plaats.
Indien de Landen nalaten binnen drie maanden na de aanbeveling door de Raad van Commissarissen een president of directeur te benoemen, zal de Raad van Commissarissen uit die voordracht van drie personen, tijdelijk een president of directeur benoemen. Deze fungeert als zodanig totdat de benoeming door de Landen tot stand komt.
De Raad van Bestuur voert het beleid en het bestuur van de Bank in de ruimste zin van het woord; de Raad van Bestuur is belast met het beheer van de eigendommen van de Bank en is bevoegd tot alle daden van beschikking over die eigendommen, voorzover deze bevoegdheid bij of krachtens deze Regeling niet wordt beperkt.
De Raad van Bestuur benoemt, in overleg met de Raad van Commissarissen, en op basis van een door de Raad van Bestuur vastgestelde profielschets, een filiaaldirecteur. De filiaaldirecteur, die geen lid is van de Raad van Bestuur, is belast met de dagelijkse leiding van het kantoor op Sint Maarten. De filiaaldirecteur ondersteunt de Raad van Bestuur bij in ieder geval de volgende taken:
De Raad van Bestuur stelt de algemene arbeidsvoorwaarden vast, waaronder begrepen een pensioenregeling, met inachtneming van het bepaalde in artikel 27 lid 2 sub d.
De Raad van Bestuur is bevoegd om vertegenwoordigers van in de Landen gevestigde instellingen onder het toezicht van de Bank in een onder voorzitterschap van de president van de Bank te houden vergadering als adviescommissie bijeen te roepen, teneinde de Raad van Bestuur voorlichting en advies te doen geven omtrent onderwerpen waarover deze het advies van die commissie wenst te vernemen.
De voorzitter van de Raad van Commissarissen wordt door de Landen gezamenlijk bij landsbesluit benoemd en ontslagen. Benoeming van de voorzitter geschiedt op gezamenlijke voordracht van de Ministers, welke voordracht is gebaseerd op een aanbeveling opgemaakt door 5/6 meerderheid van de Raad van Commissarissen.
Van de overige zes leden worden drie leden op voordracht van elk van de Landen benoemd. Elke voordracht geschiedt door de Minister van dat Land en bestaat uit drie personen. Deze voordracht geschiedt op basis van een aanbeveling door de Raad van Commissarissen. Benoeming van de leden geschiedt door de Landen gezamenlijk bij landsbesluit.
In geval van regulier aftreden van een lid, vinden de voordracht en benoeming zoals genoemd in lid 3 en 4 uiterlijk drie maanden voor het aftreden plaats. In geval van bijzonder aftreden, zoals genoemd in lid 6, vinden de voordracht en benoeming zoals genoemd in lid 3 en 4 binnen drie maanden na het aftreden plaats.
Indien de Ministers nalaten een voordracht te doen, of de Landen nalaten binnen drie maanden na de voordracht een lid te benoemen, zal de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uit die voordracht, tijdelijk een lid benoemen. Deze fungeert als zodanig totdat de benoeming door de Landen tot stand komt.
De Raad van Commissarissen oefent toezicht uit op de handelingen van de Raad van Bestuur, op het beheer van de eigendommen van de Bank alsmede op de aan haar toevertrouwde middelen, en geeft ter zake advies aan de Raad van Bestuur.
De Raad van Bestuur behoeft de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Commissarissen voor:
het verrichten van rechtshandelingen, waaronder niet begrepen de uitvoering van de jaarlijks door de Raad van Commissarissen goedgekeurde begroting, mits hiermee voor de Bank een financieel belang gemoeid is, groter dan CMg 250.000,00 (tweehonderdvijftig duizend Caribische gulden) ineens dan wel per jaar en/of waardoor de Bank voor langer dan vijf jaar wordt verbonden;
De commissarissen, de president en de directeuren leggen bij de aanvaarding van hun benoeming bij de Gouverneurs van de Landen de eed of belofte af, waarbij zij zich verplichten tot geheimhouding ten aanzien van datgene waarvan zij uit hoofde van hun functie kennis dragen, althans voor zover mededeling daarvan niet bij of krachtens landsverordening is voorgeschreven.
HOOFDSTUK VI Vergadering van vermogensgerechtigden
Voorts worden vergaderingen van Vermogensgerechtigden gehouden zo dikwijls de Raad van Bestuur of de Raad van Commissarissen zulks wenselijk acht, alsmede wanneer hierom wordt verzocht door ten minste één van de Vermogensgerechtigden en wanneer dit wordt vereist op grond van het bepaalde bij wet of deze regeling.
HOOFDSTUK VII Eigen vermogen van de Bank
De verdeelsleutel wordt voor elk Land voor de helft bepaald door ieders aandeel in de som van het Bruto Binnenlands Product van de Landen en voor de helft door ieders aandeel in de som van het inwonertal van de Landen, volgens de situatie per ultimo van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de verdeelsleutel wordt vastgesteld en zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek van elk Land. Indien dit niet beschikbaar is, wordt uitgegaan van de situatie van het meest recente jaar, waarvoor de cijfers wel beschikbaar zijn. De percentages worden afgerond op twee decimalen nauwkeurig.
Het aandeel van elk Land wordt bepaald door de som van twee componenten, gedeeld door de totale omvang van het eigen vermogen op dat moment. De eerste component is gelijk aan het absolute aandeel, uitgedrukt in Caribische guldens, van dat Land in de omvang van het eigen vermogen, zoals bepaald bij het laatstelijk vastgestelde aandeel. De tweede component is eveneens in Caribische guldens uitgedrukt en wordt bepaald door de nieuwe verdeelsleutel toe te passen op de aanwas van het eigen vermogen ten opzichte van de omvang van het eigen vermogen, zoals bepaald bij het laatstelijk vastgestelde aandeel.
De Raad van Commissarissen draagt zorg voor een voorstel tot eventuele aanpassing van de verdeelsleutel genoemd in lid 4 en laat hiertoe, tegelijkertijd met de beoordeling van de jaarrekening en het financieel jaarverslag, door de externe deskundige als bedoeld in artikel 38 lid 1, de aangepaste verdeelsleutel, de eventuele wijziging van het eigen vermogen, en de eventuele aandeeloverdracht berekenen.
De aangepaste verdeelsleutel, de eventuele wijziging van het eigen vermogen, en de eventuele aandeeloverdracht worden door de vergadering van Vermogensgerechtigden binnen 2 maanden na ontvangst van het voorstel van de Raad van Commissarissen vastgesteld. Indien de vergadering van Vermogensgerechtigden nalaten dit binnen genoemde termijn vast te stellen, geldt het voorstel van de Raad van Commissarissen als vastgesteld door de vergadering van Vermogensgerechtigden.
HOOFDSTUK VIII Begroting, balans en winst- en verliesrekening
Jaarlijks wordt vóór 1december door de Raad van Bestuur een begroting van de Bank voor het volgende boekjaar aan de Raad van Commissarissen ter goedkeuring aangeboden. Nadat de begroting is goedgekeurd wordt zij aan de vergadering van Vermogensgerechtigden, de Ministers en aan de Staten van de Landen ter kennisneming overgelegd.
Goedkeuring van de jaarrekening en het financieel jaarverslag door de Raad van Commissarissen strekt de Raad van Bestuur tot decharge voor haar handelingen gedurende het boekjaar waarop de stukken betrekking hebben, voor zover van haar handelingen uit de jaarrekening en het financieel jaarverslag blijkt en voor zover bij die goedkeuring niet anders is bepaald.
De Raad van Commissarissen zendt de jaarrekening en het financieel jaarverslag naar de vergadering van Vermogensgerechtigden ter vaststelling. Vaststelling door de vergadering van Vermogensgerechtigden strekt tot decharge van de Raad van Commissarissen. Nadat de jaarrekening is vastgesteld wordt deze ter kennisneming gezonden aan de Ministers en de Staten van de Landen.
De Raad van Bestuur doet eenmaal per maand in de bladen waarin elk Land de officiële berichten plaatst, mededeling van een verkorte balans met toelichting.
Voor zover bij deze Regeling niet anders wordt bepaald, blijven de op het Centrale Bank-Statuut (P.B.1985, no. 185, zoals gewijzigd) van de Centrale Bank van de Nederlandse Antillen, zoals dit gold voor inwerkingtreding van deze Regeling, berustende nadere regelen en uitvoeringsvoorschriften van kracht totdat zij door andere nadere regelen en uitvoeringsvoorschriften overeenkomstig de bepalingen van deze Regeling zijn vervangen.
De onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze Regeling in functie zijnde president en directeuren van de Centrale Bank van de Nederlandse Antillen zijn met ingang van dat tijdstip benoemd tot president respectievelijk directeuren. In afwijking van artikel 20, tweede lid, geldt hun benoeming tot het bereiken van de leeftijd van 60 jaar.
Bij vorming van de Raad van Commissarissen worden de leden in afwijking van artikel 25 lid 3 en 4 benoemd door de Landen bij landsbesluit, op basis van een voordracht door de Bestuurscolleges van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten op basis van door onafhankelijke externe deskundigen opgestelde profielschetsen.
De Landen dragen per 10 oktober 2010 hun aandeel in het eigen vermogen van de Centrale Bank van de Nederlandse Antillen conform de verdeelsleutel genoemd in artikel 33 lid 3, in de vorm van alle per genoemde datum bestaande en tegen actuele waarde uitgedrukte bezittingen bij en schulden van de Bank van de Nederlandse Antillen, over aan de Bank. Het saldo van de aldus overgedragen bezittingen en schulden vormt het start eigen vermogen, te weten kapitaal en reserves, van de Bank.
De arbeidsovereenkomsten, gesloten met de Bank van de Nederlandse Antillen, worden vanaf het moment van inwerkingtreding van de onderhavige regeling geacht met de Bank te zijn gesloten. Voorts worden alle voorheen geldende regelingen en directiebesluiten betreffende de rechtspositie van het personeel vanaf genoemd moment geacht uit naam van de Bank te zijn uitgevaardigd.
Voor zover in verband met de overgang van het personeel naar de Bank nieuwe arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld, zullen deze voor het personeel ten minste even gunstig zijn als de voorheen geldende. Op de bestaande pensioenrechten, voortvloeiend uit de voor het personeel voorheen geldende pensioenregelingen, zal geen inbreuk worden gemaakt.