Organisatie | Beek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeenten Beek en Stein |
Citeertitel | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-09-2012 | 27-09-2012 | intrekking | 06-09-2012 Maas- en Geleenbode, 19-09-2012 | 12vra00180 | |
01-01-2012 | 27-09-2012 | paragraaf 2a | 06-12-2011 Maas- en Geleenbode, 28-12-2011 | 11vra00313 | |
01-01-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 10-12-2009 Maas- en Geleenbode, 23-09-2010 | Onbekend |
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 maart 2004
gelezen het advies van de commissie burgerzaken van 16 maart 2004
gezien het advies van de cliëntenraad,
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,
Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeenten Beek en Stein
Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Beek
Paragraaf 2 Beleid en financiën
Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning
Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie. Deze ondersteuning kan bestaan uit het aanbieden van een traject, waarbij zonodig voorzieningen kunnen worden ingezet, of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.
Paragraaf 2a Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012
De verordening regelt de ondersteuning die het college biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die behoren tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.
BegripsbepalingenHierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand.
De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou willen hebben.
Het is aan het college om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij het college te maken heeft met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.
In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de WWB is in artikel 10 lid 3 WWB aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, wordt aangegeven dat voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep ingezet worden.
Het derde en het vierde lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.
Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt de WWB aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen en uitvoeringsbesluiten.
Het eerste lid geeft aan dat de gemeenteraad jaarlijks een beleidsplan opstelt.
In het tweede lid geeft de raad aan welke specifieke beleidsonderwerpen in het beleidsplan aan de orde dienen te komen.
Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Het ligt voor de hand dat bij de vormgeving van het verslag op grond van deze verordening wordt aangesloten bij de inhoud van het VODU.
In het vierde lid wordt aangegeven dat de cliëntenraad betrokken wordt bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid.
Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning
De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).
In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen.
Lid 3. In de meeste gevallen zal vóórdat tot de inzet van voorzieningen wordt besloten een advies worden gevraagd van een bedrijf dat gespecialiseerd is in diagnoses met betrekking tot reïntegratie. Niet uitgesloten is dat het onderzoek door burgemeester en wethouders wordt verricht. Eventueel kan na zo’n onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen. Ook is denkbaar dat uit het eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of de inzet van voorzieningen niet nodig is.
In lid 4 is geregeld dat de inzet van ondersteuning voor de doelgroep Nuggers en Anw-ers inkomensafhankelijk is. De inzet is beperkt tot diegenen met een gezinsinkomen onder de gestelde inkomensgrens.
Indien gebruik gemaakt kan worden van een voorliggende voorziening (bijvoorbeeld studiefinanciering) vindt geen ondersteuning op basis van deze wet plaats (lid 5).
In lid 6 wordt aangegeven wanneer het college een voorziening kan beëindigen.
In lid 7 is vervolgens de mogelijkheid opgenomen dat het college, de kosten van of de kosten gemaakt in verband met een toegekende voorziening kan terugvorderen indien achteraf blijkt dat de voorziening op onjuiste of onvolledige inlichtingen is toegekend (bijv. als achteraf blijkt dat een uitkeringsgerechtigde ten onrechte een uitkering ontving en dus niet tot de doelgroep behoorde.)
Artikel 5 Participatieplaatsen.
Dit artikel is toegevoegd in het kader van de Wet Stap (Stimulering arbeidsparticipatie). Het is gebaseerd op artikel 10a WWB. Er is sprake van een ‘kan’ artikel. Er is dus geen sprake van van een verplichting voor het college.
De formele aspecten zijn geregeld in artikel 10a van de WWB. Deze hoeven hier dus niet herhaald te worden. Dit artikel werkt de regels uit zoals bedoeld in artikel 8 lid 1f, te weten de mogelijkheid en voorwaarden om de uitkeringsgerechtigde een premie toe te kennen en het eventueel in rekeningen van een bijdrage bij de organisatie waar de uitkeringsgerechtigde werkzaam is.
Artikel 6 Verplichtingen van de cliënt
Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten van de belanghebbende worden teruggevorderd, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt.
Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.
Het derde lid legt de verbinding met de Maatregelenverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.
De WIW kende een wettelijke sluitende aanpak voor jongeren (artikel 9). Daarnaast zijn in het kader van de Agenda voor de Toekomst afspraken gemaakt over een sluitende aanpak voor nieuwe instroom en voor het zittend bestand. De WWB kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat.
Desondanks kan de gemeente van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. Artikel 6 biedt de mogelijkheid deze sluitende aanpak te regelen. Het eerste lid geeft de algemene formulering. Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. Het derde lid geeft de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken.
Artikel 8 Subsidie- en budgetplafonds
De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.
De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.