Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Paracommerciele horecainrichtingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParacommerciele horecainrichtingen
CiteertitelParacommerciele horecainrichtingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

-

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-07-200324-02-2011nieuwe regeling

02-07-2003

Huis aan Huis; 9 juli 2003

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Paracommerciele horecainrichtingen

 

 

PLAN VAN AANPAK

PARACOMMERCIELE HORECAINRICHTINGEN

 

1.Aanleiding

Tijdens de vergadering van het bestuurlijk overleg van de burgemeester met vertegenwoordigers van de Koninklijk Horeca Nederland op 5 december 2002 is het onderwerp oneerlijke concurrentie ter sprake gebracht.

Bij deze bijeenkomst rees meer in het algemeen de vraag naar het gemeentelijk beleid met betrekking tot het voorkomen van oneerlijke concurrentie door niet-commerciële instellingen.

Niet-commerciële instellingen, zoals voetbalkantines, buurt- en wijkcentra, studentenverenigingen, verenigingsgebouwen, sporthallen, schoolgebouwen en/of kerkelijke centra, beschikken doorgaans over een drank- en horecavergunning.

Aan de vergunningen van deze instellingen werden tot dusver nauwelijks bijzondere eisen gesteld. Eisen, waaraan commerciële horecabedrijven wel moeten voldoen, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een leidinggevende in de horecalokaliteit.

De reguliere horeca-ondernemers signaleren in dit verband vormen van oneerlijke concurrentie.

De wetgever heeft bewust ervoor gekozen de partijen (lees: de gemeente, horecabedrijven en de niet-commerciële instellingen) zelf te laten bepalen welke maatregelen nodig zijn om oneerlijke concurrentie een halt toe te roepen.

Artikel 9 van de Drank- en Horecawet bepaalt dat voor het verkrijgen van een vergunning door een niet-commerciële instelling een zogenaamd bestuursreglement van sociale hygiëne moet zijn opgesteld.

Zo’n reglement waarborgt dat de verstrekking van alcohol geschiedt door gekwalificeerde personen.

In een dergelijk bestuursreglement kan worden opgenomen welke maatregelen de instelling neemt om oneerlijke concurrentie te voorkomen. Bijvoorbeeld door dagen en tijdstippen te benoemen waarop alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Verder geeft het reglement aan op welke manier wordt toegezien op de naleving.

Het bestuursreglement moet bij de aanvraag van een vergunning aan de gemeente ter goedkeuring worden overgelegd.

Met de vertegenwoordigers van de afdeling Leeuwarden Koninklijk Horeca Nederland is de afspraak gemaakt om de toepassing en naleving van deze wettelijke verplichting in de praktijk te onderzoeken en te verbeteren.

 

2. Inleiding

Tot 1 november 2000 golden landelijke afspraken tussen het Bedrijfschap Horeca en Catering en de koepelorganisaties van de sportbonden, die waren gericht op het voorkomen van onwenselijke mededinging.

In het najaar van 1999 besloot het Bedrijfschap Horeca en Catering de bestrijding van ongewenste mededinging niet langer tot zijn werk te rekenen.

Met ingang van 1 oktober 2000 werden daarom de overeenkomsten met de koepelorganisaties opgezegd.

In artikel 4, eerste lid, van de Drank- Horecawet is bepaald dat burgemeester en wethouders voorschriften

verbinden aan de vergunning, die op grond van artikel 3 voor het horecabedrijf wordt verleend aan een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

Bedoeld zijn rechtspersonen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

Het gaat dan om één of meer voorschriften of beperkingen die burgemeester en wethouders – gelet op de plaatselijke en regionale omstandigheden – nodig vinden om ongewenste mededinging te voorkomen, of om het verstrekken van sterk-alcoholhoudende drank door deze instellingen tegen te gaan die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd.

Het komt voor dat dit type van instellingen activiteiten organiseert, hiervoor een accommodatie beschikbaar stelt en ‘horecadiensten’ laat plaatsvinden in strijd met de (statutaire) doelstellingen.

 

3. De inhoud van het begrip: oneerlijke concurrentie

Van oneerlijke concurrentie kan sprake zijn wanneer (meestal) onder ongelijke voorwaarden reguliere horecabedrijven financieel nadeel ondervinden van activiteiten die doorgaans door niet-commerciële instellingen worden ontwikkeld. De ongelijke voorwaarden kunnen onder meer bestaan uit:

  • 1.

    het ontvangen van overheidssubsidies;

  • 2.

    niet ingeschreven staan in het handelsregister als commercieel bedrijf;

  • 3.

    de afwezigheid van een inschrijfplicht bij het Bedrijfschap Horeca en Catering, of een onttrekking aan de verplichtingen ingevolge de horeca-cao;

  • 4.

    het werken met onbetaalde vrijwilligers; gebruik maken van fiscaal gunstige(r) regelingen.

Onder niet wenselijke mededinging wordt verstaan elke vorm van oneerlijke concurrentie door middel van:

  • a.

    het verlenen van horecadiensten aan het publiek;

  • b.

    het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen en het openlijk aanprijzen van de mogelijkheden van dergelijke bijeenkomsten, door (in een of andere vorm gesubsidieerde) instellingen, die volgens hun doelstellingen daartoe niet in het leven zijn geroepen, of in stand worden gehouden.

Tot het begrip ‘horecadiensten’ wordt gerekend: het verstrekken van logies of maaltijden, spijzen en/of (alcoholhoudende en alcoholvrije) dranken voor gebruik ter plaatse, dan wel voor directe consumptie.

Tot het begrip ‘publiek’ behoort: elke activiteit of bijeenkomst zowel in de zakelijke als privé-sfeer, die voor een ieder toegankelijk is.

Onder ‘bijeenkomsten van persoonlijke aard’ wordt blijkens de memorie van toelichting op de Drank- Horecawet verstaan: bijeenkomsten die niet direct verband houden met de doelstelling van de instelling, zoals omschreven in de statuten.

De wet zelf noemt als voorbeelden: bruiloften of partijen. Het gaat dus om bijeenkomsten in de persoonlijke sfeer, vaak met een feestelijk karakter, waarbij alcoholhoudende drank wordt genuttigd.

Onder de beschrijving ‘(in een of andere vorm gesubsidieerde) instellingen’ valt: de (coöperatieve) vereniging of stichting, die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

 

4. Een schets van het overheidsbeleid

In de afgelopen tientallen jaren is het aantal wijk- c.q. buurthuizen, dorpshuizen, verenigingsgebouwen en sportkantines flink gegroeid. Deze instellingen waren van oorsprong op een beperkt terrein actief in de sfeer van hun sociaal-culturele of sportieve en recreatieve doelstellingen.

Vanaf de jaren na 1960 werd het verstrekken van consumpties door deze instellingen steeds meer als vanzelfsprekend gezien.

In 1967 bood de Drank- en Horecawet de mogelijkheid voor deze instellingen om in hun accommodaties naast niet alcoholische ook alcoholische drank te verstrekken.

De inkomensverbetering en de toenemende vrije tijd brachten verandering in het patroon van vrijetijdsbesteding. Het gebruik van alcoholische drank is toegenomen en daarmee ook de behoefte om in dorpshuizen, sportkantines en in verenigingsverband alcohol te drinken.

Door deze maatschappelijke veranderingen zijn steeds meer niet-commerciële instellingen zich gaan toeleggen op activiteiten en dienstverlening die behoren tot het terrein van de reguliere horecabedrijven. Denk hierbij vooral aan: bruiloften, recepties, jubilea en het verhuren van de accommodatie aan derden, in combinatie met de verstrekking van drank.

In die gevallen komen sportverenigingen, dorps-, buurt-, clubhuizen of kerkelijke instellingen al snel onder ongelijke voorwaarden in concurrentie met de reguliere horecabedrijven.

Dit verschijnsel wordt in het algemeen aangeduid met de term ‘paracommercialisme’.

De gevestigde horecabedrijven moesten met lede ogen aanzien dat niet-commerciële instellingen als reguliere horecabedrijven gingen opereren, onder voorwaarden die gunstiger bleken dan die voor de gevestigde horecabedrijven.

Steeds duidelijker werd dat de overheid niet passief kan blijven tegenover deze mededinging onder ongelijke voorwaarden, die uit een oogpunt van ordelijke economisch verkeer onwenselijk is en strijdig met de gerechtvaardigde belangen van het horecabedrijfsleven.

De wetgever geeft de voorkeur aan het aanpakken van het ‘paracommercialisme’ door middel van zelfregulering. Het is lang niet altijd eenvoudig om een concreet inzicht te krijgen in de mate waarin niet-commerciële instellingen oneigenlijke concurrentie aandoen aan reguliere horecaondernemingen.

De praktijk is nu eenmaal weerbarstig en er zijn verschillen, afhankelijk van de aard van de instelling, de omvang, de kantine-inrichting en de plaatselijke omstandigheden.

Uit de geluiden van de plaatselijke horecabedrijven blijkt dat de pijn vooral zit in het type van bijeenkomsten waar sterk- c.q zwakalcoholische dranken wordt geschonken en vooral die bijeenkomsten die geen enkel verband houden met de eigenlijke activiteiten van de niet-commerciële instellingen.

Daarom zag de wetgever geen kans op een sluitende regeling van dit onderwerp bij wet.

Een totaal verbod op de verstrekking van alcoholhoudende dranken in niet-commerciële instellingen was geen reële optie.

Zelfs een wettelijke regeling die minder verregaand is dan een totaal verbod bleek niet haalbaar, vanwege de uiteenlopende omstandigheden waaronder zich verschijnselen kunnen voordoen van ‘paracommercialisme’.

Dit betekent dat in concrete gevallen de vraag moet worden beantwoord of sprake is van ‘paracommerciële activiteiten’ en welke beperkingen daaraan moeten worden gesteld.

 

5. Het gemeentelijk beleid

Niet-commerciële instellingen moeten ermee rekening houden dat alle activiteiten die zij ontplooien moeten passen in hun statutaire doelstellingen.

Om ‘paracommercialisme’ tegen te gaan en te waarborgen dat activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard worden georganiseerd in overeenstemming met de doelstellingen, zal het gemeentebestuur aan de (bestaande) vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet de volgende voorschriften of beperkingen verbinden:

  • 1.

    de vergunning geldt niet voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatste vóór, tijdens of ná bijeenkomsten van persoonlijke aard, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Drank- en Horecawet;

  • 2.

    het is verboden bijeenkomsten van persoonlijke aard, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Drank- en Horecawet, openlijk aan te prijzen, daarmee te adverteren of daarvoor reclame te maken;

  • 3.

    de tijden gedurende welke in een niet-commerciële instelling sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank mag worden verstrekt worden beperkt door aan de drank- en horecavergunningen voortaan de navolgende voorschriften te verbinden, luidend als volgt voor:

    a.recreatieve instellingen

‘de vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse gedurende één uur voor, tijdens en tot uiterlijk twee uur na activiteiten met een recreatief karakter, passend in de statutaire doelstelling en georganiseerd in verenigingsverband of exclusief ten behoeve van het personeel van de instelling.’;

b.sportieve instellingen

‘de vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van sterk- c.q zwakalcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse gedurende één uur voor, tijdens en tot uiterlijk twee uur na (collectieve) trainingen en clubbijeenkomsten, alsmede één uur voor, tijdens en tot uiterlijk twee uur na de (oefen)wedstrijden, onder de voorwaarde dat deze activiteiten passen in de statutaire doelstelling.’;

c.sociaal-culturele instellingen

‘de vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse gedurende één uur voor, tijdens en tot uiterlijk twee uur na activiteiten met een sociaal of cultureel karakter, passend in de statutaire doelstelling en georganiseerd in verenigingsverband of exclusief ten behoeve van het personeel van de instelling.’;

d.educatieve instellingen

‘de vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse in het kader van het onderricht, tot uiterlijk twee uur na afloop van de laatste les, onder de voorwaarde dat deze activiteiten passen in de statutaire doelstelling.’;

e.instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard

‘de vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse in het kader van de bijeenkomsten met een levensbeschouwelijk of godsdienstige karakter die voortvloeien uit de kerkelijke zorg, tot uiterlijk twee uur na afloop van de bijeenkomst, onder de voorwaarde dat deze activiteiten passen in de statutaire doelstelling.’.

Van ongewenste mededinging is geen sprake als een instelling op een commerciële leest is geschoeid, dat wil zeggen voldoet aan onder meer de volgende voorwaarden:

  • 1.

    ingeschreven staat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • 2.

    ingeschreven staat bij het bedrijfschap Horeca en Catering;

  • 3.

    de collectieve arbeidsovereenkomst voor de horecasector volledig toepast;

  • 4.

    voor al haar werknemers de verschuldigde sociale verzekeringspremies en belastingen op het volledige loon inhoudt en afdraagt;

  • 5.

    alle overige verschuldigde belastingen afdraagt en geen BTW-vrijstelling geniet;

  • 6.

    niet hoofdzakelijk draait dankzij de inzet van vrijwilligers;

  • 7.

    geen overheidssubsidie – in welke vorm dan ook – ontvangt;

  • 8.

    een prijsniveau hanteert, vergelijkbaar met soortgelijke horecabedrijven ter plaatse of in de omgeving;

  • 9.

    onderneemt voor rekening en risico van de instelling zelf;

  • 10.

    onderneemt op een manier die past in het bestemmingsplan, dat wil zeggen dat de accommodatie (mede) de bestemming horeca heeft en niet alleen een bestemming maatschappelijke of sociaal-culturele doeleinden;

  • 11.

    de instelling een accommodatie in eigendom bezit of hiervoor een reële huurprijs betaalt in overeenstemming met de marktwaarde, dan wel een aangepaste huurprijs in relatie tot het primaire doel van de exploitatie.

Bij het beantwoorden van de vraag of sprake is van ‘paracommerciële activiteiten’ worden alle plaatselijke of regionale omstandigheden betrokken.

Er zal dus niet alleen worden gelet op het aantal (de kwantiteit) in de omgeving van de instelling aanwezige horecabedrijven, maar ook op de mate waarin deze horecabedrijven beschikken over faciliteiten (de kwaliteit) om aan de bestaande vraag naar horecadiensten of ruimte voor bijeenkomsten te voldoen. Het handhaven van een redelijk voorzieningenniveau voor de consumenten kan hierbij van doorslaggevende betekenis zijn.

Zodra in de (directe) omgeving van de instelling één of meer horecabedrijven zijn gevestigd, die (in beginsel) aan de vraag naar zaalruimte voor het houden van de bijeenkomsten kunnen voldoen, kan sprake zijn van ongewenste mededinging door de niet-commerciële instelling.

Afhankelijk van de mate en ernst van de ongewenste mededinging worden voorschriften of beperkingen aan de vergunning verbonden, gelet op de doelgroepen van de instelling en de beschikbare zaalruimte. Wanneer de instelling (mede gezien de beperkt beschikbare zaalruimte) niet in staat is om zich op de klantenkring van de reguliere horecabedrijven te richten of zich ook niet feitelijk daarop richt, wordt die instelling niet beschouwd als een concurrent van de gevestigde horecabedrijven.

De instrumenten om niet wenselijke mededinging aan te pakken zijn de volgende:

  • 1.

    toepassing geven aan de artikelen 4 tot en met 6 van de Drank- en Horecawet;

  • 2.

    het verbinden van voorschriften aan nieuwe drank- en horecavergunningen;

  • 3.

    het toetsen en handhaven van bestuursreglementen;

  • 4.

    het verbinden van nadere voorschriften aan bestaande drank- en horecavergunningen.

Para-commerciële inrichtingen moeten tenslotte voldoen aan de volgende criteria:

  • ·

    de instelling is niet-commercieel;

  • ·

    de instelling is een rechtspersoon, niet zijnde een BV of NV (meestal een stichting of vereniging);

  • ·

    de instelling moet voldoen aan een van de doelstellingen van artikel 4 van de Drank- en Horecawet; zijnde een instelling van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve of godsdienstige aard. Dit kan worden vastgesteld door naar de statuten van de stichting of vereniging te kijken.

 

6. Nieuwe regels voor paracommerciële inrichtingen

Voor horeca-inrichtingen van paracommerciële instellingen gelden zoals reeds in de “aanleiding” is gememoreerd op grond van de Drank- en Horecawet nieuwe regels. Bij paracommerciële instellingen werkt men veelal met vrijwilligers. In de praktijk bleek het voor deze instellingen moeilijk te zijn vrijwilligers te vinden die beschikken over een bewijsstuk van kennis en inzicht sociale hygiëne of die bereid zijn deze cursus te volgen. Dit is de reden dat voor paracommerciële instellingen een afwijkende regeling en andere eisen gelden.

Nieuwe regels voor paracommerciële instellingen

In het kort gelden de volgende wijzigingen voor paracommerciële instellingen:

  • -

    Het bestuur stelt een bestuursreglement (de huisregels) vast;

  • -

    Twee leidinggevenden moeten het diploma Sociale Hygiëne hebben;

  • -

    Gedurende tijden dat alcohol wordt geschonken, dient een leidinggevende met Sociale Hygiëne aanwezig te zijn of een barvrijwilliger die door het bestuur is geïnstrueerd over verantwoord alcoholgebruik;

  • -

    De tijden waarop alcohol geschonken wordt, moeten zichtbaar worden aangegeven.

Daarnaast geldt net als voor commerciële inrichtingen, de wettelijke leeftijdsgrenzen zichtbaar moeten worden aangegeven, dat er niet geschonken mag worden aan mensen onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen en dat overtreding van de regels kan leiden tot intrekking van de Drank- en Horecavergunning.

Bestuursreglement voor paracommerciële instellingen verplicht

Paracommerciële horeca-instellingen dienen voor het verkrijgen van een Drank- en Horecavergunning te beschikken over een zogenaamd “bestuursreglement” (artikel 9). In het reglement worden afspraken en voorschriften beschreven over het schenken van sterk- c.q. zwakalcoholische dranken.

Gemeenten moeten het bestuursreglement toetsen. De volgende elementen moeten verplicht in het reglement worden vastgelegd:

  • -

    Hoe het bestuur waarborgt dat de verstrekking van sterk- c.q. zwakalcoholhoudende dranken geschiedt door personen die voldoende kennis en inzicht hebben in sociale hygiëne. Het bestuur stelt kwaliteitseisen op voor barvrijwilligers over verantwoord alcoholgebruik;

  • -

    Op welke dagen en tijdstippen sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank wordt verstrekt. Deze dagen en tijdstippen moeten duidelijk zichtbaar in de horecalokaliteit worden aangegeven.

  • -

    Hoe het toezicht op de naleving van de inhoud van het reglement zal plaatsvinden.

Andere onderwerpen die in het bestuursreglement kunnen worden opgenomen, zijn bijvoorbeeld:

  • -

    Regels omtrent omgaan met agressie en normafwijkend gedrag, tegengaan van druggebruik en seksuele intimidatie.

  • -

    Beperkingen aan het assortiment alcoholhoudende dranken.

  • -

    Beleid ter promotie van alcoholvrije dranken.

  • -

    Voorschriften over de prijsverhouding tussen alcoholhoudende en alcoholvrije dranken.

7. De aanpak

De Drank- en Horecawet spreekt over het verbinden van voorschriften of beperkingen aan een vergunning, die gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden nodig zijn ter voorkoming van mededinging door het verstrekken van sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank, die uit het oogpunt van ordelijk en economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd.

Het gemeentelijk beleid waarbij de toetsing van plaatselijke of regionale omstandigheden plaatsvindt ziet er in de praktijk als volgt uit:

Vergunningverlening ingevolge de Drank en Horecawet

Aan de hand van een inventarisatie wordt in beeld gebracht welke instellingen en reguliere horecabedrijven in onze gemeente vergunningplichtig zijn.

Gecontroleerd wordt of alle inrichtingen in het bezit zijn van de vereiste vergunning.

Daarna wordt gekeken welke aanvullende voorwaarden of beperkingen aan de bestaande vergunningen moeten worden verbonden en in welke soort bedrijven sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank mag worden geschonken.

Subsidiëring

Burgemeester en wethouders zullen bij het toekennen van subsidies aan niet-commerciële instellingen erop letten dat de toe te kennen subsidie betrekking heeft op activiteiten in overeenstemming met hun doelstellingen.

Wanneer een instelling feitelijk wordt geëxploiteerd als een volwaardig horecabedrijf zal geen sprake kunnen zijn van subsidiëring van dergelijke niet-commerciële instellingen door de gemeente.

Privaatrechtelijke regelingen

De gemeente zorgt - als eigenaresse van accommodaties - ervoor dat niet-wenselijke mededinging wordt voorkomen of beperkt door in erfpachtcontracten en/of (ver)huurovereenkomsten bepalingen op te nemen die ongewenste mededinging tegengaan.

Deze privaatrechtelijke afspraken mogen overigens de bepalingen van de Drank- en Horecawet niet doorkruisen, omdat de publiekrechtelijke regeling bescherming biedt aan met name de horeca- ondernemers.

Overleg en informatie

De overige mogelijkheden om ongewenste mededinging tegen te gaan zijn:

  • ·

    Periodieke informatie-uitwisseling met alle instellingen over het verschijnsel oneerlijke mededinging.

  • ·

    Het maken van afspraken met alle instellingen om de wettelijke bepalingen te handhaven met betrekking tot de voorschriften verbonden aan drank- en horecavergunningen.

  • ·

    Het bespreken van klachten over en waarnemingen van het verschijnsel oneerlijke mededinging in periodiek overleg met de niet-commerciële instellingen en het bestuur van de plaatselijke afdeling van de georganiseerde horecabedrijven.

     

    • 8.

      Stappenplan

Het aanbod van horecagelegenheden in de gemeente Leeuwarden is gevarieerd.

De gemeente kent in verhouding relatief veel niet-commerciële instellingen, waarvan de gevestigde cafés, restaurants en zalencentra oneerlijke concurrentie kunnen ondervinden.

Op basis van het beginsel van gelijke behandeling in gelijke gevallen worden voortaan in alle nieuwe vergunningen voor niet-commerciële horecagelegenheden eenduidige voorschriften opgenomen om het schenken van alcoholhoudende drank tegen te gaan, wanneer dit uit een oogpunt van ordelijk en economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd.

Stap 1

De gemeente maakt een lijst van alle in het kader van de Drank- en Horecawet vergunningplichtige (niet-)commerciële inrichtingen.

Deze lijst maakt onderscheid naar commerciële (reguliere) horecabedrijven en rechtspersonen die blijkens hun doelstelling zijn gericht op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

Stap 2

In samenspraak met het bestuur van de plaatselijke afdelingen van de georganiseerde horecabedrijven bepalen burgemeester en wethouders de omvang, de mate en de ernst van de onwenselijk geachte mededinging door niet-commerciële instellingen.

Stap 3

Gehoord de zienswijze van de belanghebbende partijen stellen burgemeester en wethouders prioriteiten voor de gevallen waarin het noodzakelijk is nadere voorschriften of beperkingen aan bestaande vergunningen te verbinden.

Stap 4

Rekening houdend met de gestelde prioriteiten motiveren burgemeester en wethouders in het individuele geval welke nadere voorschriften of beperkingen aan de geldende vergunning dienen te worden gesteld.

Stap 5

Burgemeester en wethouders bereiden in het individuele geval een voorgenomen bestuursrechtelijk besluit voor tot wijziging en/of handhaving van de vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet.

Via een (openbare) kennisgeving, dan wel de toezending van het ontwerpbesluit, stellen burgemeester en wethouders (derde-)belanghebbenden – tijdig – op de hoogte van de voorgenomen wijzigingen.

 

9.O verleg met de niet-commerciële instellingen

Bestaande vergunningen waarover de niet-commerciële instellingen beschikken, worden opnieuw beoordeeld. Daarbij kan prioriteit worden gegeven aan bepaalde sectoren, bijvoorbeeld sportkantines.

Herziening vindt plaats omdat zich in het relevante tijdvak wijzigingen hebben voorgedaan op de plaatselijke of regionale horecamarkt.

Gezien de gevolgen voor niet-commerciële instellingen worden zij in staat gesteld hun zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van de beleidswijziging die in deze notitie is vastgelegd, voordat met de uitvoering een begin wordt gemaakt.

 

10.H andhaving van de aanpak

Op basis van de Drank – en Horecawet begint de naleving van de wet bij de alcoholverstrekkers zelf en dus bij de exploitant en de leidinggevenden in een niet-commerciële instelling. Zij moeten toezien op een goed beheer van hun inrichting en een verantwoorde alcoholverstrekking.

Indien blijkt dat (sommige alcoholverstrekkers) niet bereid zijn de wet na te leven, zullen andere instanties inzet moeten plegen om de Drank- en Horecawet te handhaven.

In de Drank- en Horecawet wordt alleen de Keuringsdienst van Waren expliciet als toezichthoudende instantie genoemd.

Voor de dagelijkse praktijk zijn de controleurs van de Keuringsdienst van Waren belangrijke toezichthouders. Deze functionarissen controleren de vergunningplichtige en de niet-vergunningplichtige bedrijven, alsmede de bedrijven waar een verkoopverbod voor alcohol voor geld (o.a. benzinepomphouders). Ook de niet-commerciële instellingen worden door deze toezichthouders gecontroleerd.

De Keuringsdienst van Waren heeft een gratis meldpunt waar klachten over de naleving van de Drank- en Horecawet (telefoon 0800-0488) door een ieder kunnen worden gemeld.

Politieambtenaren kunnen niet zonder meer worden aangemerkt als toezichthouders in openbare inrichtingen waar de horeca-inrichtingen onder vallen. De primaire verantwoordelijkheid van de politie is gericht op het handhaven van de openbare orde en de opsporing van strafbare feiten. Het toezicht in het horeca-uitgaansgebied behoort in feite tot deze primaire verantwoordelijkheid van de politie.

De niet-commerciële instellingen hebben op dit moment de vereiste horeca-exploitatievergunningen.

Op basis van het stappenplan kan na inventarisatie worden vastgesteld of specifieke beleidsregels voor met name de niet-commerciële inrichtingen noodzakelijk zijn en of aanpassing van de in de horeca-exploitatievergunning opgenomen voorwaarden noodzakelijk is.