Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schinnen

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchinnen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit Maatschappelijke Ondersteuning 2012
CiteertitelBesluit Maatschappelijke Ondersteuning Schinnen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-11-201201-10-201201-07-2016Nieuwe Regeling

09-10-2012

Goed Nieuws 21 november 2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2012

Gemeente Schinnen

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2012

Behorende bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2012 Gemeente Schinnen

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Algemene Bepalingen

Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Schinnen of de Algemene Wet Bestuursrecht.

Artikel 2. Begripsbepalingen

In dit Besluit Nadere Regelen wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Schinnen.

  • b.

    Aanvrager: de persoon die een aanvraag indient voor een individuele voorziening op grond van de verordening en voor wie de gevraagde voorziening is bedoeld dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Schinnen.

  • d.

    Wet: wet maatschappelijke ondersteuning.

  • e.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een snelle beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

  • f.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • g.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

  • h.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de ondersteuningsbehoevende een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en welk kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsbehoevende.

  • i.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsbehoevende.

  • j.

    Eigen bijdrage: een bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de rechthebbende komende financiële bijdrage, waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing is.

  • k.

    Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

  • l.

    Gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt.

  • m.

    Normbedrag: een forfaitair of gemaximeerde vergoeding.

  • n.

    Gehuwden: gehuwd zijn voor de burgerlijke stand, een geregistreerd partnerschap of samenwonend met een fiscaal partnerschap.

  • o.

    Budgethouder: een ondersteuningsbehoevende aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend, dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger, en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • p.

    Collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer: Omnibuzz\Regiotaxi.

  • q.

    Budgetperiode: de periode waarvoor een persoonsgebonden budget is toegekend.

  • r.

    Hulp bij het huishouden basis alleen schoonmaakwerkzaamheden.

  • s.

    Hulp bij het huishouden plus: schoonmaakwerkzaamheden en ondersteuning in de organisatie van de huishouding.

  • t.

    Alfahulp: een thuiszorgaanbieder die, op grond van de regeling “Dienstverlening aan huis”, een arbeidsverhouding heeft met de verzorgingsbehoevende als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE REGELS OVER HET VERSTREKKEN IN NATURA EN ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 3. Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      Op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      Betrokkene in een schuldhulpverleningstraject zit, waaronder tevens begrepen een schuld-sanering op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

    • c.

      Indien de verwachting is dat een voorziening noodzakelijk is voor een periode die korter is dan de economische levensduur dan wel de verwachte noodzakelijke duur van de voorziening kan het college besluiten deze voorziening enkel in natura te verstrekken.

    • d.

      Indien de verwachting is dat een voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden noodzakelijk is voor een periode korter dan 3 maanden.

  • 3.

    Verstrekking van een voorziening, zowel als voorziening in natura dan wel als persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming, is niet mogelijk indien een voorziening als algemeen gebruikelijk is aan te merken.

    In het algemeen kan worden gesteld dat iets algemeen gebruikelijk is indien het voldoet aan de volgende vier voorwaarden:

    • o

      Het aan te schaffen object kan voor een niet-gehandicapte in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend.

    • o

      Het is gewoon te koop.

    • o

      Het is niet duurder dan soortgelijke producten.

    • o

      Het is niet speciaal voor gehandicapten

  • 4.

    De onderstaande voorzieningen worden in ieder geval door het college vastgesteld als algemeen gebruikelijke voorzieningen:

    • o

      Vervoer:

      • a.

        Fiets (standaardfiets, fiets met verlaagde instap, fiets met trapondersteuning/hulpmotor)

      • b.

        Tandem (standaardtandem, tandem met trapondersteuning/hulpmotor, tandem met verlaagde instap).

      • c.

        Bromfiets (ook bromfiets in speciale uitvoering).

      • d.

        Auto-aanpassingen (automatische transmissie; stuurbekrachtiging; elektrisch bedienbare ramen; warmtewerend glas; airco). Specifieke aanpassingen zoals op de persoon bediening worden wel vergoed.

      • e.

        Een standaard buggy voor kinderen tot de leeftijd van 4 jaar. Bij een aangepaste buggy zijn de meerkosten van de aanpassingen t.o.v. de standaardbuggy niet algemeen gebruikelijk.

    • o

      Woonvoorzieningen:

      • f.

        Centrale verwarming.

      • g.

        Eerste Douche (waaronder ook vervanging van een lavet door een douche; eerste aanleg van een douche). Een eerste douche wordt geacht in de woning aanwezig te zijn.

      • h.

        Standaard beugels (30 en 60 cm) bij toilet en douche.

      • i.

        Kranen (eenhendelkranen, thermostatische kranen en kranen met temperatuurbegrenzer).

      • j.

        Kookplaat (Keramische en inductiekookplaat)

      • k.

        Douchekop op glijstang

      • l.

        Toilet (hangend toilet, vast verhoogd toilet)

      • m.

        Condensdroger

      • n.

        Verhuiskosten bij het voor het eerst zelfstandig gaan wonen

    • o

      Rolstoelen/scootmobielen:

      Accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn ter compensatie van de beperkingen van de ondersteunings-behoevende, maar wel als nuttige accessoires aangeboden worden:

      • ·

        Regenpakken, winterbekleding, been/voetenzak.

      • ·

        Rolstoelhandschoenen.

      • ·

        Accessoires als asbak, bandenpomp, bagagetas, rolstoelovertrek en spaakbeschermers.

Artikel 4. Verantwoording en controle

  • 1.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget bij de hulp bij het huishouden door de budgethouder aan het college vindt plaats via een door het college vastgesteld protocol verantwoording PGB hulp bij het huishouden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individueel hulpmiddel dient de klant binnen 3 maanden na verstrekking een originele nota te overleggen.

  • 3.

    De aanvrager mag niet overgaan tot verkoop of verpanding van de voorziening.

  • 4.

    Het deel van het toegekende persoonsgebonden budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde dienst of voorziening, wordt niet uitgekeerd, wordt verrekend of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

HOOFDSTUK 3 EIGEN BIJDRAGEN

Artikel 5. Opleggen eigen bijdragen

  • 1.

    De eigen bijdrage wordt opgelegd bij de voorziening als genoemd in de Verordening Hierbij geldt dat ten aanzien van de verstrekking van een rolstoel, op grond van de Wet, geen eigen bijdrage mag worden gevraagd.

  • 2.

    De te betalen eigen bijdrage zal worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK)

  • 3.

    De opgelegde eigen bijdrage voor woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen wordt geïnd gedurende 39 perioden van 4 weken.

  • 4.

    De opgelegde eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden zal worden geïnd gedurende de gehele periode dat de voorziening wordt geleverd.

Artikel 6. Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1.

    De te betalen eigen bijdrage zal worden vastgesteld en geïnd door Centraal Administratie Kantoor (CAK) gevestigd in Den Haag, zoals is bepaald in het Bijdragebesluit Zorg in artikel 16a lid 4 onder b. Conform artikel lid 4 lid 1 onder 3 van de Algemene Maatregel van bestuur (gepubliceerd Staatsblad 450 van 2 oktober 2006) wordt de opgelegde eigen bijdrage geïnd gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken. Deze bijdrage wordt jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

HOOFDSTUK 4 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 7. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1.

    Als persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat afhankelijk is van het aantal uren per week waarvoor de aanvrager is geïndiceerd.

  • 2.

    De bedragen die (bruto) per uur betaald worden zijn:

    Hulp bij het huishouden basis

    € 15,49 per uur

    Hulp bij het huishouden plus

    € 17,73 per uur

    Hulp bij het huishouden bij inzet alphahulp

    € 15,49 per uur

Artikel 8. Maximale looptijd bij hulp bij het huishouden

  • a.

    De door het college ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening kan worden verstrekt voor een periode van maximaal 5 jaar of zoveel eerder als het college daartoe aanleiding ziet, waarna het college een herindicatie zal doen plaatsvinden.

  • b.

    De ondersteuningsbehoevende zal hiertoe een aanvraag doen bij het WMO-loket.

HOOFDSTUK 5 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 9. Kostensoorten woningaanpassingen

Bij het vaststellen van de hoogte van persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

  • 1

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.

  • 2

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.

  • 3

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 procent van de aanneemsom. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

  • 5

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

  • 6

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

  • 7

    Renteverlies en/of rentekosten, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

  • 8

    De prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd op hetgeen gesteld is in artikel 22 van de verordening.

  • 9

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • 10

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • 11

    De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

  • 12

    De aantoonbare administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de aanvrager tot 10 procent van de aanneemsom met een maximum van € 340,34.

Artikel 10. Hoogte van de financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag van de aanvaarde aanpassingskosten eventueel verhoogd met een bedrag voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van een woning in eigendom of eigenaar van de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in lid 1 wordt bij standaardaanpassingen de hoogte van het Persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassingen door het college vastgesteld aan de hand van een genormeerde lijst van prijzen van woningaanpassingen (bijlage 2 Overeenkomst woningbouwcorporaties en de gemeente Schinnen, september 2010)

  • 4.

    Het bedrag voor de vergoeding verhuis- en herinrichting bedraagt € 2.270.

Artikel 11. Kosten van tijdelijke huisvesting

  • 1.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag.

  • 2.

    De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.

Artikel 12. Kosten van huurderving

  • 1.

    Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.000,00 dan wel indien er in de betreffende woonruimte een traplift is geplaatst.

  • 3.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het vorige lid, wordt berekend op basis van de huur van de woonruimte die aan de laatste bewoner in rekening is gebracht.

  • 4.

    De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.

  • 5.

    Bij de berekening van de huur zoals bedoeld in lid 2, wordt uitgegaan van de huur die aan de laatste bewoner in rekening is gebracht, vermeerderd met de jaarlijkse huuraanpassing op 1 juli indien 1 juli valt in de periode van leegstand.

Artikel 13. Niet toepassen primaat verhuizing

Het primaat van de verhuizing blijft in ieder geval buiten toepassing indien:

  • a.

    Er niet binnen een tijdsbestek van twaalf maanden een woning beschikbaar komt waar naartoe kan worden verhuisd;

  • b.

    De huur van de woning waar naartoe kan worden verhuisd niet valt binnen de grenzen van de Wet op de huurtoeslag;

  • c.

    De kosten van woningaanpassing van de door de aanvrager bewoonde woning minder bedragen dan 125% van de kosten van verhuizing, noodzakelijke herinrichting en eventuele aanvullende woningaanpassingen;

  • d.

    Er een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieve psychische en/of sociale redenen;

Artikel 14. Maximaal aanpassingsbedrag voor bezoekbaar maken woning

De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde het hoofdverblijf, bedraagt maximaal € 4.538,--.

Artikel 15. Minimumbedrag woonvoorziening waarbij terugbetalingsverplichting

De woningeigenaar is, bij verkoop binnen 7 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden, verplicht tot terugbetaling van de woonvoorziening verminderd met de afschrijving, indien de kosten van die voorziening een bedrag van € 10.000,00 te boven gaat. Hierbij wordt gedurende 7 jaar onderstaand afschrijvingsschema toegepast:

1e jaar

afschrijving 25%

totale afschrijving 25%

2e jaar

afschrijving 20%

totale afschrijving 45%

3e jaar

afschrijving 15%

totale afschrijving 60%

4e jaar

afschrijving 10%

totale afschrijving 70%

5e jaar

afschrijving 10%

totale afschrijving 80%

6e jaar

afschrijving 10%

totale afschrijving 90%.

7e jaar

afschrijving 10%

totale afschrijving 100%

Artikel 16. Hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget bij een woonvoorziening in verband met luchtweg allergieën/CARA

  • 1.

    Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 10 van de Verordening, wordt de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woningsanering vastgesteld op basis van de volgende maximum normbedragen:

     

    Prijs (incl. BTW)

    Per eenheid

    Vloerbedekking vinyl

    € 41,70

    Meter (4 meter breed)

    Jaloezieën

    € 15,26

    Meter (1,75 meter hoog)

  • 2.

    De genoemde normbedragen worden bepaald op:

    • o

      100% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening tot 2 jaar

    • o

      75% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 2-4 jaar

    • o

      50% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 4-6 jaar

    • o

      25% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 6-8 jaar

    • o

      0% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 8 jaar of ouder.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 10 van de Verordening komt enkel de slaapkamer in de huidige woonsituatie van de persoon voor sanering in aanmerking.

HOOFDSTUK 6 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 17. Wijze van verstrekking

  • 1.

    Een voorziening, zijnde een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, wordt uitsluitend in natura verstrekt.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopste adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over 5 jaar.

Artikel 18. Hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor

    • ·

      Het gebruik van een (eigen) auto/taxi bedraagt € 650,00.

    • ·

      Het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 975.

  • 2.

    Op de bedragen genoemd in lid 1 wordt een korting van 25% toegepast indien aan de partner van de gehandicapte eveneens een vergoeding als bedoeld in lid 1 is toegekend.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder a geldt dat de hoogte van het persoonsgebonden budget voor het gebruik van een bruikleenauto, die is verstrekt op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) of Wet werken en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) gelijk is aan de bedragen die hiervoor jaarlijks door het UWV worden vastgesteld.

Artikel 19. Inleverpremie scootmobielen bij niet gebruik

    • a.

      Een ondersteuningsbehoevende kan op diens verzoek in aanmerking komen voor een forfaitaire vergoeding indien hij spontaan en vrijwillig de aan hem door de gemeente toegekende scootmobiel inlevert bij de gemeente.

    • b.

      De onder lid a bedoelde forfaitaire vergoeding bedraagt € 100,00 per toegekende aanvraag.

    • c.

      Een aanvraag voor de in lid a genoemde forfaitaire vergoeding wordt onmiddellijk na positieve gemeentelijke besluitvorming uitbetaald aan de ondersteuningsbehoevende aan wie de scootmobiel was toegekend.

    • d.

      De ondersteuningesbehoevende die aanspraak wil maken op de onder lid a genoemde forfaitaire vergoeding dient in het bezit te zijn van een WMO indicatie voor een scootmobiel met een geldigheid van tenminste 12 maanden vanaf de datum van aanvraag.

    • e.

      De onder lid a genoemde forfaitaire vergoeding wordt niet uitgekeerd:

      • 1.

        In geval van overlijden van de ondersteuningsbehoevende aan wie De scootmobiel is toegekend.

      • 2.

        In geval van verhuizen van de ondersteuningsbehoevende naar een andere gemeente.

      • 3.

        In geval van verhuizen van de ondersteuningsbehoevende naar een erkende AWBZ verpleeginrichting waar de verstrekte scootmobiel niet meer gebruikt kan worden.

      • 4.

        In geval van vervanging van de aan de ondersteuningsbehoevende toegekende scootmobiel door een andere scootmobiel of vervanging door een andere WMO vervoersvoorziening.

      • 5.

        Indien het een aanvraag betreft tot inleveren van een scootmobiel die is aangeschaft via een door de gemeente toegekend persoonsgebonden budget.

      • 6.

        Als reeds eerder een forfaitaire vergoeding, zoals bedoeld in dit artikel, aan de aanvrager is toegekend.

      • 7.

        Als na inspectie door de leverancier blijkt dat de scootmobiel als afgeschreven dient te worden beschouwd dan wel de scootmobiel niet meer in een bruikbare staat verkeerd.

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 20. Rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt als volgt vastgesteld:

  • a.

    De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor een voorziening, worden bepaald als tegenwaarde van de voorziening die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdend met onderhoud en verzekering. Dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld en wordt verhoogd met een bedrag noodzakelijk voor 5 jaar onderhoud en reparatie.

Artikel 21. Sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 3.500,-- (incl. BTW) welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar en kan niet meer bedragen dan de kosten van een sportrolstoel.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 22. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Schinnen geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Artikel 23. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit Nadere Regelen Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Schinnen 2010.

Artikel 24. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald: Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Schinnen.